dinsdag 31 maart 2020

Babyboomcarnavalsbende

Deze tekst verscheen als column in de rubriek ' Onder de Boschboom' op 19 februari in De Bossche OmroepI

Wij babyboomers hebben het de laatste jaren wel gevreten, nondeju. Te lang de kachel op kolen gestookt, vervolgens op aardolie en nu op gas. Bovendien drinken we te veel. ‘We vormen de generatie die gewend is te drinken’, zei nota bene een leeftijdsgenoot twee jaar terug namens de Ouderenbond. Sindsdien lijkt een alcoholpauze tijdens de Vastentijd populair onder de ‘boomers’ met drinkschaamte.

Tijdens de carnaval na genoemde judasuitspraak kwam ik de zoon van een kennis tegen. ‘Nu mag het nog’, zei hij, terwijl hij me een glas bier overhandigde. ‘Aswoensdag begint jullie drooglegging’.
Onze drooglegging? Ik keek hem wat daas aan, hoewel dit pas mijn derde biertje die ochtend zou worden. ‘Ja’, ging hij verder, ‘Goeie actie van de ouderenbond. Gezond ook. De generatie van jou en van pa drukt wel flink op het nationale zorgbudget’.

Ik dacht: ‘Ik zal oe hebbe, vader’. Want wie moest er na het examenfeest zonodig tussenuit? Je kon ‘m op internet volgen via ‘Waar zit ik?’ Nou, hij zat niet: hij lag. Op de witste stranden, met de mooiste meiden die dus ook de noodzaak voelden om zichzelf na 18 jaar lummelen te leren kennen.
Na een jaar lamballen zat hij weer op zijn jongenskamer om te gaan studeren. (Zijn mama: “Het was wel even wennen hoor, na al die vrijheid die we thuis hadden”.) Vervolgens slipte de trein in de late herfst op te natte blaadjes en toen huisden zijn ouders hem met een gehuurde boedelbak over. Afijn, iets buiten schema afgestudeerd, meteen een baan (Zijn papa: “Na zijn stage wilden ze hem zo graag houden”.) Leasebak, leuke partner en serieus denken aan een gezin. Plus huis. Plus studieschuld. Plus hypotheek. Voor dat laatste mocht papa, gepensioneerd babyboomer, wel mooi mee naar de bank. Om garant te staan.
Kijk, dat dan weer wel, jongen. Want je ouders hadden leren sparen. SPAREN. Geld wegzetten voor later, snap je? Want zo zijn wij opgevoed, kerel. Wij, kinderen van de Wederopbouw en de Bestedingsbeperking. Met ouders die de Tweede Wereldoorlog nooit meer kwijt zouden raken. Uitgerekend jij gaat mij vertellen dat wij op het zorgbudget drukken ....

Ik keek ‘m aan. Wat ik had willen zeggen, stierf op weg naar woorden. Het zou toch niet meer worden dan het zoveelste verhaal uit  – in zijn ogen –  de ‘prehistorie’, waarmee ik alleen mezelf zou bereiken. Zwijgend nam ik zijn glas aan om na een kleine stilte te zeggen: ‘Merci. Daar drinken we dan op. Doe je ouders mijn hartelijke groeten. Ik bel je pa binnenkort voor een goed glas trappist. Bedankt voor de pils. Proost’.

Die trappist met zijn pa kwam na de Pasen; vanwege onze 40-daagse drooglegging dus. En dit jaar?

Harry van den Berselaar



maandag 30 maart 2020

Mojácar-Den Bosch (9); ‘de neo-aso’


Zondag 22 maart. Bij thuiskomst gisteren stond er een vaas met rode rozen op tafel. Een attentie van een zus van mijn vrouw. Ze heeft afgelopen maanden ‘zo lang’ hier gewoond; haar verblijf in Nederland zal ongetwijfeld verlengd worden nu uitreizen naar haar man in Frankrijk op dit moment onmogelijk lijkt.
Later zette ze ook nog een heerlijke maaltijd op tafel. Vanaf zondag ben ik weer aan de beurt in de keuken. Ben benieuwd hoe het ‘nieuwe boodschappen doen’ zal zijn.

Afgelopen week ben ik niet aan hardlopen toegekomen, mocht daarvoor al de tijd zijn geweest. En in het ‘gesloten’ Frankrijk ontbrak de uitdaging. Dus ga ik zondagmorgen om 9.30 uur na de warming up thuis, op pad richting de Vughterhei. Het is nog fris, de zon schijnt, prima weer voor de eerste 10 km in Nederland dit jaar. 

De afgelopen winter koos ik - in de uithoek van Andalusië waar wij verbleven - twee keer in de week voor het traject Vera Natura - Mojácar Playa. Dit liep over het strand tot de haven van Garrucha, om daarna weer over het zand, smalle paadjes en wandelstroken verder te gaan. Pas dicht ‘bij huis’ kwam ik op de harde weg. Een prachttraject. Ook omdat ik - het korte stuk lands de boulevard - praktisch niemand tegenkwam.

Vanmorgen 'écht dicht bij huis' had ik een andere ervaring: het was druk. Na afloop reageerde ik als volgt op de app van een vriendin die daarin de hoop had uitgesproken dat mensen elkaar op afstand zouden houden. 'Beste P., Dat ‘elkaar vermijden’ weet ik nog niet. Ben net terug van hardlopen waarbij ik na enige tijd de Vughterhei ontvlucht ben. Niet voor de ouders met kinderen, niet voor de koppels of anderen die op het oog bij elkaar horen. Die gaan opzij, geven de ruimte. Wel voor de groepjes en roedels mountainbikers en hardlopers die je op zondagmorgen ziet. Ook nu. Dicht op elkaar en wie sport, zal automatisch fluimen en snot kwijt willen.
Dus de straten in. Voorbij fort Isabella gaf een jonge vrouw bootcamp op de hoge spoorbrug. Dat maakt me bezorgd. Arrogant en asociaal gedrag’. 

Later zag ik dat de burgemeester van Rotterdam al een waarschuwing gedaan had: ‘Burgemeester Aboutaleb 'ziet contactverbod in beeld komen'. Collega Halsema sloot zich daarbij aan. 

De uren daarna beweeg ik me verbaasd in en rond het huis: ‘Snappen ze het dan niet?’ Als ik voor in de tuin staat de ‘schoeffelen’, komt er de voor een zonnige zondag gebruikelijke hoeveelheid wandelaars voorbij. Een deel trekt ongetwijfeld door naar de Vughtse Gement, de polder die op dit moment schitterende natte gedeeltes kent. 

Ik ben blij met 'onze' bewegingsvrijheid; volgens berichten van achterblijvers in Spanje en familie in Frankrijk zijn daar de maatregelen sinds ons vertrek daar nog meer aangescherpt. Hoe gaat ons kabinet reageren op de ‘burgerlijke ongehoorzaamheid’ die vooral gemeld wordt vanaf heidevelden, stuifgronden en stranden? 

Die reactie komt op 23 maart. Aan het aanhalen van de teugels gaat een korte verklaring vooraf. Op enig moment klinken uit de ministeriële monden voor ons land ongebruikelijk scherpe overheidsbewoordingen. ‘Afstand houden dient ter bescherming van de kwetsbaren en van uzelf’; ‘Voor de garantie van een goede zorg mag ons medisch systeem niet overbelast raken’; ‘Wie hieraan weigert mee te werken door de adviezen en regels te negeren, plaatst zich buiten de maatschappij en is a-sociaal’.

De neo-aso is benoemd: de corona-aso. Misschien zijn we met z'n allen in de verkeerde film terechtgekomen. Laten we vooral beseffen dat het bestaan van Covid-19 geen sprookje is waarin het gevaarlijke monster net op tijd vermorzeld gaat worden door een dappere prins. We moeten er onszelf voor inspannen.

PS
Is er dan niks opgewekters te vermelden over onze winter in Almería Levante? Over de 'onschuldige' tijd die voorafging aan de hiervoor beschreven terugreis? Welzeker. Dit stuk van Andalusië is in dit seizoen prachtig, vooropgesteld dat je van wandelen en sjouwen houdt in dit geaccidenteerde, ruwe land. Misschien dat ik op een later moment hierover op dit medium de loftrompet steek.






zondag 29 maart 2020

Mojácar-Den Bosch (8); ‘an intelligent lock-down’


Zaterdag 21 maart. We hopen vanmiddag thuis te komen. Als het op de weg rustig blijft, zou dat rond 17.00 uur kunnen zijn. Overigens komen er per app wat onduidelijke berichten binnen over ons buurland België dat aan ons Brabanders momenteel de toegang (b)lijkt te ontzeggen. 

Na een ontbijt zonder en de daaropvolgende (onder dankzegging) ‘afrekening’ met de hoteleigenaar, rijden we door het hek van de tuin naar buiten. De uitbater heeft 14 personen in dienst. Hij moet ze volgens de wet voorlopig doorbetalen. Waarvan? Staatssteun is al toegezegd. ‘Die kom pas over drie maanden’, merkte hij zojuist op. Hij haalde zijn schouders op, lachte berustend, knikte gedag naar mij en ‘enkelde’ vervolgens met mijn vrouw ten afscheid. En wat nu? 
Over de economische en sociale gevolgen van de pandemie wordt nog niet veel gemeld in de media. De eerste zorg is de indamming van de virusverspreiding. Als dat lukt, is het nog niet voorbij.

Het weer is vannacht omgeslagen: bewolkt, harde wind en koud. Langs de weg staan rijen struiken en boompjes vol witte bloesem.
Tegen de tijd dat we Parijs naderen, loopt een mannetjesfazant de weg op. Onder normale omstandigheden zou hij dat uit zijn kop gelaten hebben. Ik heb vier lege rijbanen om de mooie vogel te ontwijken. 
Vervolgens is de Parijse rondweg een fluitje van een cent. Heb het hier nog niet eerder zo kalm gezien. 

We naderen vlak voor Senlis de volgende batterij met toegangspoortjes tot de tolweg. We hebben een ‘tolbadge’ op de binnenkant van de voorruit waardoor de slagboom automatisch omhooggaat. Lekker vlot. Dit keer moeten we achter een paar wachtende auto’s aansluiten. Er blijkt gecontroleerd te worden.
Wanneer wij aan de beurt zijn, vraag een gendarme om onze ID’s en ‘attestations’. Die laatste moeten om mij onduidelijke redenen helemaal opengevouwen buiten het raampje gehouden worden. Waar we vandaan komen en waar we naar toe gaan. ‘Bonne route’, en we kunnen dus weer. 

We naderen de ‘binationale agglomeratie’ Tourcoing, Rijsel, Roubaix, Kortrijk, Moeskroen. Dat Rijsel aan deze kant van de grens Lille heet, is bekend. Dat Tourcoing aan de andere kant Toerkonje genoemd zou worden, is nieuw voor me. Ik herinner me dat we zo’n 50 jaar geleden vanuit omgekeerde richting hier voor het eerst reden. Met vrienden in een Bedfordbusje, op weg naar de Provence. De industrie in dit kolenbekken had geleid tot een grauwe en met weinig interesse neergegooide aaneenschakeling van mijnen, fabrieken, woningen en wegen. Vrolijker werd het er niet op in de decennia van economische malaise daarna. Alle sporen daarvan zijn nog lang niet uitgewist, al gebiedt de eerlijkheid mij te zeggen dat de afgelopen tijd een nieuwe generatie planners en architecten voor een vrolijkere uitstraling zorgt. Ook het wegennet lijkt minder op een potje met pieren.

Inmiddels is duidelijk dat de Brabanders alleen aan de Vlaamse kant tegengehouden worden. Terwijl bij de landsgrens de zon doorkomt, nemen we de eerste afslag in België om iets verderop (goedkoop) te tanken in Rekkem. Dat dan weer wel. Verderop herinnert de versiering op een fly-over er ons nadrukkelijk aan dat we door het land der Belze frieten reizen.
Een uur later passeren we Antwerpen over een zeer rustige Ring. Het is nu niet ver meer tot Noord-Brabant. 

‘De grenst wordt gepasseerd’, zegt de dame van de routeplanner. Alsof we dat zouden missen!!! Nog in het korte stuk voor de splitsing Rotterdam rechtdoor en Breda rechtsaf wordt ons snel duidelijk dat in Nederland veel met personenauto’s op de weg zitten dan eerder in Spanje en Frankrijk samen. We zijn zeer verbaasd. Hoezo ‘Intelligente sluiting’? En afstand houden?

Er wordt flink gefietst, geskatet en gewandeld op de paden parallel aan de snelweg. Het lijkt alsof hier niks aan de hand is. Een wereld van verschil. Heerst hier slechts de banale jaarlijkse griep? Wat doet daar die ploeg motorrijders? Is die afhaalhamburgerhut echt open? Niets is terug te vinden van de beklemming, waakzaamheid en strenge regels die ons de afgelopen week omringden. En ons misschien te bang maakten? Of voert Nederland met ‘the intelligent lock-down’ een slappe aanpak?

Iemand schreef ons voor we uit Spanje vertrokken: ‘Je zult wel zien wat hier veranderd is’. Dat moet ik dan nog tegenkomen. Nu lijkt het een gewone en bovendien zonnige zaterdag in maart. 21 maart, de eerste dag van lente 2020. 

Als we thuis arriveren, staat de bloeiende magnolia in volle glorie bij. Schitterend.

zaterdag 28 maart 2020

Mojácar - Den Bosch; (7) 'Vrai & Bon'


Vrijdag 20 maart. Wat treffen we morgen aan in Brabant? Staat de provincie voor het dramatische scenario dat mijn familie in Bergamo al vele weken langs hoop en vrees voert? Daar zijn gelukkig alle 20 leden van de Lombardische clan nog gezond. Een nichtje - doktersassistente - zit in preventieve quarantaine thuis sinds bij een van haar artsen corona is vastgesteld. Over een paar dagen lijkt ze weer aan het werken te mogen. Ieder houdt de hygiëne scherp in het oog en blijft zoveel mogelijk binnen. Mijn zus van 88 woont sinds kort in een verzorgingshuis voor Alzheimerpatiënten. Misschien een geluk bij een ongeluk voor haar: ze zou door de dreiging van besmetting geobsedeerd zijn geraakt. Nu leeft ze in een andere wereld. Ook het bezoekverbod gaat aan haar voorbij. 

We zetten onze bagage in de auto, nemen zwaaiend afscheid van onze zwager en rijden door het poortgebouw naar buiten. De gendarmes die ‘s morgens bij de eerste rotonde gesignaleerd zijn, blijken zich bij de volgende geposteerd te hebben. Ze controleren het binnenkomend en niet het uitgaand verkeer. 

Twee dorpen verderop tanken we bij Super U. Voor de grootgrutter staat een lange rij die veroorzaakt wordt door en de afstand tussen de wachtenden en het druppelsgewijs binnenlaten van klanten. 

Over de reis van bijna 600 km naar Vierzon valt weinig te zeggen. We hopen vandaag de helft te kunnen doen van het traject Chalabre-Toulouse-Vierzon-Parijs-Lille-Antwerpen-Breda-Den Bosch. Ook zonder routenavigator probleemloos te vinden. Er is nauwelijks particulier verkeer, de cruise-controle staat bijna permanent ingeschakeld, de wegrestaurants zijn gesloten, de toiletten op de ‘aires’ zijn open, de zon schijnt, de besneeuwde Pyreneeën maken plaats voor geploegde akkers, langs de weg een vrolijk makende massa mimosa in volle bloei, lunch uit de koelbox op een bankje, en 23°C bij aankomst in Vierzon. Het gevoel dat ik eerder naar een vriendin omschreef met ‘Alsof er een lijk boven aarde staat, maar ik weet niet welke begrafenis het betreft’, is over. Het contrast blijft. Vakantiejubel spreekt uit het zonnige landschap aan de andere kant van de autoruiten en zodra we uitstappen, gaat als een lichtkrant door mijn hoofd: oppassen!

De eigenaar van Le Chalet de la Fôret ontvangt ons met inachtneming van voldoende tussenruimte én met de nodige humor. En ja, we zijn de enige gasten want de anderen die gereserveerd hadden, kunnen de Spaans-Franse grens niet over.
We krijgen de sleutel van ons chalet dat op loopafstand ligt. Bekend terrein. Nieuw is de ‘catering’. De bar en het populaire restaurant zijn verplicht gesloten. We kunnen onze avondmaaltijd samenstellen door uit (op het oog) weckpotten te kiezen van ‘Vrai & Bon‘.
Om 19.00 uur kunnen we ze ophalen en tot die tijd gaan we - na het wassen van de handen - op het terrasje in de zon zitten frotten op onze mobielekes. Een reeks appjes wacht in gelid op antwoord.

Ik zet nog even de auto waarin nog een deel van de bagage staat, in de buurt van ons tijdelijke adres. Onnodig, vindt de hoteleigenaar, de politie patrouilleert. Ik was even de avondklok vergeten. 

Het is een eeuw geleden dat we uit weckpotten aten. De warme porties paté van konijn, tahin, gekonfijte eend, gemengde groenten, chocolademousse en abrikozen op rum smaken verrukkelijk. De fles huiswijn wordt tot de laatste druppel uitgewrongen. Het lijkt bijna zondig om in deze tijd vol dreiging en dood zo te genieten. Dat moet welhaast een klassieke combinatie zijn.

(wordt vervolgd)







vrijdag 27 maart 2020

Mojácar - Den Bosch (6); zonder alpino

Donderdag 19 maart. Afgelopen maandagmiddag passeerden we de Spaans-Franse grens om vervolgens door te rijden naar familie in Chalabre. Sindsdien zijn in het buurland de maatregelen in het kader van de uitgeroepen noodtoestand verscherpt. Ik hoor dat je als Nederlander Spanje alleen nog per auto mag verlaten met een brief van onze ambassadeur uit Madrid. Dit document kun je zelf (laten) uitprinten. Wie zonder auto gekomen is, heeft het moeilijk bij het vinden van een vliegtuigstoel voor de terugreis. We begrijpen uit de berichten dat enkele Nederlandse achterblijvers betere tijden afwachten.


Ook in gastland Frankrijk worden de teugels aangehaald. Zelfs voor het uitlaten van de hond is een officieel papier nodig. Voor ons maken de elkaar opvolgende maatregelen de vraag pregnanter: blijven of gaan? Mijn vrouw wil na drieënhalve maand gewoon naar huis volgens de kalender die we in november opstelden. Op basis daarvan heeft ze nog voor de huidige reisbeperkingen te voorzien waren, een hotel in Vierzon besproken. Ik stuur daar een mailtje heen met de vraag of Le Chalet de la Fôret nog wel van vrijdag op zaterdag a.s. open is. 

Daarnaast hebben we de vraag of we met onze twee ‘attestations’ op zak onze reis kunnen vervolgen. In elk geval zouden we binnen het Schengengebied nu nog vrije doorgang moeten hebben.

De afgelopen dagen had ik geen enkele twijfel: ik verkoos landelijk Chalabre boven  Brabant, dé Coronaprovincie van Nederland. Nog een maand ‘in den vreemde?’: pas de problème! Bovendien is het hier na een aantal eerdere logeerpartijen niet echt onbekend; pas du tout! Jammer dat de avondklok geldt, want nu kunnen we niet meer na zonsondergang door de mooi verlichte straatjes slenteren.

Als mijn vrouw en ik in het zonovergoten stille dorpje naar de kleine super Huit à 8 gaan, kies ik onderweg toch voor de thuis. Ik heb geen zin om écht opgesloten te komen zitten in het buitenland, ook al heet dat Frankrijk. Ook al kennen we inmiddels (bijna) elke regio van deze enorme lap tussen Tourcoing en Toulouse, ook al spreken we de taal (als het moet met het Occitaanse ‘acceng’ van de streek hier), ook al schijnt de zon, ook al is zijn we bij familie, ook al .... Alle argumenten die de afgelopen tijd debiteerde, komen in ganzenmars kwetterend voorbij. Dus kopen we ook in voor ‘morgen onderweg’. 

Door doodstille zonovergoten straten gaan we terug. Gisteren moest ik rond deze tijd in hetzelfde decor nog even terug naar de bakker. De voorraad was op en er zouden voor sluitingstijd nog even twee stokbroden afgebakken worden. Wat minuten later (‘U heeft uw attest toch bij u?’) liep ik met twee in een papiertje gedraaide warme stokbroden door de Cours Docteur Joseph Raynaud. Een klassiek Frans beeld; alleen de alpino ontbrak nog. Het leek absoluut uitgestorven, alsof nu dan eindelijk de neutronenbom zijn werk had mogen doen. En ik liep daar, als enige overlevende. Zolang ik die baguettes vasthield, was er niks aan de hand. Als een scène uit de absurde wereld in ‘Les vacances de Monsieur Hulot’. 

Met een nieuwe lading takken brengen we in de tuin de nog warme ashoop weer tot leven. Ondertussen bakt mijn zwager een zalmquiche voor de lunch. Het wordt een ‘dejeuner sur l’erbe’, hoewel aan een houten tafel en in correcte zomerkleding. Daarna gaat het fikfestijn gewoon verder. De kruin van de omgewaaide boom over Le Blau is met onder meer een kettingzaag in moten omgezet. De dikke gaan naar de schuur voor de open haard van buurbewoner R. De kleinere gaan deze middag nog in vlammen op. 

Om 18.00 uur is het werk gedaan. Onze zwager heeft ook het tweede deel van de grasmat gemaaid. Het ziet er strak en glanzend uit. Tijd voor douche en aperitief in onze veilige cocon. Vanuit Vierzon blijkt een vriendelijk geformuleerde bevestiging binnen. We gaan morgen dus echt op pad.

Voor het avondeten bereid ik ‘Lissabonse boontjes’, een pittig en stevig gerecht dat een stevige rode wijn goed verdraagt. We klinken op het leven. Op dit moment krijgt die wens een sinistere bijklank. 

donderdag 26 maart 2020

Mojácar - Den Bosch (5); luiken dicht

Woensdag 18 maart: waarom zouden we hier uit het Zuid-Franse Chalabre weg willen? In dit dunbevolkte departement van de Aude zou de de eerste ‘vermoede’ geïnfecteerde zo'n 20 km verderop wonen. En hoewel onze bewegingsvrijheid sinds maandagavond beperkt is, mogen we in elk geval ‘s morgens de natuur in. En boodschappen doen. Voor de rest van de dag zijn er de enorme tuin, het ruisen van de snelstromende en visrijke Le Blau en de inmiddels aangename temperatuur.

Er valt hier voor ons voldoende te doen. Bijvoorbeeld - als de tuin 'af' is - onze zwager helpen bij de uitvoering van het recente renovatieproject in zijn rustieke vleugel van het voormalige klooster. Onze afspraken in Nederland zijn toch tot eind april afgezegd en onze laptop staat boven zo we echt wat willen ‘doen’. We vermaken onszelf en elkaar. 


Onder meer met verhalen. Het zou veel te ver gaan om deze te vergelijken met die uit Giovanni Boccaccio’s Decamerone. De aanleiding tot onze al dan niet serieuze praat past wel bij de ontstaansgeschiedenis van dat beroemde boek uit de 14de eeuw. Wanneer in 1348 Florence geteisterd wordt door de pest, verlaten zeven vrouwen en drie mannen de stad om zich terug te trekken op het veilige platteland. Om de verveling te lijf te gaan, vertellen ze elkaar om beurten een novelle. Dat worden er in tien dagen precies honderd, wat in de titel besloten ligt. Elke literaire inspiratie is ons vreemd. Het drinkt overigens wel lekker weg.

De bewegingsvrijheid die we bij het opstaan nog menen te hebben, wordt die ochtend al snel in een harnas gegoten: wie zich op straat begeeft, moet in het bezit zijn van een officieel papier. Op een zelf uit te printen ‘attestation de déplacement dérogatoire’, die je vanaf nu bij je moet hebben, kruis je de voor jou geldende categorie (ev/mv) aan.

Er zijn nog vijf redenen om het huis te verlaten, waaronder boodschappen doen, sport, beroepsuitoefening. Wij beperken ons vandaag tot de eerste om spullen in te slaan voor het middag- en avondmaal. Nu de lente weer helemaal terug is, lunchen we buiten bij een temperatuur van 20C. In de grote tuin dragen verschillende bomen overdadig bloesem. Zo heerlijk.

Nog voor de lunch gaat de gisteren gemaakte brandstapel in de hens. Heel de middag blijven we ouderwets fikkie stoken. Hier mag dat nog. Kruiwagen na kruiwagen sjouwen we kortgemaakte takken aan. ‘s Avonds stinken we als kolenbranders. Ondertussen kruipt onze zwager op de motormaaier om het gedeelte achter de van de mot geredde buxushaag te kortwieken. Tegen 18.00 uur kijken we tevreden rond: we hebben eer van ons werk. Hoezo naar huis?

Nadat het zweet en de rookstank onder de douche weggewassen zijn, is het tijd voor het aperitief. Vervolgens gaan mijn zwager en ik aan de slag in de keuken. Dat deden we in Nederland ook regelmatig. Koken vinden we leuk. Vervolgens zitten we zonder oog voor de tijd lang aan tafel.

Als we voor het slapen de luiken met het moustache-beslag dicht doen, sluiten we de wereld buiten. 

(wordt vervolgd)



woensdag 25 maart 2020

Mojácar - Den Bosch (4); Perpinyà

Op maandag 16 maart verlaten we na het ontbijt hotel RH Vinaròs Aura. De eerste stop volgt na enkele minuten: tanken, met handschoenen aan. Pinnen met je vingers in die dingen lukt ook. Na afloop de handen toch even reinigen met een vochtig babybillendoekje. Al snel verlaten we de regio Valencia en rijden we Catalonië binnen.

De snelweg is nog rustiger dan gisteren. Veel natter ook, want het giet inmiddels; de eerste regen die wij in lange tijd zien. En meteen fors ook. In deze regio willen we de afslag naar Manresa nemen om vervolgens vlak ‘naast’ Andorra langs een zeer bochtig traject Frankrijk binnen te rijden. Dat deden we in de zomer van 2018 ook (klik hier) Een mooie route door een prachtig gebied; we stappen af van dit plan als we zien hoe snel de bergen westelijk van ons in de grijze wolken verdwijnen. 

Rond Barcelona is het even wat drukker. Een uur later naderen we de grens die we even later zonder controle passeren. We gaan richting Perpinyà, de hoofdstad van het gedroomde Frans-Catalonië. Hier hield onlangs de door de Spaanse justitie gezochte politicus Carles Puigdemont een toespraak tot zijn toegestroomde Catalaanse volgelingen. Iets dat tot een politiek ongemak leidde tussen beide buurlanden. Nu zijn er andere zaken die een verschil opleveren: na de rust op de Spaanse wegen, is het hier meteen druk. Even wennen. Zeker bij het volgen van een door een volslagen idioot bedachte serie afslagen die in de buurt van het vliegveld moet uitmonden in de aansluiting richting Toulouse. Toen we in de eerste helft van december jl. in tegengestelde richting gingen, waren we bij vertrek voor deze houtjes-touwtjes-oplossing gewaarschuwd.

Vanuit de mêlee komen we op landelijke wegen waar een maximumsnelheid van 80 km p/u geldt. Veel te weinig, vindt een groot aantal ons passerende chauffeurs. Eenmaal in het departement Aude, wordt het droog. Het zicht op het landschap knapt er zienderogen van op. Als we in Chalabre arriveren, komt de zon door.
Dan komen we voor de grote houten poort van het voormalige Kapucijnenklooster. Even later staan we binnen de ‘kleine vesting’ geparkeerd.

’s Avonds volgt een bericht van de Franse regering dat een einde zal maken aan dat ‘ongebreideld’ rijden dat we wat uren daarvoor nog zagen. Frankrijk gaat op slot. Wat van zo’n maatregel het effect kan zijn op de betrokken personen, ondervonden wij zaterdag jl. Wij zien nu hoe onze zwager zich overvallen voelt. Ook hij zal eraan wennen.

De volgende dag gaan hij en ik samen boodschappen doen in het ansichtkaartachtige dorpje van 1.200 inwoners. Volgens de instructies kan dat tot 12.30 uur. Daarna mogen alleen nog mensen voor hun beroepsuitoefening buiten. Vanaf 18.00 uur geldt voor iedereen de avondklok. Het is een koude dag waardoor we zin krijgen in bloedworst. ’s Middags gaat er tijdens de lunch een flink stuk ‘boudin noir’ doorheen.

Mogelijk zorgt deze stevige kost voor de energie waarmee mijn vrouw en ik tot laat in de middag de tuin te lijf gaan. Die telt 6.000 m2; vroeger werd er gebrevierd, nu verpozen er de eigenaars die de VVE vormen van dit oude convent. In deze tijd van het jaar is van dat gezelschap slechts een persoon aanwezig en daar logeren wij.

Er ligt veel dood hout dat door recente stormen naar beneden gekomen is. Zeker op het gras zorgt dat voor problemen wanneer er binnenkort gemaaid gaat worden. Aan de andere kant van het riviertje Le Blau is een boom omgegaan en deze knoeperd vormt nu een brug voor evenwichtskunstenaars. De kruin ligt aan ‘onze’ kant. Rond 18.00 uur hebben we een forse brandstapel bij elkaar gesprokkeld en gekruid. Het nodige knip- en zaagwerk ging hieraan vooraf. We hebben trek gekregen en Covid-19 lijkt ver weg. Morgen wordt het warm: 20C. Het lijkt geen straf om hier op deze voor ons bekende plek in vrijwillige quarantaine te gaan.

(wordt vervolgd)

dinsdag 24 maart 2020

Mojácar - Den Bosch (3); noodtoestand


Het historische Mojácar is een zogeheten ‘pueblo blanco’, een ‘wit dorpje’. Dit soort kleine stadjes lijkt kenmerkend voor Andalusië; het huidige aanzien van deze samenklonterende bouwsels wortelt in de Arabische periode van Spanje. Ook in Mojácar Pueblo was de huidige katholieke kerk eerder een moskee. Arabieren wonen er niet meer en de Spanjaarden zelf vormen een minderheid: Engelse inwijkelingen zijn verantwoordelijk voor de wederopstanding van het voorheen bijna leeggelopen plaatsje. Niet anders is het in het (mooiere) Bédar dat iets verder van de kust ligt. In de nadagen van Franco’s regime trok een belangrijk deel van de bevolking naar Latijns-Amerika, Noord-Europa en Catalonië. Een lage - en soms gesubsidieerde - aankoopsom trok massaal Britten aan. Bij aankomst op ons winteradres merkte een Madrileen op dat Andalusië opnieuw toe was aan een Reconquista: ditmaal een herovering op de lui van over het Kanaal.

Van een afstandje ligt het bergdorpje Mojácar prachtig in de kom van een heuvel. Zeker in het late strijklicht van de zon die zich langzaam oplost in het floers achter de bergen. Dat is ook het geval wanneer we op 14 maart terugkeren van de rij containers op de hoek waarin we ons afval gescheiden gedumpt hebben. De koffers staan klaar. Morgen vertrekken we.

Zondag 15 maart: vandaag loopt onze huurovereenkomst met M. af. We appen over en weer over het afsluiten van gas, licht en water en over de noodtoestand die morgenvroeg om 8.00 uur ingaat. Als het huis een laatste poetsbeurt heeft gehad, pakken we de auto in. Een wijkgenoot laat met zijn zoontje de hond uit en wenst ons een goede reis naar Nederland. ‘Over twee weken is dit weer voorbij’, luidt zijn optimistische commentaar. ‘Nunca se sabe’, luidt mijn reactie: ‘ge wit mar nooit’, op z’n Brabants. Is onze aanwezigheid in onze provincie, op dit moment de meest door het coronavirus getroffen provincie, te verkiezen boven deze rustige uithoek van Spanje. Ook dat valt niet zeker te weten. ‘Het voelt als een vlucht’, zeg ik tegen de man. Hij knikt, heft zijn rechterhand en loopt verder.

Eenmaal op de snelweg richting Murcia vertonen de informatieborden boven de route de tekst ‘Prohibidos viajes no justificados’. Ze zijn er vroeg bij, want morgenvroeg gaat de noodtoestand pas in. Al snel blijken de wegrestaurants gesloten. Een plasje moet in de bosjes gemaakt worden. Ik kijk op de app van El País: de noodtoestand blijkt nu al van kracht. Wij kunnen onze reis ‘justificeren’ op basis van rechtvaardiging d) uit het reisdecreet: ‘op weg naar de eigen woning’. Bij een controle worden we - net zoals de Belg voor ons - doorgewuifd.

Het verkeer bestaat uit vrachtwagens, kampers, auto’s (al dan niet plus caravan) met buitenlandse nummerborden, en wat Spaans personenverkeer. Ik vraag me af of het door ons veel eerder besproken hotel in Vinaròs wel open is. ‘We hebben geen annulering ontvangen’, reageert mijn vrouw. Als we tegen de avond bij de ingang van RH Vinaròs Aura arriveren, gaat de glazen schuifdeur automatisch voor haar open. Ik blijf ondertussen in de auto omdat deze niet op de gekozen plek stil mag staan; nou ja, verkeer is er toch niet. Dan wordt ervan binnenuit gewenkt: we kunnen hier overnachten. Inmiddels valt de eerste regen. Het weer zal volgens de voorspelling vannacht omslaan.

Aan de balie krijgen we te horen dat na ons vertrek op maandagmorgen, het hotel om 12.00 uur op slot gaat. Bar en restaurant zijn al dicht. Om 20.00 uur komt de kok terug voor de kleine kaart: sandwiches en salades. Drank is er in overvloed. We zoeken onze kamer op die zo groot blijkt, dat we ieder in een tweepersoonsbed kunnen slapen. Op het ‘matrimonio’ het dichts bij de deur, leggen we onze jassen en tassen. In de verte is te zien hoe boven de zee de wolken samenpakken.

Veel gasten zijn er niet. Als de kok ons begroet, zegt hij dat Covid-19 geen onderscheid maakt. ‘Oud of jong, arm of rijk, hoog of laag, ieder kan met het virus besmet raken’. Ik reageer met de constatering dat corona ‘op democratische wijze te werk gaat’. Waarna we onze bestelling plaatsen en in alle rust van de geïmproviseerde, lekkere maaltijd genieten. Kijken hoe de reis morgen verder verloopt.

(wordt vervolgd)





maandag 23 maart 2020

Mojácar - Den Bosch (2); de ommekeer



Deze winter is Mojácar onze stek om de zon op te zoeken. Het naamgevende Mojácar Pueblo ligt iets van de kust af. Zo konden de bewoners in vroeger tijden de vijand al van verre over de Middellandse Zee zien aankomen. 
Wij verblijven in het vakantiedorp Mojácar Playa. Zomers hangt het er met de benen buiten. Nu kom je er amper iemand tegen. Wie je ziet, zijn overwinteraars.
Over de schoonheid van het land in de noordoostelijke hoek van Andalusië kan ik inmiddels een boek schrijven. Wie van wandelen houdt in heuvels en bergen, vindt er een prima omgeving. Wij krijgen er de nodige kilometers in de benen.

Natuurlijk volgen we er het nieuws over Covid-19. En ach, het gebeurt allemaal ver weg. Als de eerste geïnfecteerde van Andalusië verpleegd wordt in Sevilla, komt hij met naam en foto in de krant. Hij zegt in een interview dat het goed met hem gaat. En dat een cocktail van oude en recentere middelen op hem wordt uitgeprobeerd.
In de weken die volgen, neemt het aantal besmettingen in het land rap toe. Nog steeds ver weg. In het Baskenland zorgt een begrafenis voor een kleine uitbraak. Barcelona gaat snel en even later wordt Madrid dé brandhaard.

Op de vroege ochtend van 13 maart ga ik voor de laatste keer hardlopen tijdens dit verblijf. Dit keer niet vanaf het prachtige strand bij Vera Natura, via Garrucha naar ‘huis’. Ik kies voor het boerenland achter ‘onze’ wijk. De rond de jaarwisseling geploegde velden staan inmiddels vol kool. De mimosa bloeit uitbundig onder de blauwe lucht. Ik zweet en voel me zeer voldaan. En dankbaar voor dit alles.

Vrijdagmiddag 13 maart lijkt er iets in de lucht te komen hangen: de regering zou rigoureus willen ingrijpen. De bezoekers van bars en lunchrestaurants zijn zich van geen kwaad bewust. In de super dragen ineens wat klanten plastic handschoenen. Een flink aantal schappen met verse groeten is leeg. Omdat we voor ons vertrek nog iemand willen zien, spreken we af om elkaar om 17.00 uur bij een strandtent te ontmoeten. Het is er gezellig. Iemand brengt ter sprake dat de centrale regering op plannen broedt. 
En de uitkomst wordt die avond nog duidelijk: vanaf maandag geldt de noodtoestand. Kunnen we nog weg? Wat is wijsheid? Langer blijven is wellicht ook een optie.

Ik vraag raad aan M., de eigenaresse van het appartement. Die ochtend heeft ze op een vraag van me laten weten dat we de sleutels op tafel achter kunnen laten. Ze komt niet zelf over uit Sevilla: misschien toch te riskant. Over de huidige toestand appt ze: ‘Al wat ik nu zeg, kan over een uur achterhaald zijn. De beslissingen volgen elkaar snel op’. 

Zaterdagmorgen ga ik om 10.00 uur tanken bij het benzinestation om de hoek. Ineens liggen er bij elke pomp plastic handschoenen; daar nog niet eerder gezien. Het winkeltje is gesloten. Ik reken af door een lade onder de raamkassa. 
Daarna rijd ik een stukje verder naar Garrucha: de toegangen tot het strand zijn met linten afgezet. Een mededeling verklaart waarom. Ik koop El País, trek geld uit de muur en doe bij Mercadona mijn boodschappen. De versvakken voor vlees en gevogelte vliegen in een mum leeg. De pizza’s blijken ook in trek. De eerste mondmaskers verschijnen. De stemming is er een waaruit verwarring spreekt.

Onder de lunch op ‘ons’ terras komt een omroepwagen de Protectión Civil door de straten. In het Spaans en Engels worden we opgeroepen om binnen te blijven. ‘¡Mojácar cuenta contigo!’, Mojácar rekent op jou!’ Dan komt er een app uit Sevilla: M. stuurt ons een Koninklijk Decreet. ‘Volgens mij kunnen jullie vertrekken’, staat erbij. Ik lees de tekst door en vindt onder d) de rechtvaardiging voor onze aanwezigheid op de weg: ‘de reis naar huis’. Dat van ons staat in Nederland. 

Eind van de middag zijn de koffers zo goed als gepakt. In 24 uur is de horizon gekanteld. 
Die avond kook ik ons ‘galgenmaal’: alle eetgelegenheden voor een afscheidsdiner zijn dicht. 

(wordt vervolgd)