zondag 27 november 2016

Tijd (2); denkraam

Was er een tijd waarin wij als kinderen tijd hadden? Die vraag houdt me sinds de voorgaande blog bezig. Toen was er - denk ik - geen enkele reden om bij die kwestie stil te staan. Hanteerde vader al een agenda? Ongetwijfeld, want voor zijn werk en ook privé had hij veel afspraken. Moeder hield dagelijks een kasboek bij. Zo ordende zij de dagen.

Mijn kalender was die van het kerkelijk jaar.  Kerst, carnaval, vasten, Pasen, Pinksteren en zo verder tot het weer 25 december was. Na 1964 gingen we een ander stramien volgen.

Tijd was een begrip waarin ik niet dacht. Het bepaalde niet mijn 'denkraam', om met Kwetal (uit Ollie B. Bommel) te spreken. Uiteraard was er het besef dat dingen op een bepaald uur begonnen en dat het gewoon was om op tijd op school, dan wel aan tafel of in de kerk te verschijnen. Tijd als luxe-artikel? Geen flauw idee. 

Voor me ligt een foto waarop ik met Leo aan het timmeren ben. Hij woonde twee huizen verderop en in die tijd waren we vriendjes. Zo te zien is het lente: de prunus staat in bloei. In de nog jonge tuin achter Rembrandtstraat 36 is het afschermende groen nog mager. Leo draagt een jasje, ik een overall. 

'Stil de tijd', schrijft Joke J. Hermans. Ze zet in haar gelijknamige boek de kunstmatige kloktijd die de agenda regeert naast de beleefde tijd. Die tweede soort, ouder dan de eerste, slokt ons op tijdens momenten dat we ons laten meenemen door wat ons boeit. 'Is het al zo laat?' 

Misschien bewoog ons leven zich in de ruimte van wat Hermans de 'beleefde tijd' noemt. De 'vrije tijd', die niet alleen qua spelling afwijkt van wat we later zijn gaan afpalen als 'vrijetijd'. 

Was er een tijd waarin kinderen de tijd hadden? Beginvraag plus foto uit de voorgaande blog kwam ik tegen op Facebook. Mijn antwoord is een voorzichtig 'ja'. In het vermoeden dat het de 'beleefde tijd' betreft. Waarvan je opeens kunt zeggen: 'Ik ben tijd en uur helemaal vergeten'. Om daarna snel naar huis te rolschaatsen.

Hermans vraagt in haar ‘pleidooi voor een langzame toekomst’ om in ons leven naar een balans te zoeken tussen de twee tijdssoorten. Inmiddels zijn we - grote mensen - gaan ervaren dat dit moeilijk is. We geven voorrang aan de opdeling in 24 uren. Om vervolgens in grote letters het verlangen naar de tijd die ons de omringende wereld doet vergeten, vorm te geven als teken aan de wand. Zoals op die Spaanstalige foto. 'Gekken en dwazen schrijven hun namen op muren en glazen'.

vrijdag 18 november 2016

Tijd (1); step

'Er was een tijd waarin de kinderen nog tijd hadden'. De grap zit 'm uiteraard in het woord 'tijd', 'tiempo'. Poëzie op een muur, een kleuter achter een bal. Een Facebookpagina uit het later gecreëerde paradijs.

Lang hoefde ik niet naar die ene foto te zoeken: de kleine Harry op de step. In de Rembrandtstraat. Autoloze zomers met louter zonneschijn waarin op zaterdag Driek met paard-en-kar langskwam. Terwijl de groenteboer zijn spullen verkocht, maakte zijn vosbruine ruin een plas in de goot. Wij stonden te kijken en verbaasden ons elke keer weer opnieuw over de hoeveelheid urine. Dat kregen wij in een week nog niet voor elkaar. 

Hadden wij tijd in die tijd? Ongetwijfeld. Alleen wisten we dat toen niet. Ook het leven in de Rembrandtstraat was druk voor  een vijfjarige. Zes dagen in de week naar school. Nou ja, zaterdag tot 12.00 uur. We liepen zelf naar de Nemiusstraat: twee keer op een dag vice versa. In de middagpauze van twee uur, werd er thuis warm gegeten. Dat kostte zeker een uur. Vader fietste daarna weer terug naar zijn werk op de bovenste verdieping van de V&D. Van de 'nieuwe', die later de 'oude' V&D ging heten. 

Dat we toen tijd gehad zouden hebben, is een projectie vanuit het heden. Vandaag de dag blijkt tijd een schaars goed geworden. Tegelijkertijd is herinneringsverfraaiing is een bekend verschijnsel.

Ik was altijd bezig: de dagen waren te kort. Stond vroeg op. Ook later op de lagere school, om in de zomer om 6.00 uur al te gaan rolschaatsen. En in de vijfde klas ging ik rond die tijd met kameraad Peter naar de IJzeren vrouw: op zwemles. Als om 9.00 uur de school begon, hadden we er al een halve dag op zitten. Om 16.00 uur gingen we weer verder, het liefst buiten.
Dan de avonden. In die tijd was ik bij drie 'dingen': het jongenskoor, de postzegelclub, op handenarbeid: allemaal binnen de grenzen van de parochie. In de zesde kwam de Artistieke Schuit, helemaal in de Orthenstraat. Ook daar liepen we zelf naar toe. En om 21.00 uur weer thuis was het een lange dag geweest. 'Was het leuk?', gevolgd door een kop thee en lezen op bed.

Of we tijd hadden? We hadden zekerheid. 40 jongens in klas vijf,
waarvan alle ouders gewoon bij elkaar bleven. De Tweede Wereldoorlog zat mee aan tafel en die strijd hadden we dankzij Amerika gewonnen. Rusland was de vijand achter een ver IJzeren Gordijn. Een godvruchtig leven op aarde betekende later een stoel in de hemel. De dag voor kerst kwam vader thuis met de boom; moeder had de balkenbrij dan al met bloem bestrooid. 

We hadden geen tijd, we waren bezig. Voortdurend bezig. Behalve achter de hengel: dan hadden we tijd. Wachten tot de vis beet. Terwijl onze gedachten boven de wielen langs de Hervense Dijk ronddwaalden: tijdloos.

zaterdag 12 november 2016

Oeteldonk (62); naokwèkke

Bende al thuis?
Dè ziede
Hoeveulste bende gullie dan geworre?
Daor gaoget mijn nie om
Neeje, dè duget niemand ...
Èrreges is de veertig, geleuf ik

Ge had meer verwacht!
Wè lidde toch te zeure
Ik tôôn intresse ...
't is mar 'n spèlleke
En de jury?
Dè witte nooit

Vuulde-n-'t goed aan?
Docht 't wel
Hadde-n-'n klik mee oew pebliek?
Nouw is't wel zat!

Ge had hôger wille komme
Beginde nouw weer?

Ik ken oe ...
Denkte
… haantje-de-veurste ..
Nouw nouw
... beter ...
Ja hoor
... dan dègge oeweige kent!
Glazen bol
Gij wilt winne!!!
Waor wor ik toch zô muug van?

Serieus: wis't 's eerlijk
Oké: plèk 39 waar ok goed gewist 
Top-11
39 zeg ik oe
Op de kwèk-cd!!!
Wènne klèts

Gaode nao d'n bik nog t'rug naor diejen tènt?
Waorveur?
Veur de finale om negene
Blèf lèkker thuis
Nie meer deur dieje kou
Petoffeltjes
Wijntje
Wè te knabbele ...
Ge bent toch wel m'nne grôten held
Merci jong

Wè doede bij de vollegende kwèk anders?
Wèlke kwèk?

dinsdag 8 november 2016

Oeteldonk (61); zinnewèchtig

Bende nie zinnewèchtig?
Waorveur?
Veur oew optreje?
'kwitnie ...
Wè vuulde?
Niks, mevrouw d'n dokter!
'kstaoi veuraan
'kheb liever dègge ewegblèft
Hedde teminste één fan
Mens ...
Één groepie
Ge kunt me ...
'kwit 't: d'n bout hachele

'khad oe niks moete vertelle
Gij en geheime ...
En had nooit mee moete doen
Ge kikt op applaus 
Nie in diejen tènt toch
Ge kunt 't!!!
Bende nouw ok nog personal coach?
As gij dè gère het
Gao toch fietse gij

Kende't van buite?
Zelfs achtersteveure
Komt er 'Oeteldonk' in veur?
Ach kere allenig al in't refrein
'Gij bent m'n alles'?
Dèrde couplèt
'Allenig mee jouw'?
Openingszin
'Drie daoge op sjouw'?
'Drie daoge mee jouw'
Ok goed

Wè denkte?
Nouw hangt alles nog af van oew performance
M'n wè?
Hoe dègge't brengt
IJzersterk
Leg uit

Ik gaoi as Jeroen Bosch
Bende mooi 'n jaor te laot
Keigoed refrein
???
'Eindelijk ma'k vamm’nne sokkel ... '
...
'Op sjouw mee m'n eige mokkel'

Zelf bedocht?
Vaneiges.

zondag 6 november 2016

Migratie

Met opa's opa Wout van den Bersselaar kwam onze tak van Gemonde naar Den Bosch. Daar trouwde hij 4 mei 1850 met Mieke van Thiel. Waltherus was toen 44 en zij 33. Anna Maria kwam uit Empel en Gewande; ook 'van buiten'. Wout werkte volgens mijn opa als timmerman - een beroep dat nog wat generaties in de familie bleef - en hij woonde bij zijn werkplaats in een steegje in de Vughterstraat: Achter den Engel. Het late huwelijk leverde een kind op: Driek van den Berselaar (met 'rs' dus) de vader van mijn opa Driek. Overigens mocht mijn vader gewoon Harrie heten. 

Wout was dus een Bosschenaar met een migratieachtergrond. Zijn vrouw ook, als je voor beiden de geografische schaal Indikt. Import dus. Ze zullen beslist de klanken van hun thuishaal lang bij zich gedragen hebben.

Opa ging met zijn vader nog op familiebezoek in Gemonde. Vooral in kermistijd en daarover vertelde hij ons - zijn kleinkinderen - spannende verhalen. Voor onze generatie kreeg dat dorp een aangename klank: ons stamland. Inmiddels beschouw ik me als een inwoner van de stad, eentje dus met een Bossche achtergrond. Na vier generaties van hier geboren Van den Berselaars moet dat wel kunnen.

Dan heb ik natuurlijk ook nog moeders kant om rekening mee te houden. Hoe Bosch ben ik van die zijde? In haar voorgeslacht zitten de nodige migranten die van veel verder dan Gemonde kwamen. Zo staan in moeders stamboom rond 1850 - het jaar waarin de eerdergenoemde Wout en Mieke in Den Bosch trouwden - genoteerd: Anna Mackay (met Schotse roots), Johan Dumernit (de latere Doomerniks, met wortels in Duitsland) en Kaat Löw uit Weiler-la -Tour, Luxemburg). Die Catharina trouwde met oma's opa Jacobus Lambooy die de slag bij Waterloo won. Over hem schreef ik onlangs de column en blog 'Puntjes'.

Een aantal neefjes en nichtjes - kinderen van mijn vier zussen - is in het buitenland geboren, uit Brabantse ouders. Zijn zij, voor zover ze weer hier wonen, ook 'Nederlanders met een migratieachtergrond'? Ongetwijfeld.

En zo puzzelt ons land lekker verder op deze regenachtige herfstmiddag: we hebben er sinds kort een nieuw gezelschapsspel bij.