zaterdag 29 juni 2013

'Altes Fährhaus'

Cochem aan de Moezel. Warm weer als we op zaterdagmiddag 22 juni parkeren hij B&B 'Altes Fährhaus'. Van hieruit willen we de komende vier dagen gaan wandelen. Aan deze kant van de rivier heet het eigenlijk Cond: het oorspronkelijke Cochem ligt aan de overzijde. Zo was de verdeling vóór de schaalvergroting. Trier is 80 km. naar het zuiden.

Achter ons balkon kruipen de wijngaarden tegen de steile heuvels omhoog. In de buurt ligt bij Calmont - met een hellingsgraad van 65% - de steilste wijnberg van Europa. Wijnstokken staan ook langs de trap van het Oude Veerhuis. De vruchtvorming is al veel verder dan bij het exemplaar in onze tuin. 'Kijk, ze staan in bloei', zegt de hospita.

Duitsland was voor mij jarenlang een land om snel doorheen te reizen, met name naar Italië. Mijn reserve zal wel met de Tweede Wereldoorlog te maken hebben: een bepalend element in het decor van mijn jeugd. Daarin werd veel afgezet tegen de bezetting: ‘Onder d’n oorlog …’.
Het heeft enig tijd geduurd voor ik het woord ‘moffen’ moeiteloos ging vervangen door ‘Duitsers’. En met plezier in dit aanpalend land op vakantie ging.

De volgende dag wandelen we langs de Moezel naar Valwig om daar te beginnen aan de Apolloweg. Langs die route staan veel informatiepaneeltjes: onderweg valt er ook veel te zien en te verklaren.

Een deel van het erg bloemrijke pad volgt een oude kruisweg met moderne staties. Parallel liep aan de linkeroever een weg die drie tempeltjes van de geromaniseerde Keltische Treveren met elkaar verbond. De geografische ordening van die heiligdommen zou direct verband gehouden hebben met de kalender. Zonnewende en zo. Vanaf een uitzichtpunt zien we nu katholieke kapelletjes staan op de plek van die drie pre-christelijke aan onder meer Apollo gewijde heiligdommen 

Uit dezelfde eerste eeuwen na Christus dateert hier de wijnbouw. Overigens zou het de vraag zijn of die al bestond voordat de Romeinen hier arriveerden. Eén paneeltekst houdt de kerk in het midden: ‘Onder de Romeinen werd de wijnbouw geïntensiveerd’. Nu staat Riesling op de steile stukken en Müller-Thurgau op de vlakke. Ons pad loopt gedeeltelijk door de wijnaanplant. De bodem bestaat uit leischerven: die vormen de hellingsgraad een riskante werkplek.

De uitzichten vanaf de berghelling zijn prachtig. Op de gekanaliseerde brede Moezel varen rondvaartboten, plezier- en beroepsvaartuigen. Op verschillende plaatsen zijn kajaks te huur. Ondanks de aanwezigheid van 14 sluizen treedt de rivier regelmatig buiten haar oevers. Daarvoor bestond afgelopen donderdag ook de vrees toen bij een enorme wolkbreuk het waterpeil angstvallig snel steeg. De sporen zijn ‘flash flood’ zijn overal in de buurt van de oevers te zien. In de bebouwde gedeeltes zijn op veel plaatsen op muren de ‘waterhoogtes’ aangegeven tijdens extreem hoog water.

Na een benauwd-warme start, gaat het nu echt regenen. De poncho’s zijn even niet afdoende en dus wachten we in een schuilhut tot de bui voorbij is.

donderdag 13 juni 2013

Lilliputter

In de tijd dat je nog zonder op je woorden te letten jodenvet en negerzoenen kon kopen bij de Katjang, kwam tegenover ons huis een gepensioneerde lilliputter wonen. Ik was een jaar of elf en vond dat deze kleine mens aan alle kenmerken voldeed die bij zijn verschijning pasten. Hij liep energiek, had de lachers op zijn hand en ging fluitend boodschappen doen.

Vlakbij zaten twee kruideniers: Van Hilst en De Gruyter. De afstand tot die laatste was het grootst en gemakshalve zette hij tijdens de weg terug de papieren zak met inkopen op zijn hoofd. Ik vond dat knap, zo'n 'buil van De Gruyter' laten balanceren op je schedel. Op die verheven plek droegen in de films op school vrouwen uit zwart Afrika een half huishouden mee: dagelijkse kost. En de man aan de overkant torste zonder zichtbare inspanning zijn grutterswaren: ook niks bijzonders.

'As ge 't mar uit oewe kop laot', zij mijn moeder toen ze me op een woensdagmiddag in de hal aantrof met op mijn hoofd een stapeltje handdoeken. Die dingen lagen erg stabiel en mannequins zouden thuis zo niet anders rondlopen voor de ontwikkeling van een rechte rug. De overbuurman had zijn vaardigheid ongetwijfeld in het circus opgedaan. Hij mocht met allerlei spullen op zijn test over straat en ik niet. Nou ja, een wollen muts in de winter.

Zoveel jaar later loop ik nog steeds regelmatig rond met wat handdoeken op mijn kop. Binnenshuis weliswaar en als het kan onbespied om commentaar te vermijden. Wie mij kent, weet dat ik wat gebogen door het leven ga. 'Lopt 's recht, daor komt 'nne kurassier aan', hoor ik ons moeder nog zeggen. Dit heeft niet geholpen, noch de houdingsgym op jonge leeftijd in een zaaltje aan de Keizerstraat. Wat wel wat wil helpen is - na het opstaan ‘s morgens - een goede stapeling van de ruggengraat. En dat lukt juist perfect met een handdoek op mijn schedeldak. Of liever nog twee. Als ik nou in een circus gewerkt zou hebben, kon ik zo ook over straat ook nog ook nog.

Het hier afgebeelde boekje van Coen Simon heb ik bekant uitgelezen. Het citaat uit pagina 47 schiet me deze week regelmatig door het hoofd: ‘In het leven zou niets tot stand komen als we ons niet zouden gedragen alsof het zo moest zijn’.

woensdag 12 juni 2013

Heilzaam oord



Na een eerste stop in Zwolle, gaan we opnieuw richting Hamburg. Na het zand komt het veen. Véél veen. Dan geeft een bord aan dat we in Ostfriesland zijn. Over de bewoners van deze streek bestaat hier hetzelfde soort moppen als wij over de Belgen vertellen. ‘Waarom is de lucht in Oost-Friesland zo zuiver? Omdat de bewoners met de ramen dicht slapen’. Dat gaan we niet controleren. Met Oldenburg in het vizier slaan we af naar Bad Zwischenahn. Het is schitterend weer. En dorstig.

Achter een halve liter lokaal donker bier lees ik dat het Zwischenahner Meer vóór ons, met zijn 5,5 km2 in grootte het derde van Niedersaksen. In de omgeving komen veel plaats- en veldnamen voor op -fehn, -moor en -brook. Een drassige streek dus waar ongetwijfeld veel turf gestoken is. Aan diezelfde dagbouw dankt Nederland bijvoorbeeld de Reeuwijkse en Vinkeveense Plassen. Het lijkt vanzelfsprekend dat ook dit Noord-Duitse water het resultaat is van eenzelfde soort geploeter.

Niet dus. Voor we de volgende ochtend op woensdag 5 juni op pad gaan, verneem ik twee verklaringen voor het ontstaan van dit water. In de eerste slaat de duivel op tilt wanneer hij hoort dat in Oldenburg de eerste kerk gebouwd wordt. Kwaad rukt hij groot stuk grond uit de aarde en gaat hiermee richting het godshuis dat hij onder de kluit wil vermorzelen. Onderweg afgeleid door een haan die drie keer kraait, smijt hij zijn vracht weg zonder schadelijke gevolgen. In werkelijkheid spoelde 10.000 jaar terug een ondergrondse zoutlaag weg waardoor een gat ontstond dat zich vulde met water.

De wandel- en fietsroute van 12,5 km rond het meer blijkt op deze zonnige dag van een aangename schoonheid. Water, naald- en loofbomen, vakwerkbouw. Privé-bezit van hotels, restaurants en particulieren onttrekt regelmatig het zicht op het meer.

Bij het dorpje Dreibergen rookt Fischerei Rabben al  meer dan 350 jaar zelf gevangen paling. 'Op natuurlijke wijze', staat op de menukaart aangegeven. Hier in Ammerland blijkt 'Smoortaal' de Platduitse benaming voor het officiële 'Räucheraal'. Buiten in de zon eten we als lunch gerookte zalm en forel. Tot mijn grote vreugde is er Köstritzer Schwarzbier van het vat.

Bij Dreibergen liggen langs de oever wat heuveltjes. In zo'n vlak landschap als dit, heten molshoophoge oneffenheden van nauwelijks tien meter al snel 'berg'. Iets verderop kun je op een grote witte boot stappen die voor toeristen een lijndienst onderhoudt.

Na een aantal uren bereiken we weer Bad Zwischenahn waar bezoekers jonger dan 65 jaar gewoonweg opvallen. Veel hotels en gezondheidscentra richten zich op de aanpak van kwalen en kwaaltjes. Acht dagen geleden werd ik aan een liesbreuk geopereerd en als 'kuierend patiënt' voel ik me dus geheel op mijn plaats. Dit kuuroord is voor drie dagen onze tweede poosplaats richting Hamburg. Toen we hier gistermiddag arriveerden, hadden we geen idee van waar we terecht kwamen. Één voordeel heeft deze eenzijdige populatie: er heerst een serene rust.
In de buurt van de oever bevindt zich de St.-Johanneskerk uit de 12de eeuw. Het interieur leest als een boek met gekleurde plaatjes. Het altaarstuk is een klassieke uit hout gesneden triptiek. Op het kerkhof staan tussen de Duitse namen ook De Groot, Schipper en Remmers.

Deze omgeving blijkt overigens fameus om zijn rododendrons. Die zijn er ontzettend veel en ze staan juist nu in volle bloei. Mazzel. De verschillende kleuren zorgen voor een bijzonder accent in het groene decor. En - in een bloemenvaasje - op onze tafel in de eetzaal van het hotel. Het is dat ze een heilzame werking ontberen, anders hadden we ze beslist opgediend gekregen bij het avondmaal.

maandag 10 juni 2013

Vederlicht

Zo vlak voor het toeristenseizoen zijn in ons land de nodige musea heropend: Van Gogh, Rijks, Noordbrabants&Stedelijk, Fundatie. Betrokken architecten kwamen uit binnen- en buitenland. En de koninklijke familie ging geregeld door het lint.

Op dinsdag 4 juni - onderweg naar een familiefeest in Hamburg- lopen we van de parkeergarage aan de Emmawijk naar de Fundatie, locatie: het Paleis aan de Blijmarkt. Eindelijk lente en Zwolle oogt als een plaatje. Op het museum staat zomaar een blauwe champignon. Of is het een moskeekoepel, een UFO, een soufflé? Wat ik meen te zien, kan gewoonweg niet en dit lijkt me nog niet eerder vertoond, althans in Nederland. Wat ik vanaf de brug waarneem, lijkt een stripverhaal. Acuut ben ik verkocht: schoonheid en durf.

Architect Hubert-Jan Henket is verantwoordelijk voor de kroon op Museum de Fundatie. Hierna gaat hij met pensioen. De ontwerper komt uit Esch; bij mij om de hoek, bij wijze van spreken. Veel leeftijdsgenoten blijken vandaag dit opgepimpte classicistische bouwwerk te willen bezoeken. ‘Dinsdag, Grijzegolfdag’. Of zou het de andere dagen buiten het weekend ook zo zijn?

De champignon - aan de buitenkant bekleed met 55.000 keramische tegeltjes - biedt plaats aan wisseltentoonstellingen. De andere etages bevatten een keuze uit de eigen collectie: van Turner tot Picasso. We gaan met de lift naar boven: twee verdiepingen met werk van fotograaf Pieter Henket. Inderdaad de zoon van. Prachtig: ‘The Way I see it’. Helemaal bovenaan bekende Nederlanders in uiterst trage films; wachtkamerverveling. Een trap lager foto’s: ik loop snoepend rond. Wat in de paddenstoel te zien is, lijkt me alleen al de moeite van een bezoek waard.


Meer richting parterre sta ik met gemengde gevoelens te kijken naar een serie prenten uit 1935. 'Wij schrijven geschiedenis'. Met tekeningen van alle bekende nazikopstukken. Ik aarzel: spottend of verheerlijkend bedoeld? Na enige tijd besluit ik tot het eerste. Een treffende tekening van Hitlers hoofd trekt me over de streep: wat een schandalige kop. De lijnen lijken allemaal te eindigen in de plek waar zijn mond en typerend nondejuutje moeten zitten.

Eerder heb ik overal in het gebouw zonder voorbehoud staan fotograferen. Voor dit portret van der Fūhrer overvalt me zo'n gêne, dat ik mijn toestel in de zak laat. Gefascineerd kijk ik naar het portret: niet eerder zag ik de vleesgeworden slechtheid zo meesterlijk weergegeven. Ik gruw: mijn eigen pa is een aantal keren door de bezetter opgepakt. Dat heeft zo z'n sporen nagelaten.

Buiten loop ik rond het gebouw. De koepel schittert in de stralende zon. In Nederland zag ik de angstig beschermde statigheid van ons monumentale erfgoed nog niet eerder zo vederlichte beentje gelicht.

En dan weer verder op weg richting Hamburg.

zaterdag 1 juni 2013

Schildknaap

Door het schilderij loopt een klein manneke. Of hij ook in jaren nog een ventje is, valt niet te zien: zijn hoofd gaat schuil onder een zadel dat hij op kop en schouders meesjouwt. Het lijkt alsof hij bij de volwassen krijgers hoort vóór hem. Een wapenknecht, in dienst van de mannen die hij volgt. Goed voor hand- en spandiensten, het onderhoud van wapens en kleding, klotenklusjes. Zoals gebukt gaan onder het eigendom van zijn baas.

Het figuurtje vormt een detail in een bont tafereel. Krijgsvolk te over. Zojuist heeft dat in opdracht de belasting opgehaald in een dorp. Of beter: ‘een dorp gebrandschat’ dat niet aan de opgelegde aanslag kon voldoen. Dat verandert de blik: dat zadel kan nu dus ook buit zijn.

Onderhavig doek heeft als titel ‘De nadagen na de plundering van Wommelgem op 26 mei 1589´. Geschilderd rond 1629 door Antwerpenaar Sebastiaan Vrancx (1573-1647). De man heeft veel oorlogsleed verbeeld, gruwelijker dan dit werk. 

De Tachtigjarige Oorlog (1568-1648) kostte zowel de landsheer - de koning van Spanje - als de leiding van de Republiek i.o. handen vol geld. Het volk moest flink bijdragen in de vorm van ‘contributies’. Nu ligt het huidige Wommelgem pal ten oosten van de Antwerpse Ring, in een min of meer verstedelijkte zone. Een nieuwe trambaan van zeven kilometer moet de gemeente met de Scheldestad gaan verbinden. In 1589 bleek de afstand tussen beide plaatsen onoverbrugbaar.

Nadat Alexander Farnese, de hertog van Parma, Antwerpen in augustus 1585 weer onder Spaans gezag gebracht had, leek het gedaan met de Hollandse invloed in dit deel van Brabant. Evenwel bleek de macht van het stadsgarnizoen niet ver buiten de stadsmuren te reiken en de republikeinen bleven dorpen uit de omgeving ‘aanslaan’. Bij weigering lieten zij troepen het geld ophalen. Niet gehinderd door ‘Spaanse’ tercios trokken eind mei 1589 Hollandse eenheden door Wommelgem met roof, moord, verkrachting en verwoesting als gevolg. Molens en huizen gingen in vlammen op; 33 mensen bleven dood achter. Overigens: een gebruikelijke aanpak onder alle in die tijd bij de oorlog betrokken partijen.

Dit schilderij van Vrancx siert de buitenzijde van ‘België in de 17de eeuw. De Spaanse Nederlanden en het prinsbisdom Luik’. Op de afbeelding valt veel te zien. De troepen trekken te paard en te voet weg uit het dorp met medeneming van kanonnen, karren, vee, potten en pannen. Ogenschijnlijk verraadt niets aan de mannen, vrouwen en kinderen de gruwelijkheden die achter hen liggen.

Details uit dit schilderij heb ik een week geleden gebruikt ter illustratie van mijn bijdrage tijdens het symposium ´Spanjaarden in de stad´. In de daarbij aangehaalde gebeurtenissen uit 1585 en 1629 bleef Den Bosch een plundering bespaard. In die jaren waren ongetwijfeld ook jonge mannekes bij het oorlogsgeweld betrokken. De afgebeelde zadeldrager doet mij sterk denken aan de schildknaap Inigo Balboa, die de belevenissen van Spaanse kapitein Diego Alatriste verhaalt in een serie boeken van Arturo Pérez/Reverte.

De uitstekend verzorgde tweedelige uitgave onder redactie van Paul Janssens over het 17de eeuwse België verscheen in 2006 bij Snoeck, Gent. De brandschatting van Wommelgem wordt door Leo Adriaenssen uitvoerig beschreven in ´Noordbrants Historisch Jaarboek 2012´.