donderdag 30 juni 2011

De hoek van Galicië

Als ik rond het middaguur via de N-634 bij Ribadero de autonome regio Galicië binnen rijd, komt de zon door. Tussen beide feiten bestaat geen oorzakelijk verband, maar het oceaanwater wordt er wel blauwer van. Ik verlaat direct de N-634 en tuf naar de vuurtoren 'Isla Pancha'. Een afslag verder bevindt zich de Praia as Catedrais. Het is meteen de eigen taal die overal aanwezig is: het Gallego volgens het Spaans en het Galego in het Gallego. Die kwestie ligt taalgevoelig.

Het Strand van de Kathedralen is beroemd. De oceaan heeft stukken klif losgeslagen en in de loop van eeuwen uitgehold en bijgeschuurd. Als je over het strand loopt, lijkt het alsof je tussen kathedralen wandelt. Het gaat om het idee en het is er gewoon mooi.

Na een dagmenu in Foz volg ik zo lang mogelijk de weg langs de kust. Regelmatig moet ik enorme bocht maken. Daar waar rivieren de kust bereiken zijn inhammen uitgesleten. Baaien, die er prachtig uitzien. Overal verwijzen bordjes naar al dan niet verscholen strandjes. Zomers moet het hier druk zijn met - naar ik maar even aanneem - Spaanse toeristen.

Ik kom bij het punt waar Galicië een hoek maakt en de weg afbuigt naar het zuiden. Daar staat op een klif de Faro de Punta Estaca de Bares. Oceaan aan twee kanten. Het is de omweg waard en ik ga verder naar À Coruna in de late namiddagzon. Het landschap blijft mooi en dankzij de eucalyptusbomen, palmen, oleanders en opschriften weet ik dat het hier ook Spanje is. Veel huizen zouden ook elders kunnen staan. In Normandië of Bretagne bijvoorbeeld.

In Naron stop ik voor vandaag. Er zijn wat hotels en omdat ik er makkelijk kan parkeren, kies ik voor 'Marcial'. In het plaatsje zelf zou ik nog niet dood gevonden willen worden, denk ik later in de hoofdstraat. Geen bar ziet er uitnodigend uit. Uiteindelijk beland ik bij het hotel dat een eigen restaurant heeft. Ik vraag een clara de lemon en ik wil ook nog wat eten.

Voor ik het weet, bestel ik een voor- en hoofdgerecht. De keuken in dit saaie plaatsje is de verrassing van de avond. Zelfgemaakte kroketjes met gerookte ham: een delicatesse. En dan de chips! Ook 'casera'. De 'calamares a la plancha' ziet er niet alleen mooi uit, de inktvis is ook uitstekend van 'beet' en smaak. Nee, geen toetje. Twee keer warm eten kent zijn grenzen. Het was echt een heerlijke dag.

woensdag 29 juni 2011

Moeder Spanje

Asturias is de moeder van Spanje. Als bezoeker van deze regio kun je niet doof zijn voor die boodschap. Dankzij koning Pelayo werd dit noordelijke gebied niet door de oprukkende Saracenen ingenomen. De beslissende slag vond plaats in Covadonga, precies elf jaar na de oversteek in 711 van de Mohammedanen bij Tarifa, in de buurt van Gibraltar. De overwinnaar en zijn opvolgers breidden hun territorium in de eeuwen daarna uit met het huidige Galicië. De Reconquista werd in 1492 met succes afgerond door de Katholieke Koningen.

Pelayo is overal aanwezig. Een hele reeks cafés en restaurants draagt zijn naam. En dan zijn er nog de straten, gebouwen en verenigingen. Bij zijn standbeeld in Gijon wordt hij in een tekst vol heroïek de Vader des Vaderlands genoemd. De Spaanse Willem van Oranje, zeg maar.

De dynastie van Asturias zorgde voor een eigen preromaanse kunststroming. Daarvan bestaan nog veertien voorbeelden, vaak in de vorm van kerken. Een daarvan bezocht ik dinsdagmorgen, vervolgens nog eens twee op woensdagochtend. Ze liggen net iets buiten de stad, in dezelfde 'wijk' als mijn hotel. Het gebied Naranco is groot genoeg om de auto uit de parkeergarage te halen. Terecht, want het blijkt nog een hele sjouw omhoog.

De aanwezigheid van de San Miguel de Lillo en de Santa Maria del Naranco vlak bij elkaar rechtvaardigt een grote parkeerplaats. Asturias' trots trekt veel bezoekers. Er staan nu maar twee bussen en ik kan rustig genieten van de prachtige bouwwerken. De San Miguel is net voor €133.000 opgeknapt. Zichtbaar zijn de nieuwe pannen en bestrating. Kennelijk wordt binnen nog gewerkt, want het godshuis blijkt gesloten. De Santa Maria is twee keer zo groot. Beide kerken zijn tegelijkertijd ingetogen en rijk bewerkt. Voor zoveel details heb je jaren nodig.

Hoe gemakkelijk zou in dit land geld vrijkomen voor het onderhoud en behoud van deze kunst? En voor kunst en cultuur in het algemeen? Ik heb geen idee. Buiten het Guggenheimmuseum in Bilbao (€13) betaal ik tot niets of nauwelijks iets aan entree. Ik kan me niet aan de indruk onttrekken dat ik in dit land de Spaanse familieleden van Henk en Ingrid met enig gemak over de lage cultuurdrempels zie stappen. Met kiendjes en al. Of vergelijk ik nu appels met peren? Dat zal wel.

dinsdag 28 juni 2011

De reiziger

'El regreso de William B. Arrensberg' is een beeld. Het staat in Oviedo op de Plaza Porlier. Je kunt het niet missen. Vanwege de hoeveelheid bagage moet ik even denken aan een kunstwerk met koffers bij hotel New York in Rotterdam. Dan vraagt het werk uit 1993 van Eduardo Urculo weer alle aandacht. Het staat ook bekend als 'El Viajero', de reiziger. Waar komt die man dan van terug? Ik vind het een mooie voorstelling.

Rik Zaal schreef een lijvig boek over dit land. Het heet 'Spanje. Een reisgids'. Het is al toe aan zijn 5e verbeterde druk en de 672 pagina's zijn bedoeld voor reizigers, niet voor toeristen. Ook die uitgave heb ik gebruikt bij de voorbereiding van deze tocht door dit voor mij onbekende landsdeel. Zaal noemt Oviedo 'ondanks de levendigheid een sombere stad'. Als ik dinsdagavond met wat motregen door het centrum kuier, probeer ik die zin van mij af te zetten. Tussen de immense en vaak smakeloze hoogbouw rond de oude stad is dat moeilijk. Op woensdagmiddag keer ik terug, met een waslijst aan plekken die ik wil bezoeken.

De zon laat zich zien als ik bij de Plaza de la Constitucion ben. Vlakbij staat de stalen overdekte markt. Die sla ik over en kijk met genoegen naar de omgeving. Van daaruit loop ik ook wat straten in die volkomen stil zijn. De oude gebouwen zien er goed onderhouden uit. Niks sombere stad. Althans niet nu in het historische centrum. Ik kom in de Calle Ecce Homo. (Gisteren liep in Gijon door de Calle Ave María.) Opmerkelijker nog vind ik de naam Plaza de Paraguas, gedomineerd door een kunstwerk in de vorm van een reusachtige paraplu. Langzaam ga ik richting kathedraal, dat onderdeel is van een omvangrijk kerkelijk complex. De bisschop woont er en zo te zien is er ook een verslaafdenopvang.

De kerk herbergt een groot aantal kapellen. Een prachtig Retablo Mayor siert het hoofdaltaar. In een ruk loop ik door naar het Museo de Bellas Artes de Asturias. Een zaal biedt plaats aan de tijdelijke tentoonstelling rond het thema 'Emigratie'. Tussen 1850 en 1930 vertrokken 350.000 Asturianen naar Latijns-Amerika. Vooral Cuba was favoriet. Eerder al hoorde ik verhalen over lui die daar rijk werden en terugkeerden. Ze bouwden hier buiten de steden grote huizen met veel palmen er omheen.

Ik loop weer naar mijn hotel. Morgen ga ik verder richting Santiago de Compostela. 'El Viajero' staat nog immer op het plein.

Ziel

Op weg naar Gijon passeer ik het gehucht Gobiendes. Daar staat op een heuvel een kerkje dat gewijd is aan de H. Jacobus. Een bijzonder gebouw: de oorsprong ligt in de 9de eeuw.

Eigenlijk had ik zondag jl. vanuit Gobiendes willen vertrekken voor de klim naar de Picu Pienzu. Vanwege de grote hitte heb ik toen een kortere route genomen. Vandaag sta ik dan toch bij dit godshuis dat een voorbeeld is van de preromaanse stijl die zo typisch is voor deze streek. Er zijn nog maar veertien vertegenwoordigers in dit prinsdom van deze bouwkunst. Een andere benaming voor deze stroming verwijst naar koning Pelayo die in 722 de Moren buiten Asturias wist te houden door de slag bij het naburige Covadonga te winnen. Er blijkt in dit gewest een spreekwoord te bestaan dat zoiets betekent als 'Asturias is Spanje en de rest is heroverd'.

Uit het moderne huis naast het klassieke gebouw komt een oudere dame. 'In de oorlog zijn veel kerken verwoest door de Arabieren. Hier kregen ze de kans niet en kon deze kerk gebouwd worden. Het is inderdaad een zeldzaam voorbeeld van de preromaanse kunst. Wilt u ook eens binnen kijken?'

Verschillende verbouwingen hebben de buitenzijde wat 'bijgewerkt'. Binnen oogt het oorspronkelijk. Ik volg de uitleg en beantwoord haar vraag naar waar ik vandaan kom. In Nederland is ze nooit geweest, wel in België, vanwege haar job. In Wallonië althans, waarop we het gesprek in het Frans voortzetten. Ze heeft jaren in Belgisch Congo gewerkt, in een ziekenhuis 'en plein brousse, monsieur', midden in de rimboe van Katanga. Als het boek 'Congo' van David Van Reybrouck uit de auto wordt gehaald, is Afrika dichterbij dan Gobiendes. Ze wijst op de kaart waar ze al die jaren verbleef. En vertelt hoe het ziekenhuis kon draaien, wat het toen betekende en hoe groot de ellende er nu is. 'Je vive ici monsieur, mais mon coeur est en Congo'. Ik neem afscheid van deze dame en bedenk onderweg hoe bijzonder dit contact was: leven met een ziel die reist tussen twee werelden.

maandag 27 juni 2011

Bellende bergen

Van Limburg weten we het wel: die 'loewende klokke'. In Asturias luiden ze ook en dan vooral in de bergen. Veel dieren die op zomerweides hun voedsel zoeken, dragen een bel. Het vrolijke getingel begeleidt je de hele dag. Koeien en schapen, paarden en geiten, alles op vier poten dat de pan in kan, moet je in de gaten houden. Ze kunnen allemaal afdwalen en de herder(shond) weet dankzij deze vorm van sonar waar ze zijn. En als toerist loop je als het ware door 'bellende bergen'.

Niet elk dier heeft zo'n bel. Mevrouw de herderin - zowat de laatste die hier rondloopt - heeft me verteld dat per zoveel 'cabezas', hoofden dus, een bel voldoet. Ze gaf ook aan dat elke herder al zijn beesten kent. Inmiddels heb ik ook gezien dat hij, of zij dus, voor de zekerheid ook maar een brandmerk aanbrengt.

De beesten zijn aan onze menselijke aanwezigheid gewend. Ongestoord grazen ze door als ik langs loop. Sterker nog: ze zijn heer en meester van de ruimte waar ik te gast ben. Ruim tevoren geven borden aan dat er zomaar een koe of paard op de weg kan lopen. Als dat per ongeluk in Nederland gebeurt, staat dat de volgende dag in de krant. Hier niet. De beesten staan in alle rust op de weg en kijk dan maar uit als automobilist. Achter elke haarspeldbocht kan een herkauwer staan.

Gisteren wandelde ik van Mirador de Fito naar de Picu Pienzu. Een tocht in een mooi gebied. Niet echt moeilijk, wel warm. En net zoals de voorgaande dagen, belden de bergen. Vandaag liep ik door de kloof van de Cares, van Poncebos naar Cain. Adembenemend mooi. Met meteen een pittige klim bij Poncebos. Totale tijd zes uur. De omgeving was woester dan tijdens de drie eerdere tochten. Zo steil en stenig, daar valt niet te weiden. Wel zag ik wat geiten. Zonder bel. Vandaag tingelden de bergen dus niet. Zo snel kan een prettig geluid wennen.

zaterdag 25 juni 2011

La cocina (11); ensalada de naranja

Deze week kan ik weer met eigen ogen zien wat voor een lekkerbekken die Spanjaarden zijn. Zeker in Asturias dat zich profileert als de regio voor natuur en gastronomie. In dit bergachtige 'prinsdom' bestaat een hoge dichtheid aan eettenten in allerlei categorieën. Op de meest afgelegen plekken zijn ze genesteld en kennelijk rijden de liefhebbers er graag een eindje voor om. Zo ook gisterenmiddag, op zaterdag dus, zaten in diverse uithoeken de restaurants vol. Zelf bezocht ik Casa Ricardo in het gehucht Sellano. Er was geen kaart en voor ik het wist had ik een mand brood en een bord met streekkaas voor me staan. Er was een beperkte keuze en na wat overleg ging ik voor een frisse aardappelsalade, gestoofde jonge geit en oma's taart.

Rond 16.00 uur waren binnen en buiten de meeste stoelen bezet, vaak door hele families. De gastheer, een slank gepommadeerd heertje met opgekamde snor, ging van tafel tot tafel om overal een praatje te maken. Mij liet hij over aan de obers, wellicht omdat ik er wat underdressed bij zat, in mijn wandelkledij. De porties waren voor een weeshuis. Ook de Spanjolen zag ik zwoegen en vaak halfvolle schalen gingen weer mee terug.

Een frisse aardappelsalade als eerste gang dus. Op vrijdagavond at ik een nog frissere entree: ensalada de naranja. Dat was de entree bij Casa de Campo in Soto de Cangas. Onthoud die naam. Een salade met sinaasappel, een variant op het recept dat ik zomers graag thuis bereid. Het komt daar uit een uitstekend kookboek dat ik jaren geleden van een schoonzus kreeg. Alleen al daarom ben ik haar dankbaar.

Ik denk dat dit gerecht ook op de lijst kan van 'Hoe loop ik niet voor schut in mijn legging', of voor de heren 'Een slanke snaak kan zonder vreethaak'.

De salade staat of valt met de kwaliteit van de sinaasappel. Die vrucht moet zoet zijn, vlezig en niet vliezig. Was de schil, een snijd een gedeelte van de buitenste laag in heel smalle flintertjes van anderhalve cm lengte. Koop een echt goed keukenmes en verdeel het vruchtvlees horizontaal (in de breedte dus) in uiterst dunne plakjes en bedek daarmee de borden. Daarover gaat (gemengde) sla. Die kleed je aan met stukjes (2x2 cm) gekookte ham. Vraag de slager om wat dikkere schijven. De klassieke vinaigrette bestaat uit wijnazijn, olijfolie, zout en peper. Dikke balsamico is lekker als variant. Voeg wat snijsel van de sinaasappelschil toe. De kok in Casa de Campo had nog wat stukjes gedroogde pruim in de salade verwerkt. Wie wil, kan ook partikeltjes van gedroogde abrikoos of appel erbij doen. Eten met brood en droge witte wijn. Of cider.

vrijdag 24 juni 2011

Beekbegeleidend bos

Hotel La Balsa in Soto de Cangas is - zoals mijn moeder zou zeggen - 'nnen tref'. Blind gekozen en goed getroffen. Gerestaureerd klassiek gebouw, prima kamer, goed ontbijt. Het wordt geleid door een enthousiast jong koppel dat me graag informeert over de streek. Vandaag ga ik op advies van dit stel naar La Olla de San Vicente. Uiteraard voorzien van de geleende uitgave 'Por la Naturaleza Asturiana', waarin de wandeling voor deze zaterdag staat. Gisterenavond heb ik het enthousiaste proza van beide auteurs (biologen en Asturianen) gelezen. In hun bewoordingen (en deze dan weer vertaald in de mijne) loop ik straks langs de rivier onder de groene gewelven van het beekbegeleidende bos. Ik ben benieuwd.

Op papier is het een wandeling van niks: vijf kilometer. Even lang als die van gisteren dus. Daar was ik toen mooi drie uur zoet mee: kijken, kletsen, kijken en stilstaan. Het nieuwe wandelen, zeg maar. Ik ga op weg langs de Dobra. Het pad loopt parallel aan de heldere stroom. Ook op diepe plekken kan ik tot op de bodem kijken. Er zit vis zat. Al snel ligt aan de rechterhand een hoge, oude stenen brug uit de 'Volle Middeleeuwen'. Een mooi gezicht. Soms is het pad breed en vlak, maar meestal bestaat het uit een onregelmatige verzameling rotsachtige punten. Wie de keien op de Bossche Markt gewoon is, komt hier niet echt in de problemen. Op de heenweg tel ik vier baders en een hond. De natuur is prachtig.

La Olla de Vicente bestaat uit een tweetal weides met wat verlaten stenen hutten. Een ideale picknickplek. Ik zit daar wat in de zon en eet een stuk citroencake dat eigenlijk bij mijn ontbijt hoorde. Het is bijna 13.00 uur als de eerste Spanjaarden zich melden. Een halve supermarkt zit in de gezamenlijke tassen en koelboxen. Als ik terugloop, komen me wandelaars in alle zwaarte- en leeftijdsklassen tegemoet. Allemaal voorzien van de nodige voedingsmiddelen. 'Het kan hier druk zijn', las ik over dit mooie stukje Asturie. Gelukkig was ik aan de vroege kant.

Op advies van de hoteleigenaar knar ik door naar Casa Ricardo in Sellano. Het einde van de wereld, maar dan wel fantastisch geboetseerd, vlak bij de rivier. Voor de tweede keer binnen 24 uur eet ik de lekkerste dingen. Gisterenavond in het Casa del Campo dicht bij mijn hotel, en nu dan hier. Als hoofdgerecht kies ik gestoofde cabrita, vlees van een jong geitje dus. Mijn halve liter bier laat ik aanlengen met bitterlemon. Het is fantastisch weer, d'n bik is heerlijk, het uitzicht vanaf het terras op bomen, weiden en bergen een plaatje, kortom: een klassieke 'locus amoenus', een aangename plek om nooit te verlaten.

Ik reken af: net zoals gisterenavond €12,50 voor al die delicatessen en een mooie omgeving. 'Snapte gij waor ze't van kunne doen', zou mijn moeder gezegd hebben. 'Gin idee', antwoord ik in gedachten. Ik vind het prima. En met mij velen, want de tent zit vol als ik rond 16.00 uur naar mijn hotel tuf. Siësta.

donderdag 23 juni 2011

Spanjes trots

Elke natie heeft zo z'n stoere verhalen. De Republiek der Nederlanden zou begonnen zijn met de Slag bij Heiligerlee. Of met het Ontzet van Leiden? In Spanje staat de Slag bij Covadonga hoog genoteerd. Dat gehucht ligt hier om de hoek. Koning Pelayo heeft daar in 722 de Muzelmannen verslagen. Die hebben het dan al een tijdje moeilijk met de taaie bergbewoners van Cantabrië en Asturië, maar na het treffen met Pelayo druipen ze voorgoed af. Dit noordelijke stuk van het Iberisch schiereiland blijft vanaf dan buiten de Moorse heerschappij en wordt daarmee de wieg van het huidige Spanje. De Reconquista, de Herovering van Spanje op de Mohammedanen die in 711 bij Tarifa overstaken, kan dus bij Covadonga beginnen. Die strijd heeft tijd nodig en in 1492 winnen de Katholieke Koningen de finale slag in Granada. Uiteraard is dit het verhaal in een notendop.

Vandaag sta ik in Covadonga. De plek is uitgegroeid tot een bedevaartsoord. Het gehucht met 70 inwoners krijgt jaarlijks duizenden bezoekers over de vloer. Die komen historie proeven en dank brengen aan de Virgen de Covadonga. De afbeelding van de Zoete Moeder staat in een natuurlijke grot. Aan de overkant bevindt zich een grote kerk met daar weer voor het beeld van de schrik der bezetters: Pelayo.

Langs een haarspeldbochtige weg met her en der loslopende koeien rijd ik naar de Lagos de Covadonga op een hoogte van 1.100 meter. Volgens het boekje 'Por la naturaleza Asturiana' dat ik van de hoteleigenaar te leen heb, is het een van de mooiste plekjes van dit bergcomplex. Het kan er ook druk zijn. Dat valt vandaag mee en de meeste bezoekers blijven bij de parkeerplaats, het informatiecentrum en het mijnmuseumpje van Buferrera. Bij het Lago de Ercina laat ik de meute achter me. Het landschap is magistraal, de zon schijnt en overal is het vrolijke getingel van koeienbellen. Als het pad omhoog voert, richting Lago Enol, zie ik bij een kleine overgang twee bewoonde berghutten. Bij het tweede word ik aangesproken door een oudere dame die daar blijkt te wonen.

'Alleen in de zomer, meneer. Van 25 april tot begin november. Ik ben herder. Dit zijn mijn beesten, dit is mijn huis, mijn leven'. De trots straalt van haar af. Ik suggereer dat dit wel een bijzonder leven moet zijn. 'Zeker, 'particular y dura', bijzonder en zwaar. Vroeger waren we met honderd herders die zo leefden, nu nog vier'. Haar kinderen en kleinkinderen zullen de traditie niet voortzetten. 'Ze hebben het prima, meneer'. Ze vraagt me of ik misschien ook even binnen wil kijken hoe zij leeft. Ik heb minder primitief gekampeerd.

Ze maakt ook kaasjes. Een serie staat uitgestald op de bovenbouw van haar slaaphoek. 'Puur natuur, zonder wat dan ook toegevoegd'. Haar buurman komt voorbij. Hij heeft zojuist een stapel brandhout aangesleept. Met zijn hond gaat hij terug. 'Zo'n hond kan veel. Op bevel haalt hij de beesten weer bij elkaar. Die van mij ken ik allemaal. Elke herder kent zijn eigen vee. Ik ook. En bij naam. Bijvoorbeeld Ramona'.

Zouden de Blue Diamonds zich dat laatste ooit gerealiseerd hebben?

La Neocueva: duurzaam kijken

Toen ik 11/12 jaar was, las ik een Prisma Pocket over beroemde archeologische vondsten. Het bevatte ook het verhaal van een hondje dat zoek was. Het bleek verdwenen in een grot. Om herhaling te voorkomen, sloot de grondeigenaar de toegang af. Weer later ontdekte zijn dochter dat zich in die grot kleurrijke wandschilderingen bevonden. Die zagen er zo fris uit dat aanvankelijk geen enkele deskundige haar papa geloofde. Pas toen die man jaren dood was, werden 'zijn' bevindingen erkend. Als jongen vond ik dit een geweldige geschiedenis. Vandaag sta ik bij het museum van Altamira in Santillana del Mar, 30 km westelijk van Santander. De echte grot is niet te bezoeken, tenzij je een plaats op de lijst van aspirant-bezoekers weet te veroveren. Wachttijd drie jaar.

De tekeningen zijn zo'n 15.000 jaar oud. Eenmaal beroemd, stroomden duizenden bezoekers toe. Die massa zorgde voor een 'ander klimaat'. Letterlijk dus en omdat de conservatoren hierdoor de kwaliteit van de oude kunst achteruit zagen hollen, werd het bezoek gerantsoeneerd. Sinds 2001 is een imitatie van het bekendste grotgedeelte te zien: la Neocueva. Voor 3€ bekijk ik een aantal zalen met informatie over de historie van de mensheid en de waarde van archeologisch onderzoek. Om 12.40 uur moet ik me melden bij de 'Nieuwe Grot'. Zestien mensen per keer mogen na het zien van een introfilmpje de nepgrot in. Dat woord klinkt een beetje rot, ondanks de geweldige vormgeving en opgeroepen illusie.

Zo'n 30 jaar geleden zag ik vergelijkbare tekeningen op verschillende plaatsen in de Dordogne. Geen idee of het bezoek daar nu ook gelimiteerd is. Toen vond ik het sensationeel. Nu doe ik mijn best om iets van die sensatie op te roepen terwijl ik hier 'duurzaam' sta te kijken. Het is zoiets als staan voor een wereldberoemd kunstwerk terwijl ik de tekst lees 'Het origineel bevindt zich in het Nationale Museum van Huppeldepup'. Ook hier snap ik de reden van deze aanpak, maar het is het net niet.

Uit de documentatie in de voortreffelijke expositie rond de Neocueva blijkt dat sinds de opening van deze presentatie het bezoekersaantal verviervoudigd is tot zo'n 250.000 personen per jaar. Naar Nederlandse maatstaven een mooi resultaat.

woensdag 22 juni 2011

Santander, slenterstad

Informatieborden langs de baai van Santander brengen in beeld hoe belangrijk de visvangst is voor deze streek. Er blijkt ook een specialisme te bestaan in het kweken van schelp- en schaaldieren. En van jongbroed! In november 2010 trof ik in de haven van Los Cristianos op Tenerife een tankwagen aan uit Cantabrië. Die kwam geregeld jonge dorada's brengen die daar verder zouden groeien in omvangrijke kweekbakken. Er vaart een ferry van hier naar dat Canarische eiland.

Santander is ook een haven- en industriestad. Een bancair centrum. Op het schiereiland Magdalena staat een voormalig koninklijk paleis. Dat is in 1995 gerestaureerd en fungeert nu als congresgebouw. Het is zo strategisch gelegen dat het voor een G8-conferentie eenvoudig af te sluiten is. De dag begint met regen, dus Santander is vandaag de stad waar ik op zoek ga naar musea, kerken en kroegen.

Ik heb geen haast en begin met een laat ontbijt in café Habana, hier twee deuren verderop: thee en een gebakken boterham met ham en kaas. Even later blijkt de katedraal tijdelijk niet toegankelijk vanwege een kerkdienst. In de kloosteromgang valt te lezen dat op 3 november 1893 het kruitschip Cabo Machichaco vlam vatte. Eigenlijk had het niet in de haven mogen liggen want er was ook dynamiet aan boord. De kapitein had dit verzwegen en toen het vuur niet geblust kon worden, ontplofte de boot en vielen 590 doden. Er was ook schade aan de stad. Het godshuis bleef gespaard, evenals tijdens de grote brand in 1941.

Het valt er even flink uit en ik schuil in het stadhuis. Dat is een bezoek waard alleen al vanwege de schilderijen die laten zien hoe het centrum er rond 1910 uitgezien moet hebben. Ook de overdekte markt biedt de nodige beschutting. De lamspootjes zijn vandaag per dozijn in de aanbieding.

Tegen het middaguur klaart het op en ik sjouw omhoog naar De Prato de San Roque. Prachtig uitzicht over de baai. Vandaar gaat een tandradbaantje naar beneden, gevolgd door een metalen roltrap en -band. Dan sta ik in de wijk El Arrabal waar ik bij Trendy een dagmenu scoor voor €6. Eigenlijk heb ik nu alle plaatsen bezocht die me gisteren door mijn hospes en een medewerkster van het VVV aangeraden werden. Aangemoedigd door het weer begin ik de lange tocht naar de Barrio Pesquero. De oude visserswijk vertoont precies het door de hostaleigenaar geschetste beeld van wat restaurants voor toeristen. Chasseurs voor de deur. Voor wie er over denkt naar deze uithoek te gaan, zeg ik: 'Bespaar je de moeite'. Ik wandel terug naar mijn kamer voor een korte siësta naar goed Spaans gebruik. En voor het schrijven van dit verhaal.

Voor jonge dorado's helemaal naar Tenerife, zie: http://bolduque.blogspot.com/2010/11/paradijs.html

dinsdag 21 juni 2011

Santander, met uitroepteken!

Het is een mooie stad, Santander. Vanmorgen ben ik hierheen gereden vanaf Bilbao. In Laredo (tussenstop) was het landschap al prachtig, maar hier aan de baai van Santander is het groots. De zon is op volle sterkte als ik me meld bij Hostal Cabo Major. De eigenaar geeft me in sneltreinvaart een introductie. De man blijkt voor IBM een tijdje in Den Haag gewerkt te hebben. Verder dan 'Bedankt' en 'Tot ziens' komt hij niet, maar het schept een band. Hij stuurt me de goede richting heen, dus even later loop ik langs het water richting schiereiland La Magdalena.

De boulevard kan zich meten met de corniche van Cannes. Subliem, zeker met deze temperatuur van 29C. De zeebries houdt het aangenaam. Ik passeer de beeldengroep 'Raqueros', een ode aan de jongetjes die vroeger van de wallenkant in het water doken. Duidelijk is dat dit nog steeds gebeurt. Voorbij het Palacio de Festivales waarvan de architectuur me aan de sluizen van Lith doet denken, begint het strand. Magnifiek. Aan de overkant van de baai ligt ook een lange zandstrook. Na de baai van Arcachon in Les Landes en die van San Diego in Californië, steelt nu ook de Bahia de Santander mijn hart. Op het Penisula de Magdalena is het uitzicht onnavolgbaar mooi.

Ik loop weer richting centrum langs een kleine zeedierentuin. Aan mijn rechterhand bevindt zich nog een geweldig strand. Het is zowat 20.00 uur en ik wil wat eten. Ik loop door de stad en realiseer me dat het historische gedeelte 15/16 februari 1941 in de as werd gelegd. De oorzaak van de brand die twee huizen van mijn hostal ontstond, is nooit bekend geworden. Aangewakkerd door windkracht 15 was de brandweer geen partij. Wat herrezen is, doet weldadig aan. Op advies van mijn hospes span ik af bij restaurant Machichaco en bestel 'rabas', stukjes gebakken vis, in dit geval inktvis. Heerlijk. Moe maar voldaan ga ik later naar het hostal waar ik constateer dat ondanks het mooie en voorbruinende voorjaar in Nederland, mijn kop verbrand is. Gelukkig dat ik daarop niet hoef te zitten.

maandag 20 juni 2011

Bilbao, de oude stad

Voor mij bij de VVV in Bilbao staat een wandelaar. Hij laat zijn routeboekje afstempelen, op weg naar Santiago de Compostela. De man oogt fit en tegelijkertijd 'verbellemond', zou mijn moeder zeggen. Verwaarloosd dus, 'onderkomme'. Ingevallen wangen, een week niet geschoren en vet lang haar. Energiek verlaat hij de ruimte. Als ik die tocht al eens ga doen, wil ik er niet zo bijlopen, denk ik. Misschien gebeurt dat verslonzen automatisch. Via de trappen omhoog naar de kerk van Onze Lieve Vrouw van Begona kom ik meer pelgrims tegen, al dan niet getooid met een jacobsschelp.

Eigenlijk ligt die kerk niet in de 'casco viejo', de oude stad. Het godshuis troont erboven. Weer beneden volg ik de aanwijzingen van de beschrijving. Uiteraard weer religieuze gebouwen: een katholiek land waarin de huidige linkse PSOE-regering de scheiding tussen kerk en staat naleeft. De verwachting is dat bij de komende verkiezingen de centrum-rechtse PP de macht weer overneemt. In Nederland hoorde ik enkele Spanjaarden zeggen dat aanhangers van die PP de crisis hier kunstmatig in stand houden. 'Spanje bouwt niet meer. Dan ligt meteen de economie stil. Dat is een zet van de rijken om de linksen een hak te zetten. Maar de crisis is niet van de PSOE, maar van de wereld'.

De beschrijving van de stadswandeling drukt zich uit in superlatieven. Op enig moment sta ik bij de Mercado de la Ribera, Europa 's grootste overdekte markt. In Barcelona weet ik er ook nog eentje te staan aan de Ramblas: de Boqueria. Een helft van Bilbao's markt is mooi gerestaureerd, waarbij historie en moderne eisen van hygiëne geïntegreerd zijn. Aan de andere helft wordt gewerkt.

De stad blijkt ontstaan rond 1200 bij een brug. Later kwam daar de kerk van de H. Antonius. Een mooi gebouw waar een oudere dame me aanspreekt. Hoewel de historie op een moderne tijdsbalk duidelijk wordt, vertelt ze me de geschiedenis van dit gebouw. Het ziet er zo fris uit doordat binnen- en buitenkant gezandstraald zijn. De vloer van het priesterkoor is gedeeltelijk van glas. Als het licht brandt, worden de oude fundamenten zichtbaar. Achter het hoofdaltaar bevindt zich geen retablo mayor. In plaats van dit altaarstuk is een collage van oude en moderne religieuze kunst aangebracht. Het geheel straalt een moderne geest uit en respect voor het verleden.

Daarna wandel ik door de Siete Calles, de zeven oudste straten van Bilbao. Dan wordt het tijd voor een klein hapje: gebakken gepaneerde ansjovisjes op brood met kleine groene paprika's. En een glas bier-met-bitterlemon. Zoete yoghurt als toetje. Het is 28 graden geworden: tijd voor een verkwikkend middagslaapje. Mafze!

vrijdag 17 juni 2011

Bilbao, de moderne stad

Het is een aangename stad, Bilbao aan de Golf van Biskaje. Zeker als de zon schijnt, zoals vandaag. Zoals in veel Spaanse steden kunnen ze ook hier een wedstrijd uitschrijven voor 'Nomineer het lelijkste gebouw'. Aan kandidaten 'kantoor- en woonblokken' geen gebrek. Er is gelukkig ook genoeg aan betere architectuur en stadsontwikkeling om deze lompe silo's te doen vergeten. Het gedeelte waarvan het Guggenheimmuseum deel uitmaakt, is daarvan het voorbeeld bij uitstek. Verder veel parken en parkjes, pleinen, bankjes al dan niet onder platanen of zelfs palmbomen en de geweldige 'paseo' langs de rivier.

Het Guggenheim is een kunststuk op zich. De buitenkant trekt meteen mijn aandacht en ik heb een halfuur nodig om rond het gebouw te lopen. De spin van Louis de Burgeois en de bebloemde hond van Jeff Koones zijn prachtig. Ook de binnenkant van het gebouw imponeert. Er hangt of staat bovendien moderne kunst. Als ik na een paar uur genieten en vergapen weer buiten sta, denk ik aan de complementaire waarde van kunst en aan Mark Rutte. Niet dat mijn gedachten vaak naar onze premier uitgaan. Hij moest hier maar eens komen kijken. Toen ik gisteren na aankomst in de bus zat, werd er meteen al reclame gemaakt voor Bilbao als kunststad. Alle vormen kwamen voorbij: muziek, dans, film, heel de santeboetiek. En omdat de stad zoveel jaar bestaat, was gisterenavond een massa mensen op de been om van kunst te genieten die overal langs de rivier te beleven was rond 'licht en klank'.

Op dit moment trekt hier met veel kabaal een demonstratie voorbij. Ook in deze welvarende Baskische regio wordt geprotesteerd tegen overheidsmaatregelen. Maar over kaalslag in de kunst kan het toch moeilijk gaan, lijkt me. Of de dreiging dat een Spaanse Frans Duijts het niveau van de Iberische cultuur gaat bepalen. Ik begeef me in de massa en zie teksten waarin politici, ondernemers en bankdirecteuren voor een corrupt zootje uitgemaakt worden. Een kind loopt met een bord 'Y mi futuro?'. Over die toekomst bestaan veel zorgen en zolang het volk niet geïnformeerd wordt, liegt de overheid volgens een spandoek.

Iemand draagt de kreet 'No pasaran'. Misschien liep zijn (over)grootvader daar ook mee aan het begin van de burgeroorlog. De fascisten hebben zich er niet door laten tegenhouden.

In de zee van mensen drijft een knaap mee met een trechter op zijn hoofd, Jeroen Bosch' symbool voor de waanzin. 'Ze zijn niet gek', staat op zijn t-shirt. Kennelijk gaat het om de volksafgevaardigden die zich - getuige een pamflet - zouden verrijken. De duizenden betogers scanderen, klappen en juichen de sprekers toe.

Om 20.30 uur is de ordelijke bijeenkomst ten einde. De deelnemers gaan terug of zoeken zoals ik een restaurant op in de oude stad. Daar eet ik gegrilde heek en kleine inktvisjes in een zwarte saus. Ook de keuken is hier tot kunst verheven.

Bilbao, Golf van Biskaje

In 1965 zit ik voor het eerst in een vliegtuig. Dat is een caravelle, aangekocht door de Sabena. Dit model zou in staat zijn om zó rustig te vliegen, dat een sigaret (op de kopse kant) kan blijven staan. Dit probeer ik onderweg uit op het tafeltje voor me en het klopt. Op weg naar Casablanca maakt het toestel een tussenlanding in Madrid. Daarna duurt het nog jaren voordat ik Spanje voor de tweede keer 'aandoe' en dan wel voor meer dan een pitsstop. Onder het bewind van Franco weet ik als salonsocialist een gang over de Pyreneeën te vermijden. Inmiddels is Spanje me vertrouwd.

Die dingen gaan door mijn hoofd als ik vandaag naar een Spaanse stad en een streek vlieg waar ik nog niet eerder was: het Baskische Bilbao, aan - hoe kan het ook anders - de Golf van Biskaje. Als kind wist ik al: daar komt onze regen vandaan. Als we landen, schijnt de zon. Het koffer komt net over de band voorbij als ik de hal binnenloop. Binnen de kortste keren zit ik in de bus naar het centrum.

Bilbao of Bilbo in het Baskisch, groot geworden in de tijd dat de scheepsbouw en zware industrie hier de toon aangaven. Bilbao, als weerspannige stad gekneveld onder Franco, getroffen door economische tegenspoed enkele decennia terug en nu dan geafficheerd als bruisende metropool met een metro én een Guggenheimmuseum. Ik ben benieuwd en hoef niet lang te wachten, want de bus komt langs dat museum. Groots.

Het kleine hotel Ripa ligt pal aan de Ria de Bilbao. Om het oude centrum te bereiken met de bekende Siete Calles hoef ik maar de brug over te steken. Maar het wordt een stadswandeling door de wijk Abando. Grote winkelstraten en veel pleinen. Architectuur uit de tweede helft van de 19de eeuw. Vanaf 17.00 uur komt er veel volk op straat; de winkels zijn tot 21.00 uur open. Een familie ordent een zwik neefjes en nichtjes rond de zojuist gedoopte jongste telg. Ik maak de eerste foto's in deze Baskische stad die erg Spaans oogt en klinkt. In het hotel lukt het me (nog) niet om die opnames via de iPad te publiceren. Moet dat communicatiemiddel nog wat beter in de vingers krijgen. Het thuisfront is in elk geval op de hoogte.

dinsdag 14 juni 2011

Nick & Simon weg uit de VS (5)

Acht-negen dagen VS uitgesmeerd over zes uitzendingen: 300 minuten film. Zou hiervan nog een cassette verschijnen? Misschien een vervolgproject voor manager i.o. Kees; om zijn stage te completeren. Kees, misschien ongewild uitgegroeid tot de derde hoofdpersoon in de serie 'Volendam goes America'. 'Der Dritte im Bunde', met de functie van 'Kop van Jut', waterdrager, claqueur. In die laatste rol staat hij al dan niet stiekem tussen het publiek als eerste te klappen voor 'zijn jongens'.

De laatste uitzending moet tot een soortement ontknoping leiden, vermoed ik. Vanaf de eerste editie is duidelijk dat Nick en Simon niet verwachtten door te breken. Maar waarom maken ze dan die opnames in de studio van Rob Crosby? Da's toch niet om de familie thuis te laten horen wat ze in Amerika van de 'palingsound' wisten te maken. 'Vercountryd', om bij het taalgebruik van Kees te blijven.

De eerste beelden van die dag in Nashville zetten meteen de toon. Op kritische opmerkingen van het duo over zijn resultaten zegt Kees: 'Gaan we elkaar nu uitmaken voor rotte vis?' Je komt van een vissersdorp of niet en Kees lijkt geïrriteerd. De zangers vormen het 'voorprogramma' in de Station Inn. Het publiek reageert positief en als Kees naar de reden vraagt, luidt dat verrassend: 'Ze zingen zowat zonder accent'. Na afloop nemen ze afscheid van Rob Crosby en gaat de weg opnieuw naar Memphis.

Onderweg bezoeken de mannen een restaurant: cola, hamburgers, kip, friet, salade. Kees regelt ter plekke een optreden: tenslotte staat hier (citaat Simon) 'In elke tent een band'. 'Ook bij de tandarts', luidt de conclusie.

In Memphis heeft Kees een verrassing voor de heren. De eerste dag in die plaats heeft hij tijdens een bezoek aan de muziekopleiding contact gelegd met de directeur. Via via kunnen Nick en Simon nu meezingen met een gospelkoor tijdens een dienst. Dit valt goed en al snel vormen ze onderdeel van het koor. Nick, kennelijk groot liefhebber van dit muziekgenre, voelt zich zichtbaar onhandig op momenten dat hij moet 'swingen': moeite met de beweging. De dienst duurt anderhalf uur en al die tijd heeft Kees ('Zij zijn de zangers, ik niet'.) kippenvel.

De manager i.o. ligt al te pitten als Nick en Simon bij het hotel komen. De volgende dag vertrekken ze naar Nederland. Er ligt een brief bij de balie: de uitnodiging voor een optreden in het tv-programma 'Goodmorning Memphis'. Da's dan kennelijk de ontknoping. Niet n.a.v. de studio-opnames, maar ze zijn 'opgemerkt' tijdens hun optreden bij de 'Grizzlies', waar ze vóór de basketbalmatch het Amerikaanse volklied zongen. En voor ze naar Nederland gaan, staan ze nog voor de tv-camera's. Kees pit nog: zijn telefoon staat uit en/of hij heeft het kloppen van de jongens niet gehoord. Hij ziet de uitzending op zijn hotelkamer. Hij komt wat wrevelig over: 'Misschien volgt hierna nog iets waar ik niets vanaf weet. Een optredentje bijvoorbeeld'. Maar ze ontmoeten elkaar nog vóór het vliegveld, in een souvernirwinkel waar de gein weer ouderwets is. Ze geven een saluut aan Jaap, de echte manager, waarbij Nick in een Elvispak verschijnt.

De aftiteling verschijnt. De laatste beelden van een vermakelijke serie. Nick en Simon zullen in Nederland de draad weer oppakken, samen met manager Jaap. En Kees? Wat zal deze trip naar Amerika voor hem betekenen? Wordt het zijn doorbraak als acteur, want dat is zíjn 'Dutch Dream' lees ik in een interview met deze televisiepresentator. Als ik dat laatste lees ('Kees, eigen tv-programma? Hmmm?'), denk ik dat Kees zijn rol in Amerika uitstekend geacteerd heeft.

maandag 13 juni 2011

Kapucijners

Kapucijners, vandeweek (dus 'afgelopen week') weer gegeten. Je moet er snel bij zijn, want het gaat om een onvervalste seizoensgroente die alleen in juni/juli te koop is. Daarna is het basta, waarna deze erwten (natuurlijk) nog wel verkrijgbaar zijn in blik of pot.

'Is het nou verbeelding', denk ik als ik de kapucijners zit te doppen, 'of weet ik nu al dat ze geweldig gaan smaken?' Zou er onderzoek gedaan zijn naar dit soort sensaties? Geen flauw idee. Toen ik zes weken geleden weer keeltjes (raapsteeltjes) op de markt kon kopen, voelde ik hetzelfde. De keeltjesstamp die ik 's avonds voorschotelde, smaakte als ham. Ik vond vervolgens ergens nog een recept uit de moderne Italiaanse keuken voor de bereiding van spaghetti met keeltjes. Ook lekker.

Seizoensgroenten zijn zo kort voorradig, dat ze me misschien minder 'smaakkritisch' maken. Alleen al het genoegen dat ze er weer zijn, al is het maar voor even (of juist voor even) heeft het effect van: eten die hap. Bij hauwkes (peultjes) licht mijn hart eveneens op. Ook deze jonge doperwt is maar kort verkrijgbaar en in navolging van mijn moeder kook ik ze kort, met wat zout en een klontje suiker.

Maar goed, vanavond eten we dus kapucijners. Volgens klassiek recept zou ik ze met uitgebakken spekblokjes moeten serveren, maar er zijn meer mogelijkheden. Terwijl ik de peulen door mijn handen laat gaan, laat ik wat menuvarianten de revue passeren.

Zal ik dit jaar ook weer kievitsbonen op de kop kunnen tikken? Als kind had ik die zelf in onze tuin waarvoor mijn pa een hoekje had afgezonderd. Kievitsbonen, omdat de peul en de bonen zelf het patroon hebben van een kievitsei. Kapucijners zouden zo heten omdat ze in de moestuin van kloosters groeiden of omdat de kleur aan het habijt van paters Capucijnen doet denken.

Hoe de etymologie van dat woord ook is, van het menu ben ik wel zeker: gebakken aardappeltjes, kapucijners met wat peterselie en (magere) hamburgers. En 's avonds worden de bordjes bijna kastschoon leeggegeten.

Voor de etymologie van 'hauwkes' etc.: http://bosschebladen.nl/pdf/2001-4Moerstaal.pdf

zondag 12 juni 2011

La cocina (10); albóndigas rellenas

Gevulde gehaktballetjes, tja. Zo had ik verstopt ei al regelmatig gegeten en ook wel zelf gemaakt, bijvoorbeeld met Pasen. Dat worden dan van die flinke broeders. Maar van die kleintjes, die een hart blijken te hebben van fijngehakte stukjes gekookte ham! Die waren die avond in Ronda een verrassende lekkernij. Dus bestelden we nog een extra portie albóndigas rellenas con jamón. De ober lachte van genoegen zijn fietsenrek van oor tot oor.

Vanmorgen rasp ik eerst drie aardappeltjes. Terwijl die uitlekken in een fruittestje borstel ik buiten in de zon 250 gram champignons schoon. De paddenstoeltjes hak ik in de keukenmachine (redelijk) fijn, samen met drie sjalotjes en vier teentjes knoflook. Een van gisterenavond overgebleven ons gerookte achterham wordt en passant ook verpulverd. Dit alles gaat met een pond rundergehakt en twee eieren in een grote kom. Husselen maar. Zoet, peper, cayennepeper en paneermeel toevoegen. Ik maak een proefballetje die ik verwarm in de magnetron. Peterselie vergeten! Hup, schoonmaken, fijnhakken samen met een extra knofje en mengen met de massa.

De helft gaat op aan 'gewone' albondigas. De balletjes van het andere deel open ik met een lepeltje en verberg daar een stukje jongbelegen kaas in. Even gaan alle balletjes door het paneelmeel. Ik bak de handel gescheiden in twee pannen. Albóndigas rellenas con queso, heerlijk.

vrijdag 10 juni 2011

Guus Meeuwis en het licht

In Delft begon voor Guus Meeuwis de victorie. Dat hij daar 'het licht' zag, wist ik écht niet. Maar als we met het Bosch' Kelder Genootschap in de ondergrondse krochten van K.S.V. Sanctus Virgilius staan, maakt de gids ons dit feit met plezier duidelijk. Op dat moment bevindt de hele bubs zich in de repetitieruimte. De Katholieke Studenten Vereniging stelt die met apparatuur en al gratis beschikbaar aan beginnende bandjes. Uit het verhaal blijkt dat Delft op het gebied van cabaret- en muziektalent een soortement Voldendam is. En 'onze' Guus werd daar in 1994 eerste op het AHC-Studentenfestival. Inderdaad, met 'Het Is Een Nacht'. In oorsprong ongetwijfeld een drinklied, al zegt Wikipedia iets anders: van studenten wordt immers verondersteld dat zij tot in de vroege uurtjes flink jeppen. Als we ons naar een andere ruimte begeven, horen we de oude bieraanslag onder onze schoenzolen een plakkend geluid maken.

Delft is inmiddels niet meer zo'n vreemde stad meer me. Bovendien is het op 28 mei 2011 lekker weer en hoef ik mijn kraag geen moment op te zetten. Mijn muts heb ik thuisgelaten. En vanavond slaap ik niet in een hotel, maar lekker bij familie in Den Haag. Goed geregeld, maar zo ver is het nog niet, want ons bezoek is nauwelijks halverwege. Bovendien gaat de zon ook hier pas laat onder in deze tijd van het jaar. Als dit door mijn kop gaat, realiseer ik me dat het eerste couplet van Guus' populaire lied 'Brabant' vandaag mooi niet opgaat.

We lunchen in het Stads-koffyhuis aan de Oude Delft, op een worp afstand van Sanctus Virgilius. Lekker eten, gezellig druk, prima sfeer, leuke mensen en een innovatief toilet. Ik heb absoluut geen heimwee naar mijn provincie, zoals Guus in het tweede couplet voorschrijft. Sterker nog: iemand kon zich op Aswoensdagavond jl. zelfs voorstellen dat ik Den Bosch verruilde voor deze prachtige stad. Geen gek idee, want ook op dat late moment was er in deze plaats-zonder-carnaval voldoende sfeer.

Het lied 'Brabant' is in mijn omgeving al tijden een hit. Het maakt dankbaar gebruik van alle vooroordelen die er hier over elders bestaan. Zou bij ons echt het licht langer aan zijn? Het Volkslied voor alle brabo's zal het waarschijnlijk nooit worden, want de tekst verwijst slechts naar De Peel, De Kempen en De Meierij. Streken in oostelijk Brabant waar Guus vanuit Tilburg met de fiets kan komen.

Ik maak er geen geheim van: dit 'Brabant' vertolkt niet mijn beeld. Wél vind ik het bijzonder als ik waar dan ook ter wereld iemand hoor praten met een zachte 'g'. Dan zijn we 'bekant femielje, za'k mar zegge, witte nie'. Maar misschien is ook dat een vooroordeel.

donderdag 9 juni 2011

Nick & Simon blijven plakken in de VS (4)

In werkelijkheid is het Voldendamse zangduo niet langer dan een week in de VS. Het filmverslag geeft een andere tijdsbeleving: aflevering vier wekt de indruk alsof ze niet weg te slaan zijn uit dit land. En daarbij verloopt alles ook nog eens heel relaxed. Om die indruk vol te houden, moet die zevendaagse trip goed voorbereid zijn. Misschien zingen Nick en Simon daarom wel in de laatste editie Simon and Garfunkels 'And every stop is neatly planned, For a poet and a one man band'.

Ze zitten in Nashville. Manager i.o. Kees heeft het even over Memphis en hij wordt snel weer bij de les gehaald. De uitzending van 8 juni brengt in beeld waarom de jongens hier zijn: om muziek te maken. Robert Crosby Hoar neemt hen onder zijn hoede. Hij heeft onder de naam Rob Crosby binnen de wereld van de 'country music' bekendheid gekregen als songwriter en producer. Niet zomaar iemand. In een kort tijdsbestek neemt hij 'Take my hand' en 'Brighter day' op. Nick en Simon worden begeleid door Crosby's studiomusici en -technici. En passant regelt hij ook een optreden in Douglas Corner.

Da's weer even wennen daar voor de boys, want aan het begin van de avond zit er nog weinig publiek. Uiteindelijk is het toch nog het dubbele van wat er in de zaal zat tijdens hun eerste optreden in Nederland. Een déja vu, dus. De zangers genieten, ondervinden waardering en het kan niet anders of ze komen ook bij het Amerikaanse publiek over als sympathiek. Dat is het: ze zijn sympathiek en kunnen goed zingen. Ik vraag me af of er op artistiek gebied nog veel ontwikkeling verwacht mag worden. Worden ze 'karakterzangers', zo dat woord al bestaat.

Kees is ondertussen op pad. Hij probeert zijn zangers op straat te 'verkopen', bezoekt de bar Tootsies en een kledingwinkel. Hij heeft van ingewijden de raad gekregen om Nick en Simon in typische countrykleding op te laten treden, want anders wordt er bij Tootsies nog niet naar ze gekeken. Voor ze daar staan brengt Rob Crosby - die overigens in Nashville de producer is van Ilse de Lange - ('Rob, Kees, geen Bob'; 'Producer, Kees, geen manager') de demo met de eerdere opnames. Ieder is tevreden. En passant heet Crosby ook een optreden geregeld bij Tootsies. 'Daar was ik ook', roept Kees.

Kees blijft enthousiast. Hij weet de zangers zo ver te krijgen dat ze in country style gekleed als het dubbelnummer 10/11 het open podium van Tootsies betreden. Citaat Kees: 'Het is een la-la-la-tent'. Ze passen het repertoire aan en 'Country Road valt goed. Evenals het bier bij het la-la-la-publiek. Ook vandaag breken de jongens niet door. 'Dat hoeft ook niet', luidt de boodschap. Maar mijn vraag aan het eind is: wat gaan ze met die demo doen?

dinsdag 7 juni 2011

Pontje bij Alem

Na een klus in Zaltbommel rijd ik op 8 juni 'toeristisch' terug naar Den Bosch. Voor de weg richting Alem voert, koop ik onderweg in de Bommelerwaard 'kersen bij de boer'.

Zo lang ik me herinner, vind ik Alem een curieus plaatsje. In 1935 wordt het bij het rechttrekken van de Maasloop afgesneden van Brabant. En tjoep ligt het aan de andere kant van de rivier. Ik heb me altijd afgevraagd hoe de inwoners dat toentertijd opnamen. Verhuizen en toch blijven zitten waar je zit.

Het dorp is oud en ik lees dat het in zijn bestaan regelmatig overstroomd raakt. Dan blijkt de oude stroomrug waarop het ligt niet hoog genoeg voor het water dat eerder die 'bouwplaats' creëerde. Veel eeuwen leiden de bewoners een karig bestaan. In 1107 is er al een veerpont, en het vaartuig waarmee ik vandaag naar Maren-Kessel ga, is daarvan een verre nazaat. Vóór mij staat een tractor met schaftkeet. Inwoners van Alem met land aan de Brabantse kant hebben het recht om voor niets mee te mogen. Volgens de veerman zijn er dat u nog 2 à 3. In het huidige seizoen is dit pontje van 06.00 tot 21.00 uur in de vaart.

Door de samenvoeging van de drie tot dan zelfstandige dorpen ontstaat in 1819 de gemeente Alem, Maren en Kessel. In 1958 wordt Alem 'administratief' Gelders als onderdeel van Maasdriel. Het omvangrijke 'Woordenboek van de Brabantse dialecten' trekt zich van die aanpassing niets aan, want het Alems blijft natuurlijk tot het Brabants behoren. Als kleine dorpskern met zo'n 630 inwoners doet met name het hoge gedeelte van Alem pittoresk aan, zeker wanneer de zon schijnt, zoals op dit moment. Veel middenstand heeft inmiddels de deuren gesloten. Ik denk dat de huishoudens heel wat in de diepvries zullen hebben. Gelukkig is er nog één echte herberg; de volgende keer ga ik dus met de fiets.

Oude (film)opnames Alem, Maren en Kessel: http://www.brabantsewaterkaart.nl/site/pagina.php?films=1&id=152&id_film=271

Mooie stad (8); de Zandmotor

De uitdrukking 'zand in de motor' verwijst naar een project dat vastloopt. Het project 'De zandmotor' slaat op heel wat anders: op een kunsteiland dat de Nederlandse kust tussen IJmuiden en Scheveningen moet versterken. En zo te zien verloopt het begin veelbelovend.

Nederland heeft de naam om op het gebied van waterwerken voorop te lopen. 'Onze jongens' zitten overal als het gaat om baggeren, de aanleg van dijken en palmboomvormige eilanden, stormvloedkeringen en aanverwante artikelen. Met de Zandmotor zoeken 'we' het dichter bij huis. Misschien omdat het zo innovatief als de neten lijkt te zijn.

Op 14 mei zie ik aan de boulevard van het Haagse Kijkduin een bord over dat nieuwe project staan. De tekst geeft aan dat de kustverdediging in die hoek weinig voorbereid is op de stijgende zeespiegel. Om die reden is het strand al verbreed (heel mooi) en kwam er een extra duinenrij aan de Delflandse kuststrook. Da's nog niet genoeg, en vandaar dus de aanleg van die Zandmotor. Het informatiecentrum is op dat moment gesloten, dus sta ik twee weken later iets voor tijd bij de poort.

De Zandmotor is of liever wordt tussen 1 maart jl. en 31 oktober a.s. een (schier)eiland dat nu ten noorden van Ter Heijde en ten zuiden van Kijkduin ontstaat. Uiteindelijk zal de door Rijkswaterstaat opgespoten omvang 100 ha bedragen. Met als oogmerken: natuurontwikkeling, recratie en veiligheid. Voor dat laatste zal de zandplaat de volgende twee decennia afkalven onder de invloed van stromingen en wind. Het zand dat daar verdwijnt, moet een versterkende werking krijgen op de strook tot de Schevenings haven. Deskundigen zullen het unieke proces met argusogen volgen.

Als ik de gegevens in het informatiecentrum bekijk, denk ik met trots: 'Da's nou Nederland'. En dat gevoel reserveer ik als gepatenteerde Brabantse zandhaas voor bijzondere gebeurtenissen.


Meer informatie: http://www.dezandmotor.nl/

















maandag 6 juni 2011

Zalmtorentje

Ja hoor, er zijn dagen dat ik niks kan bedenken om 's avonds op tafel te zetten. Gewoonlijk zweven d'r bij het opstaan al wat alternatieven door mijn kop en komt overdag het menu moeiteloos tot stand. Soms echter is er ineens een rood-witte wegafsluiting, blijkt de fantasie afgesloten en sta ik voor een 'kookblok'. Dat woord is natuurlijk een weinig grappige vertaling van het Engels Cook's Block en je zult er maar mee zitten.

Tot nu toe is de metale slagboom nog steeds vanzelf verdwenen, hoewel de versperring dagen kan aanhouden. Uiteraard is het verleidelijk om juist in zo'n grijze periode al dan niet verse pizza's te halen, mihoen goreng Singapore of een frietje kroket. Geloof me: ook die dingen smaken pas erg lekker als de keuze voortkomt uit een likkerbaardend gevoel. Ten tijde van een 'kookblok' ontbreekt die impuls.

Saai dus, zo'n periode. Slecht ook voor het ego, dus heb ik er wat op gevonden. De oplossing bestaat uit een klein lijstje van zeven gerechten waaruit ik kan kiezen. Onderdeel daarvan is het zalmtorentje.

Het zalmtorentje heb ik niet zelf bedacht, dat zeg ik eerlijk. Het idee heb ik begin dit jaar opgedaan tijdens een etentje in het Brouwcafé, Scheveningen Haven. Ere wie ere toekomt. Ik heb er hooguit wat aan geschaafd.

Hoe nu te handelen? Fiets in rustig tempo naar de Lidl en koop daar een pak gerookte Noorse zalm. Ja, die komt niet uit een bruisende rivier, ik weet het. Haal bij de Oosterse toko (die daar beslist in de buurt zit) een pakje diepgevroren wontonvellen. Als dat thuis niet meer in de koelkast ligt, schaf dan ook wat rucola aan, of een kropje radicchio.

Voor twee personen bak ik tien wontonvellen goudbruin in de wadjan. Een wok is uiteraard ook geschikt. Die baksels leg ik op keukenpapier in een vergiet en laat ze afkoelen. Vervolgens begint het stapelen: één krokant velletje op het bord, beetje sla, plak zalm, beetje sla, velletje, en zo maar door. Inventief als sommige lieden zijn, heet dat 'een lasagna van zalm', en in een restaurant waar die omschrijving op de kaart staat, is het beter niet te gaan eten. Maar goed, op het bord nog wat komkomerschijfjes rangschikkeb en een streep dikke, trage aceto balsamico aanbrengen als dipsaus. Een mengsel van mosterd, honing en dille (gewoon uit potje of fles) is ook lekker. Aanvallen met mes en vork en het hulplijstje bij de hand houden in geval het 'kookblok' ook morgen nog in de weg staat.

Over het fenomeen 'Cook's Block' zie: http://www.hungrycravings.com/2009/10/cooks-block.html

vrijdag 3 juni 2011

Ontbosschen

Dankzij een onderzoek van de Universiteit van Tilburg en het Brabants Dagblad weten we sinds kort wie 'D'n Boss' is in Den Bosch. Da's Ton Rombouts, sinds lang burgemeester hier ter stede. Genoemd onderzoek wil een antwoord formuleren op de vraag: 'Wie heeft in de stad de meeste invloed?'. Na de naam van de heer Rombouts, volgen er nog 24, waaronder twee van vrouwen. 'Old boys network'? Niets nieuws onder de zon.

Na de publicatie van de ranglijst, ontving ik het volgende sms'je van iemand uit een buurgemeente: 'Door de bossen Den Bosch niet meer zien'. Misschien suggereert de schrijver dezes dat het tijd wordt wat hakhout en andere hoog opschietend horizonbelemmerend groen te snoeien. Geen idee. Laat duidelijk zijn dat 'Ontbosschen' daarmee niets van doen heeft; ik zou niet durven. De volgende tekst verschijnt als column in De Bossche Omroep van van 5 juni 2011.

Ontbosschen, werkwoord (ontbosch/ontbosschen, ontboschte/ontboschten, ontboscht).
1. Ontdoen van een typisch Bosch karakter: ‘Het vertrek van kledingzaken als A.F. Jansen en Lippits ontboschte het winkelbestand in de binnenstad.’; ‘De verandering van de naam Casino in Theater aan de Parade brengt duidelijk de wens in beeld om het cultuurpaleis te ontbosschen.’; ‘Het vertrek van Bert Pauli als wethouder ontboscht het College van B&W. De benoeming van Jan Hoskam maakt daaraan een einde.’; ‘De eerste tien jaar kwam zij elke keer over voor de carnaval, maar op een gegeven moment miste ze toch de aansluiting. Sindsdien blijft ze die dagen in Haarlem, vol heimwee weliswaar, maar ze kent meer mensen die tijdens een lange afwezigheid stukje bij beetje ontbosschen.’
2. De Bossche expansiedrift tegengaan: ‘In Zandhazendurp (Rosmalen) viel vorig jaar felle kritiek te beluisteren op de carnavalsmissie vanuit Oeteldonk (Den Bosch) in de nieuwe wijk De Groote Wielen. Volgens enkele bewoners valt dit gebied historisch onder de invloedssfeer van Rosmalen en lijkt daardoor de wens op zijn plaats om deze hoek tijdens dit feest te ontbosschen.’
3. Minder Bosch gaan spreken: ‘Sins ik in Utrecht wôôn, praot ik bekant allenig nog Nederlans. Ik ontbosch m’neige dus ’n bietje, wittenie.’
4. Met meer distantie kijken naar Den Bosch: ‘Het lied dat Den Bosch mooier zou zijn dan Parijs is natuurlijk flauwekul. Ik vind dat ze die tekst in Delft met meer recht kunnen zingen of in Maastricht. Ik staar me niet langer nog blind op mijn stad en merk dat ik – zeg maar – toch een beetje ontboscht raak.’
5. Het aantal aan Jheronimus Bosch toegeschreven werken verkleinen: ‘Dendrochronologisch onderzoek toont aan dat De Hooiberg onmogelijk door Bosch zelf geschilderd kan zijn. Daarmee ontbosschen de specialisten opnieuw de lijst met aan Jeroen Bosch toegedichte schilderijen.’
6. Het aantal in een museum aanwezige werken van Jheronimus Bosch (tijdelijk) terugbrengen: ‘Met dit verzoek aan de Spaanse minister-president Zapatero hoopt ons gemeentebestuur het Madrileense Prado in 2016 tijdelijk te ontbosschen ten gunste van de grootse tentoonstelling in Brabants hoofdstad.’
7. Tot emigratie aanzetten: ‘Kennelijk bieden de randgemeenten een prettiger leefklimaat dan Den Bosch. Daarmee ontbosschen zij al jaren onze meest gastvrije stad van Nederland.’; ‘Eerst Van Beers, toen Van de Mortel en nu Eugster eerste burger in een van de randgemeenten. Een kwestie van ontbosschen of juist bebosschen?’

La cocina (9); tortitas de bacalao

In Portugal is gedroogde kabeljauw zó populair, dat er voor deze vis evenveel recepten zouden zijn als dagen in de week. Datzelfde verhaal heb ik in Spanje nog niet gehoord, maar ik acht de kans groot dat ze het ook daar kennen.

Om het weekproces te ontlopen dat voorafgaat aan de bereiding van 'tortitas de bacalao', koop ik vrijdag 3 juni op de markt een klein stuk verse kabeljauw. Ik ben nog helemaal in de sfeer van de tapas die we de voorgaande avond aten in het Maastrichtse restaurant 'Café con Leche'. Wat ik vanavond aan kabeljauwkoekjes op tafel hoop te zetten, zie ik al helemaal voor me. Ik ken dat verschijnsel en ik neem wat gas terug: het plaatje in mijn kop hoeft niet overeen te komen met het uiteindelijke resultaat. Meut.

Zoals ik mijn moeder nog zie doen, zet ik de vis een aantal uren tevoren in de koelikast met melk en peper. Ik denk dat het gaat om een hoeveelheid van 150 gram. Op het oog schil ik eenzelfde gewicht aan aardappels. Als die zowat gaar zijn, kook ik in een andere pan de vis kort in de melk. Ik prak daar de piepertjes doorheen, samen met een ei, de ringetjes van twee lente-uitjes, een uitgeknepen teentje knoflook, fijngehakte peterselie, zout, peper en chilipoeder. Ik proef van de prut en voeg nog wat zout, citroensap en (voor de samenhang) paneelmeel toe.

Van de puree maak ik ronde koekjes die ik door ei en paneermeel haal om ze vervolgens in de zonnebloemolie goudbruin te bakken. Ze gaan op een warm bord, samen met boontjes en zoete tomaatjes. De alloili wordt apart geserveerd in een schaaltje. Smullen maar.

donderdag 2 juni 2011

Zonsondergang

Met de trein van 10.08 uur naar Maastricht. We zijn op Hemelvaartsdag 2011 niet de enige reizigers met die missie. Eenmaal op weg van het station naar de Maasbrug blijkt half Nederland zich naar het centrum te bewegen. We blijven dus 'hangen' in Randwijck en nestelen ons op een terras aan Plein 1992, tegenover het Derlontheater. Van daaruit lopen we over de fragiele Hoge Brug naar het park aan de overkant van de rivier. Het is mooi weer en we besluiten buiten de mêlee te blijven met een wandeling naar de Sint-Pietersberg.

Ver is dat niet. We volgen de Maas naar het zuiden, slaan bij café Bel Air rechtsaf en zitten gelijk op de goede weg. Ik denk aan een oud-collega die tijdens een exposé deze berg probeerde te omschrijven. Hij liet het publiek een luchtfoto zien en zei: 'De Sint-Pietersberg is het best te vergelijken met een holle kies'. Vanmiddag zie ik dat zijn beeld toentertijd treffend gekozen was: er is geen sprake van een berg, maar van een krater.

Als je zo langs het drukbezochte hondenuitrenveld aan komt lopen, lijkt de glooiende weg je naar een heuveltop te voeren. Dan kijken we bij een hek ineens in een groot gat, een diepe zandbak zonder weerga. De Sint-Pietersberg is een fictie. Hebben in ons land 'n berg, staat ie d'r bij als een leeggelepeld ei.

Toen in de jaren zeventig de Parijse Hallen afgebroken werden, ontstond er een gat in die stad dat tijdelijk veel kijkers kreeg. Ook ik stond daar en verbaasde me over de omvang. Zoiets als Bryce Canyon, maar dan zonder al die mooie kalk- en zansteenformaties. In die Parijse canyon werd zelfs een film opgenomen waarin een Amerikaanse veldslag plaats vond: 'Touche pas à la femme blanche' (1974), met Catherine Deneuve, Marcello Mastroianni en Michel Piccoli. Zoiets zou ook in de Limburgse bouwput makkelijk kunnen.

In de stralende zon lopen we over de westelijke flank, passeren het start- en tevens eindpunt van het Pieterpad, zien de resten van een oude motte die volgens een aankondiging van Natuurmonumenten opgeknapt gaat worden, laten grenspaal 59 met België links liggen en gaan weer op Maastricht aan. Schapen een paardenpoep. Aan de Luikerweg drinken we een witbier op het terras van Café con Leche. De kok zet twee albóndigas voor ons neer en die smaken zo lekker, dat we er reserveren voor het avondeten.

Het centrum van Maastricht zit boordevol. We lopen even binnen bij de grote boekenverzameling van Selexyz Dominicanen waar we 'Congo' kopen. Ik pers me nog in een veel te kleine pantalon bij Zara en met een tussenstop op het Onzelievevrouweplein gaan we weer richting Luikerweg. Het eten bij Café con Leche blijkt heerlijk, evenals de huiswijn in alle kleuren. En op weg naar het station is er een geweldige zonsondergang boven de Maas. Om te bewijzen dat ik niet overdrijf, staat dat plaatje afgebeeld bij deze tekst.

Over de zonsopgang zestien uur eerder: http://bolduque.blogspot.com/2011/06/zonsopgang.html

woensdag 1 juni 2011

Zonsopgang

Om 05.20 uur verlaat ik de woning. Niet 'in overspannen toestand', zoals dat heet in politieberichten van 'zijn of haar woonplaats'. Wel een beetje hyper; gewoon dus. Ik skate de straat uit en zie bij de Vughterweg de zon opkomen boven het Bossche Broek. Wat grondnevel verhoogt het visuele effect. Ik kom de eerste dauwtrappers tegen, want op Hemelvaartsdag gaan die lieden traditiegetrouw vroeg op pad. Gauw een fotootje maken van deze prachtige zonsopgang om deze (de opname dus) vervolgens door te sturen naar wat lui die nu nog liggen te meuren. Niet naar hun mobiel, want de bliep zou ze maar wekken.

Ik vervolg mijn route langs de Postweg, een nieuwe verbinding tussen Den Bosch en Vught. Via een voormalig militair terrein dat iets weg gaat krijgen van een woonwijk, kom ik uit bij de Vughtse Hei. Ook boven het water van de IJzeren Man hangt wat nevel en de opkomende zon laat zich vangen op bijgaand plaatje. Verder richting Helvoirt. over een betonnen fietspad. Links bos, rechts bouwland. Aan het eind rechtsaf, op Cromvoirt aan.

Deze verbinding leidt langs mooie boerderijen. Er is geen kip op de weg: zowel de dauwtrappers als de bevaartgangers laten het afweten. Naar de camping, gewoon thuis, of bezig met de opbouw van de braderie in de eigen omgeving?

Ik knar door naar de brug over het Drongelens Kanaal en ga bij de aspergevelden naar rechts de Vughtse Gement in. Er wordt hard geoogst: in de berm staan auto's met Poolse nummerborden. Na een poosje passeer ik alleen maar maïsvelden. Het groen is nog laag waardoor ik goed zicht heb op eenden, ganzen, wat reigers, aalscholvers en een hollende haas. Kun je zeggen dat een haas 'holt'?

Op de Gementweg voel ik de kracht van de zon toenemen; het is ook al 07.00 uur en de weersvoorspellingen zijn goed. Rechtsaf, om opnieuw uit te komen bij het Drongelens Kanaal. Lang heette het hier Kanaalweg en de aanwezigheid van een h.o.p. leidde ertoe dat de eerste letter van de straatnaam steeds overgeplakt of -geverfd werd. Nu is het de Grobbendonkse Kooiweg. Tja.

Na bijna twee uur sta ik weer bij de tuinpoort. Tevreden en nog steeds een beetje hyper. Tijd om wat worstenbroodjes in de warme oven te doen: het ontbijt voor Hemelvaartsdag 2011.

Over de zonsondergang zestien uur later: http://bolduque.blogspot.com/2011/06/zonsondergang.html

http://bolduque.blogspot.com/2010/10/worstenbrood.html

Nick & Simon nog steeds in de VS (3)

Nick en Simon en hun manager i.o. Kees zitten nu de vierde woensdagavond op rij in Amerika. Uiteraard is het de bedoeling van dit duo om links en rechts op te treden. Opvallend daarbij is de ogenschijnlijke afwezigheid van elke ambitie om door te breken in het land van de ongekende mogelijkheden. Dat geeft de programmamakers en de Volendamse artiesten alle ruimte om zich ontspannen te bewegen. En aan te klooien als het zo uitkomt.

Kees doet ook nu aandoenlijk zijn best als leerling-manager. Hij steelt al meteen de show met de opmerking 'Als er een stilte valt, loopt je publiek weg'. Nick en Simon herkennen meteen de genialiteit achter deze opmerking en steken hun bewondering voor hun leidsman niet onder stoelen of banken met een welgemeend 'Je wordt een goede manager'. Enthousiast beginnen ze aan een optreden in Bourbon Street, terwijl Kees met verve zijn waardering voor de zangers laat blijken. En jawel, dit zorgt voor de belangstelling van passerend publiek.

Het bezoek aan een park met alligators is hilarisch. We komen het verschil tussen alligator en krokodil aan de weet. Nickipedia heeft het op een rij staan: 'De alligator heeft één bult ...' Kees krijgt de schrik van zijn leven als hij een babyalligatortje in de hand gedrukt krijgt.

In het tweede deel van de aflevering krijgt de muziek alle aandacht. In New Orleans spelen Nick en Simon met een groep bejaarde musici de jazzversie van 'De dag dat alles beter is', dat hier 'Brighter Day' heet. Op dat moment bekijkt Kees of een radarboot geschikt is als podium en danst daar de cha-cha-cha met een 'all-american lady' van onbestemde leeftijd. Duidelijk is dat Kees zich in deze serie steeds meer manifesteert als de aangever die als dank klappen krijgt met een rubberen hamer.

De volgende plaats is Nashville, waar Rob Crosby, de producer van Ilse de Lange de Volendammers meeneemt naat de opnamestudio County Q Productions. Terwijl de zangers met aanwezige musici een countryversie laten horen van 'Take my hand', blijkt Kees opnieuw te ontbreken. 'Waar is Kees op dit belangrijke moment?', vraagt het duo zich af. Misschien dat de volgende aflevering hierop het antwoord geeft. Zou het nog goed komen met de stage van Kees?, vraag ik me hardop af. Bijna heb ik met hem te doen. Prachtige serie en wat een karakterontwikkeling.

(1) http://bolduque.blogspot.com/2011/05/nick-en-simon-in-amerika.html

(2) http://bolduque.blogspot.com/2011/05/nick-en-simon-in-amerika-2.html