zaterdag 30 april 2011

De trein van Bergamo naar Den Bosch

Eigenlijk is het ding van niks. In twintig minuten ben ik op 29 april 's morgens van Den Bosch bij Vliegveld Eindhoven en even later heb ik de douane achter me. De rij voor Milaan Noord (Bergamo dus) staat er al en een telefoontje later zit ik in het vliegtuig. Als de laatste passagiers een plaats zoeken, wijst de steward naar de stoel naast mij: 'This chair is free'. Voor ik op kan staan, roept de dame aan de raamkant: 'No, this chair is kapot'. En inderdaad, op de zetel die ons de komende 75 minuten gescheiden houdt, blijkt een sticker te zitten met in verschillende talen ' tijdelijk buiten gebruik' . Gelukkig blijkt deze vlucht niet volgeboekt.

Mijn neef staat in Bergamo op me te wachten en even later bevinden we ons voor de deur van een kleine bierbrouwerij die onlangs in de prijzen viel. Het bedrijfje is gesloten en we verschuiven het bezoek naar de volgende dag. Hij brengt me met de auto naar Bergamo's Citta Alta waar ik van 11.00 tot 14.00 uur te voet een controle uitvoer. De afgelopen vier maanden lijkt er weinig veranderd. Duidelijk is dat het touristenseizoen inmiddels aangebroken is. Er zijn behalve de obligate (gedisciplineerd luisterende) groepen scholieren hele roedels luisteraars, begeleid door een gids die Italiaans, Duits of Frans spreekt. Engels hoor ik wel op de Piazza Vecchia, waar een groep indrinkers in vrijetijdskleding zonder begeleiding de weg naar de drank gevonden heet.

Bergamo - even groot als mijn moederstad - is sinds de opname in Ryanairs spoorboekje nog populairder dan voorheen. Het vliegveld zit al op zo'n zeven miljoen passagiers per jaar en die komen echt niet allemaal voor Milaan dat nog 45 km verderop ligt. Bovendien acht ik Bergamo, dat ik in meer dan vier decennia nauwgezet veldonderzoeken vele malen interessanter ben gaan vinden dan mijn Den Bosch, meer in aanmerking komen als ' stad voor een paar dagen' dan de metropool Milaan.

Na de inspectietocht langs kerken en kloosters, de Venetiaanse stadsmuur, Romeinse resten, grote en kleine pleintjes loop ik richting Citta Bassa. Ondanks de bewolking is het uitzicht op zowel de Alpen als de Po-vlakte zoals altijd imponerend. Het blijkt een kleine moeite om in een korte tijd een andere wereld te bereiken. Wat doet Den Bosch eigenlijk met de aanwezigheid op zo'n korte afstand van dat Eindhovense vliegveld? Ik weet ook wel dat al de toeristen die daar landen zo snel mogelijk naar Amsterdam willen voor het Van Goghmuseum, de grachten en de coffeeshops. Zou ik ook doen als ik in Eindhoven landde. Misschien moeten we met Ryanair en al die andere prijsvechters een deal sluiten voor een actie: 'De trein naar Amsterdam vertrekt in Den Bosch'.

woensdag 27 april 2011

La cocina (6); el secreto ibérico

Sevilla was 'volgeboekt' vanwege de 'Fiestas de Sevilla' en daarom belandden we een aantal jaren geleden in een stadje op zo'n 16 kilometer afstand. Ver genoeg weg om te kunnen kiezen uit een aantal hostals. In dat van ons eten we 's avonds na aankomst mee met de lokale pot. De volgende dag komen we via via terecht bij een restaurant waar we een hele puzzel hebben aan de menukaart. Na enige overlegtijd met de ober komt de keuze tot stand bij de glazen vitrine waarin 'vanalles' aan regionale lekkernijen uitgestald staat. Uiteindelijk wordt de bestelling er een van 'zet ons maar wat lekkers voor'.


Het wordt een grandioze maaltijd en sindsdien ga ik in Spanje steeds weer op zoek naar 'El secreto ibérico', het Iberische geheim, zogezegd. Hoewel het nou ook weer niet zo geheim is, blijkt het in de praktijk niet eenvoudig om het op een menukaart aan te treffen.

Het geheim zou 'm zitten in het feit dat de slager bij het uitbenen van het varken oog moet hebben voor de aanwezigheid van een 'lapje' (el secreto of la cruceta) van hooguit 200 gram tussen schouder en buik. Ideaal is wanneer dit stukje vlees afkomstig is van het
donkere Iberische varken dat meer smaak heeft door een dieet van eikels. Dit zou dat geheimzinnige stukje vlees zo geweldig maken, dat de slager het liever zelf eet dan dat ie het verkoopt.


Het is een illusie om in ons land dit delicate geheim-met-houtsmaak gemakkelijk te kunnen verkrijgen. En als ik het dan van het gewone varken wil hebben: 'waarnaar zou ik in de winkel moeten vragen?' Vakman Hans Voets helpt mij telefononisch op weg en even later sta ik bij Pieter Verhoeven in de slagerij. Het gaat inderdaad om een onderdeel dat apart besteld moet worden. Het bevindt zich bij het varken op de plek waar bij het rund het zogenoemde 'diamanthaasje' zit. Hij heeft voor dit moment een alternatief: 'de bovenkant van de kogel van het spierstuk'. Nou, dat gaat dan vanavond de pan in.


Voor dit 'Spaanse geheim' heb ik (voor twee personen) nodig: (olijf)olie, een ui, twee knoflookteentjes, peper, nootmuskaat, een laurierblad, wat bloem, een scheut cognac, kopje vleesbouillon, beetje melk, petersele en zout.


Eerst maak ik de saus; dat kost wat tijd, maar het blijkt de moeite waard. Vervolgens bak ik (kort) het vlees. Om een lang vervolgverhaal te voorkomen, raad ik aan de bereiding op bijgaand filmpje te volgen. Korter en beeldender kan ik het niet samenvatten. Kennis van het Spaans is niet echt nodig: http://www.youtube.com/watch?v=i6YSZic7qvI


Lekker bij gebakken aardappeltjes en sperzieboontjes. De volgende keer zal ik voor de saus wat zuiniger zijn met de peper. Even zo vrolijk gaat bij ons alles 'schoon op' en dat zou drie dagen mooi weer betekenen. 'Veremos, digo el ciego!'.

maandag 25 april 2011

De Hemeltjes

Tweede Paasdag fietsen we van Den Bosch richting Tilburg. Wind in de rug, schetterende zon, veel groen. Langs allerlei weggetjes komen we bij etablissement 'De Hemeltjes'. Dat blijkt om 12.55 uur nog niet open. Nog net niet, dus gaan we als eerste gasten op het terras zitten. 'De Hemeltjes', en dat met Pasen. Een curieuze naam ook: wat was ooit de aanleiding om de weg (eigenlijk ligt die iets verderop) zo te noemen. Ook een tuincentrum blijkt zo te heten. Overigens staat op een van de straatnaambordjes 'De Hemeltjens'.



In de aanpalende gemeente Oisterwijk bevindt zich restaurant Croy 't Stokske. Het ligt aan de weg 't Stokske (in Moergestel) dat zijn naam te danken zou hebben aan de aanwezigheid in lang vervolgen tijden van een klein kapelletje. Vermoedelijk werd dat 'eertijds' vanwege zijn kleine omvang op een paal of stok geplaatst en reizigers die erlangs kwamen, konden er even een gebed zeggen.



De uitspanning waar wij ons nu in de zon koesteren (zo'n zondoorstoofde plek noemt mijn vrouw een 'kattenhemel') bestaat sinds 1890. Het gebouw bevindt zich in Udenhout, de harde weg vóór is Berkel-Enschot en het zandpad aan de linkerkant is Tilburg. Daarover rijdt een loader en vanuit Tilburg dwarrelt het stof over de heg: ik leg een hand ter bescherming over mijn glas dubbele Westmalle.



De vier fietsers die na ons arriveren doen hun bestelling. De twee mannen drinken Westmalle dubbel, waarvan eentje 'met'. Eerder kreeg ik desgevraagd 'zonder'. 'Met' betekent dat vooraf een flinke scheut grenadine in het glas gedaan wordt. Voor wie van een 'zoet mondje' houdt. Een half mensenleven geleden zat in net over de grens met België (hier 'd'n Bels' of 'Bels') aan de bar in een danslokaal met zo'n massaal orgel van De Cap. Toen ik om een dubbele trappist vroeg, zei de dienster 'mee ...?' Dat laatste verstond ik niet vanwege de denderende feestmuziek. Het bleek 'groseille' te zijn: 'aalbessen', waarmee grenadine bedoeld wordt. Origineel komt dat stroperige sap van de granaatappel.



De loader is inmiddels aan de slag op het kale veld. We hebben er geen last van want de wind staat gunstig. 'De stof komt vaan dieje kaant', zegt een vrouw uit het aanpalende gezelschap. 'En gij van Tilburg', denk ik bij mezelf. Eén 'Zeg 's a' is al voldoende.



'De Hemeltjes' blijkt met z'n tijd meegegaan. D'r is ook een 'après-ski kelder'. Tegelijkertijd hangt er nog iets van de sfeer uit het lied 'Adieu Café' van Herman van Veen. Die melodie blijft vervolgens nog heel de middag 'in m'nne kop' hangen. Nu nog aan de weet komen hoe 'De Hemeltjes' op dit drielandenpunt 'goeien aard kregen'.










zaterdag 23 april 2011

Vaderlandse Geschiedenis (9); Bossche stadstaal

Mijn blog van april over het Grôôt Bosch Dictee leidde tot een aantal reacties. Om op de belangrijkste in te gaan: mijn grammatica uit 2003 over de Bossche stadstaal ‘Wè zeet uwes?’ is echt uitverkocht. Al jaren. En wie een exemplaar bezit, kan de uitgave onderhand gaan beschouwen als een ‘collectors item’. Via de antiquarische aanbieders is de studie overigens nog wel te koop (bijvoorbeeld via bol.com) voor €21, iets boven de originele prijs.

Over het Bosch is niet echt veel aan onderzoeksmateriaal verschenen, buiten uiteraard ‘Kun je door de bomen het Bosch’ nog zien?’, het afstudeeronderzoek uit 1997 van Gerlaine Piters-Jansen naar ‘de linguïstische en sociolinguïstische status van het Bossche dialect’.

Na voltooiing van mijn onderzoek hoorde ik van het bestaan van nóg een Bossche grammatica. Het was de Bosschenaar Bernardus Comelis Josephus Maria van den Eerenbeemt C.Ss.R. die zijn Dialectgrammatica van het Bosch in januari 1930 voltooide ‘in een schoolschrift’. Dit handgeschreven exemplaar bevindt zich in de bibliotheek van de Radboud Universiteit Nijmegen. Dankzij de bemiddeling van Jos Swanenberg kreeg ik daarvan een kopie in handen. Van den Eerenbeemt promoveerde in 1935 op Het kind in onze middeleeuwsche literatuur. Hij was lange tijd docent Nederlands binnen het onderwijs van zijn kloosterorde (Congregatio Sanctissimi Redemptoris).

Inmiddels mocht ik vaststellen dan Van den Eerenbeemts beschrijving van de klanken, woordvorming, zinsbouw en andere bijzondere taaleigenschappen van het Bosch uit 1930 nauwelijks afwijkt van mijn onderzoek dat ik in 2003 sloot. Wel blijkt taalverlies, want sommige woorden uit zijn voorbeeldzinnetjes worden niet meer gebruikt. Wat ik mag aannemen is dat in zijn tijd het Bosch meer gesproken werd; da’s dus ‘vaderlandse geschiedenis’ geworden.

Die vergelijking heb ik in 2005 en 2006) weergeven in drie artikelen in de Bossche Bladen:
'zoó gèk as ənə juin' http://bosschebladen.nl/pdf/2005-3MoersTaal.pdf
‘ənən houtərə klaas’ http://bosschebladen.nl/pdf/2006-1MoersTaal.pdf
‘ənə vèldbonk op ənə werkəndag’ http://bosschebladen.nl/pdf/2006-3MoersTaal.pdf

Eind maart - begin april jl. zond de lokale rtv-zender Boschtion een eigen productie uit over het Bossche dialect. De video brengt in 25 minuten onze stadtaal in beeld. Zogenoemde ‘frequent users’ komen aan het woord; de hierboven genoemde Gerlaine en ondergetekende hebben het over hun onderzoeksresultaten:

http://www.youtube.com/watch?v=0M0TF4aW7Ac&feature=youtu.be

donderdag 21 april 2011

De Bossche Koekwaus-layar

Het succes van de Bossche Koekwaus kent verschillende vaders: zo gaat dat. Vanuit ‘Oknog Oknog’ werken we voor de ambachtelijke invulling van onze marketing- en -communicatie-ideeën al vanaf de start in oktober 2008 prima samen met de uitstekende koekenbakker Daniël van Schijndel. Hij heeft voor de productie zelfs een aparte koekwauswals aangeschaft in zijn historische pand aan de Hinthamerstraat 89.

Om de zoveel tijd willen we op een grappige én opvallende manier de Bossche Koekwaus in de aandacht brengen. Bijvoorbeeld met een ‘veldonderzoek bekmeting’ en vorig jaar stonden we tijdens Koninginnedag op de Bossche Markt met ‘De Eerste Bossche Kampioenschappen Koekwaushappen’. En in april 2011 heeft de paashaas koekwauzen verstopt die op te sporen zijn met de smartphone. Via een originele koekwaus-layar. Op z’n Bosch gezegd: ‘Kèk, dan kunde wè’.

Den Bosch presenteert zich als toeristisch aantrekkelijke stad. Het zijn met name initiatieven van derden (organisaties en particulieren) die hieraan vorm geven. Ook deze paasspeurtocht van Oknog Oknog i.s.m. Diezijnzo en C2K is daarvan een voorbeeld.

De te zoeken koekwauzen bevinden zich vanaf vrijdag 22 april t/m 5 mei elke dag op een andere plek. De koekwaus-layar die je op je smartphone kunt activeren, leidt de speurneus door de Bossche binnenstad. Heb je de verstopte lekkernijen ‘verzameld’ dan is je missie geslaagd en ontvang je automatisch een unieke code. Die kun je bij Deborah en Daniël van Schijndel inwisselen tegen een pak echte krokante Bossche Koekwauzen.

De foto bovenaan geeft de QR-code weer. Een scan daarvan met je smartphone geeft je direct toegang tot de koekwauswebsite en de pagina ‘Zoek de Koek’. Of anders: http://bosschekoekwaus.wordpress.com/

Voor de layar: http://m.layar.com/open/bosschekoekwaus/

Nog wat lokale vaderlandse geschiedenis:

De release van de Bossche Koekwaus:
http://www.youtube.com/watch?v=PA5wIMuotGU

Het veldonderzoek
http://www.youtube.com/watch?v=-dM4YOh_6P0

Koekwaushappen
http://www.denboschsmaakmakend.nl/nieuws/maikel-schuurmans-winnaar-kampioenschappen-bossche-koekwaushappen

woensdag 20 april 2011

La cocina (5); papas bravas

In de Spaanse wereld is het oude woord 'papa' voor aardappel op enig moment vervangen door 'patata'. Daarover is een linguïstisch discours te houden, maar dat doen we dan maar op een andere site. Opmerkelijk is dat op de Canarische eilanden het woord 'papa' zich handhaaft, bij voorbeeld als 'papas arrugadas', van die kleine gerimpelde piepertjes in de schil gekookt, met zeezout op de bast. Heerlijk met 'mojo verde' of 'mojo rojo'.


De 'papas bravas' worden gerekend tot de orde der tapas. In de loop der jaren ben ik ze zeer gaan waarderen. In Spanje worden de tapas gepresenteerd op de bar onder een soortement glazen 'mini-kas': een gekoelde uitstalling onder glas die zicht geeft op het etenswaar. Vaak is het de uitbater die zelf de gekookte aardappels omvormt tot de karakteristieke 'papas bravas'. Die aardappelpartjes smaken pittig door de toevoeging van de nodige smakelijke ingrediëten, zoals gemalen rode peper. Tot mijn weerzin zag ik in Salamanca ooit zo'n barmens de saus knijpen uit een plastic flacon. Walgelijk.

Vanavond eten wij in de tuin, na een warme dag, rond de klok van 20.00 uur 'papas bravas'. Voor Spaanse begrippen wat vroeg, maar voor hier aan de late kant. Ik ben als volgt te werk gegaan. In de ochtend heb ik vier aardappels (Frieslanders) gekookt, in partjes en 'al dente', zoals de Italianen dat zeggen. Daarna maakte ik een 'vinaigrette' van wat azijn, een beetje suiker, een scheut olijfolie, veel gemalen rode peper, veel zoete paprikapoeder, een mespuntje gemalen komijn, een fijngehakt teentje knoflook en wat zeezout.

Als 's avonds de stukjes aardappel - in de olie op hoog vuur gebakken - kleur krijgen, voeg ik de vinaigrette toe. Ik doe daar wat stukjes fijngesneden paprika bij en als de bubs bruin is, gaat de hap op een verwarmd bord, in dit geval samen met sperziebonen met knoflook en jamón serrano en het Spaanse equivalent van 'ossenhaaspuntjes' met peper en knof. Een delicatesse met witte of rode wijn.

Het lied zegt dat het leven goed is op het Brabantse land. Dat klopt, zeker in een Bossche tuin, met de 'papas bravas', gemaakt van 'Frieslanders' uit Den Dungen. 'Wereldeten'.

dinsdag 19 april 2011

La cocina (4); gazpacho

Als ik op dinsdagmiddag 19 april door het Bossche Broek richting St.-Michielsgestel skate, denk ik aan ons moeder. Of eigenlijk meer aan een uitspraak van haar: 'Ge moet hitte mee hitte bestrije'. Dan zette ze de gloeiendhete soeppan op tafel terwijl buiten de mussen van het dak vielen. Zo warm is het vanmiddag nog niet: 25 graden en thuis staat de gazpacho in de koelkast.


Moeder had in onze ogen gelijk. We aten de soep terwijl het zweet in onze nek kwam te staan en daarmee leek het buiten gelijk een stuk draaglijker. Als het zondagse soep was, bewaarden we het vlees, de groente en 'het dik' tot het laatst. Dat mengden we met picalilly en verlengden daarmee de eerste gang. 'Het dik' - de vermicelli - mocht niet in de soeppan overblijven tot de volgende warme maaltijd. De stengeltjes werden op maandag vers toegevoegd aan wat van zondag restte. Later begreep ik waarom, toen ik meeat met huishoudens waar de sliertjes ook op de tweede dag vrolijk meegekookt werden om vervolgens als stukjes witte snot in je soep te drijven. Dank mama, voor je inzicht.

Koude soep heeft ze nooit gemaakt. Inmiddels weet ik dat ook daarmee de hitte te bestrijden valt. Ik verheug me knarrend langs de koeien bij Haanwijk al op de gazpacho. Daarvoor heb ik vanochtend vier flinke vlezige trostomaten ontveld en ontpit, twee middelgrote rode puntpaprika's en een komkomertje gewassen en van zaadjes ontdaan. Dit alles werd vervolgens met drie teentjes knoflook gepureerd en in een schaal gedaan. Daarbij ging een theelepeltje azijn, een lepel olijfolie, zout, peper en een (in wat heet water opgeloste) runderbouillonblok. Dat laatste is misschien niet origineel en zonder dat heb je wat meer zout en peper nodig.

Voor ik om 19.15 uur de soep opdien, doe ik er nog wat fijngesneden stukjes jamón serrano en komkommer bij. Daarmee gaat die gazpacho al een beetje richting 'salmorejo', een stevigere en gevarieerdere gazpachovorm. De koude soep blijkt, met wat stukjes brood in de tuin genoten, opnieuw een heerlijk zomergerecht.

zaterdag 16 april 2011

Film (2); Susie Diamond op vleugels

Omdat we in dit tijdperk 'vrienden' vooral digitaal verzamelen, is het wel handig om te weten op wiens of wier lijstje je komt te staan. Omdat daarbij een profiel van enige nut kan zijn, heeft bijvoorbeeld dit 'blogmedium' mij gevraagd naar mijn favoriete muziek, boeken en films. Uiteraard zegt dat wat, maar niet alles. Ik kan me indenken dat je top-3 van filmscènes méér inzicht geeft in iemands werkelijke belangstelling.

Mijn shortlist is: (1) Michelle Pfeiffer, terwijl ze op een (piano)vleugel loopt en ligt te zingen in The Fabulous Baker Boys (1989), (2) Penelope Cruz die 'Volver' zogenaamd zingt in Volver (2006), (3) Catherine Deneuve als ze in Les parapluies de Cherbourg (1964) letterlijk onder een paraplu 'zingend' wegloopt in de gelijknamige Franse havenstad. Gouwe ouwe, in elk geval twee en ik kan er geen genoeg van krijgen ze te zien. En te horen, uiteraard, want echt of niet: d'r wordt gezongen.


In The Fabulous Baker Boys spelen de echte broers Bridges - Jeff en Beau (ondanks deze naam wel degelijk de lelijkste van de twee) - de twee filmbroers die al pianerend het barbezoekende volk vermaken en de kost bijeen scharrelen. Dat lukt, als randverschijnsel in allerlei etablissementen. Als ze een zangeres in hun programma opnemen - Michelle dus, die ook werkelijk kan zingen - komen ze los van het behang en maken furore. Jack (Jeff) en Susie (Michelle) krijgen in die film wat samen en dat zorgt voor de nodige hooibroei. Dat gaat niet in een keer van huppekee joepie, maar de regisseur zorgt voor een langzame opbouw; peu à peu, zogezegd.


Op enig moment gaat Susie Diamond op de vleugel van Jack 'Makin' Whoopee' zingen. Zinderend, mensen, zinderend. Ik heb muzikaal betere uitvoeringen gehoord, maar als schouwspel raakt dit de rand van de hemel. Deze scène verdient een plaats als verplichte kost in elk handboek over film, liefde of strategie. Werkelijk een voorbeeld van 'Nec plus ultra': dit wordt door niets overtroffen.


Kijk, vergelijk, schaf een vleugel aan en droom: http://www.youtube.com/watch?v=7TULYBRHBAs




vrijdag 15 april 2011

La cocina (3); tortilla de patata con cebolla

Een lekkere Spaanse traditie vind ik het 'tapear'. Dat gebruik houdt in dat je (in gezelschap) van bar naar bar gaat, overal een drankje bestelt, plus de tapasspecialiteit van juist dié gelegenheid. Om dat sterke punt aan de weet te komen, is het van belang een autochtone gids mee te nemen. De eerste echte tapastocht die ik meemaakte, vond plaats in de Calle de Van Dyck in Salamanca. Niet echt in het oude centrum en daarmee 'van touristen vrij'. Niet dat die een probleem zouden vormen, maar buiten het gewoel smaken de hapjes meer uitgesproken en zijn de prijzen democratischer. Dit werd een smikkeltocht die indruk maakte.

Jaren later gingen we in Madrid na een drinkgelag aan de Plaza de Santa Ana 'tapear' onder de deskundige leiding van Alfonso D., kenner van Madrid en van het leven en werk van - jawel - Jeroen Bosch. Hij voerde ons langs de lekkerste tentjes. Eén daarvan, nota bene in de Calle de la Cruz waar wij op weg naar ons hostal dagelijks langs kwamen, had als specialiteit 'tortilla'. Ineens gingen wij dat lokaal waar we eerder nonchalant aan voorbij liepen, met andere ogen bezien. Nu werd duidelijk waarom het er met de benen buiten hing. Sindsdien weet ik: de aardappelomelet kan een delicatesse zijn.


Vanavond eten we tapas thuis en dus komt er tortilla op tafel. Die bakte ik lange tijd in een pan, waarop ik halverwege een grote platte schaal legde om de omelet om te draaien. Eén keer floepte de helft van de massa op het fornuis en sindsdien gebruik ik een springvorm, bekleed met bakpapier. Het resultaat smaakt hetzelfde en ik ben van het gededdel af.


Van belang is de keuze van de aardappel. Die mag niet echt kruimig zijn. Voor twee personen heb ik vanmorgen drie piepers bijna gaar gekookt, Frieslanders in dit geval, en die snijd ik nu - afgekoeld en wel - in dunne schijfjes. Olie in de pan en bakken die hap. Als de plakjes een beetje beginnen te kleuren krijgen ze gezelschap van de zeer dun gesneden ringen van een middelgrote ui en van twee fijngehakte knoflooktenen. Even meebakken, samen met een theelepeltje paprikapoeder, een mespunt gemalen komijn en zeezout naar believen.


In een schaal kluts ik vier eieren en voeg daaraan zeezout en wat olijfolie toe. Daarbij komt de inhoud van de pan, even voorzichtig omroeren en dan gaat dit mengsel in de springvorm. (Wie dat wil, volgt de ambachtelijke methode en gebruikt opnieuw de bakpan.). De bakvorm gaat de oven in die voorverwarmd is op 220gr. Na een kwartiertje neem ik de temperatuur 20 tot 40 graden terug en laat de tortilla nog wat laten nagaren. Warm opdienen. Ook koud is deze tortilla beslist lekker.


Uiteraard zijn er veel varianten op dit basisrecept. Zo kun je daar ook schijfjes worst aan toevoegen. Bijzonder lekker wordt hier in huis de pittige tortilla gevonden waarin ook een fijngesneden pepertje meegebakken wordt, plus twee theelepels koriander. Door de eieren gaat bovendien een handvol fijngesneden peterselie. Smakelijk!


donderdag 14 april 2011

Vaderlandse Geschiedenis (8); 'Knappe prins'

Als één hertog van Brabant tot mijn verbeelding spreekt, is dat Filips van Oostenrijk, meergenaamd 'de Schone'. Hij was de laatste Bourgondische baas hier en door de heerschappij van zijn familie noemt Den Bosch zich nog steeds een Bourgondische stad. Nu weet bekant niemand meer dat die term eigenlijk op een 'verfijnde levensstijl' slaat en vormt het een excuus voor overgewicht.

Filips was dus kennelijk een mooie jongen. Overigens heeft hij die (bij)naam te danken aan de Franse koning Louis XII die bij het aanschouwen van de vent geroepen zou hebben 'Hier hebben we dan een knappe prins'. Dat was in 1501 en Filips was toen al getrouwd met Johanna van Castilië. Zelf had zij jaren daarvoor al gezien dat hij een stuk was. Dat was op het moment dat ze haar a.s. echtgenoot (die op 22 juli 1478 in Brugge geboren werd) voor het eerst in levende lijve zag en wel in Lier op de vooravond van hun huwelijk. Aan beide kanten sloeg op die 20ste oktober 1496 de bliksem in. De stadsgidsen in Lier maken hier een smakelijk verhaal van, compleet met flitshuwelijk, een dampige eerste nacht (aan de huidige Aragonstraat), een groot festijn en burgers die verdronken omdat een te volle brug het begaf.


Van Filips weten we ook dat hij meermalen in Den Bosch was. Als klein ventje sliep hij in 1481 met zijn moeder Maria van Bourgondië bij de Zusters van Orthen terwijl zijn pa Maximiliaan van Oostenrijk verondersteld werd iets verderop te pitten bij de Predikheren. En passant bezwangerde Max een dame hetgeen leidde tot de geboorte van Barbara Disquis (1482 - 1568)die zowat écht haar leven lang in een klooster verbleef. We danken er nu nog de Barbaraplaats aan. Later kwam Filips hier om samen met senior in de winter van 1504/1505 troepen aan te voeren tegen Gelre. Hij maakte toen kennis met zijn halfzus Barbara en bestelde meepesant bij Jeroen Bosch een schilderij (Het Laatste Oordeel) en deed daarvoor een aanbetaling.


Hij stierf jong in Burgos op 15 september 1506, wellicht vergiftigd, maar bijna zeker aan de pest. Johanna zou hierdoor zo waus geworden zijn, dat zij de dode schone jarenlang meesleepte in een kist. Uiteindelijk kwamen beide echtelieden terecht in een praalgraf dat te bezoeken is in de kathedraal van Granada. Daar liggen ze in steen gehouwen, keurig naast de ouders van Johanna, de Katholieke Koningen van wie zij eerder Spanje 'overgenomen' hadden. Nu nog spreken de Spanjaarden over de komst van het Habsburgse Huis op de Spaanse troon. Ach ja, die vorstelijke lui trouwden vaak volgens de liedtekst van Jaap Fischer: 'Het was niet uit liefde, het was om je geld. Je was niet mooi, maar welgesteld'. Maar bij dit koppel denk ik: 'Dat klinkt een beetje eenzijdig misschien, toch, als het om Filips en Johanna gaat?'

Zijvond, Papesteeg en Kwadenaardstraat

Op donderdag 14 april skaten we door het dijk- en polderlandschap van de gemeente West Maas en Waal. We starten om 09.30 uur bij het gemaal op de grens van Maasdijk en Moordhuizen. (Moordhuizen: zie blog Lotsgeladen, oktober 2010.)



We volgen de Maas tot aan de Wamelseweg waar we afslaan richting Waal. Vervolgens passeren we op een korte afstand enkele straten en wegen waarvan de namen zeer tot de verbeelding spreken. Vandaag gaan we daar niet achteloos aan voorbij.


Onderweg proberen we te achterhalen wat ooit geleid heeft tot het ontstaan van Papesteeg, Kwadenaardstraat en Zijvond. Woonden aan de eerste opvallend veel papen oftewel katholieken? Was daar een klooster? En dan die Kwadenaardstraat. Deugde de grond niet, was het er zo saai dat nieuwe bewoners er hun draai niet konden vinden en er dus 'slechten aard' hadden?


Zijvond leidt in de sportieve groep tot de meest fantasierijke verklaringen. Zo zou er een dominant vrouwspersoon gewoond kunnen hebben die steeds met haar mening klaar stond: 'zij vond altijd wat over vanalles'. Na haar dood werd haar straat dus de Zijvondstraat.


Een volière is weliswaar een kooi voor vogels, maar daarom is het nog geen vogelière. Andersom hoeft een Papesteeg geen weggetje te zijn waar een klooster stond of de paus (papa) een woning had. Er zijn meer Pape(n)stegen in Nederland en het was gebruikelijk deze naam te geven aan het kerkpad dat door de velden naar de (katholieke) kerk leidde.


Enig speurwerk na afloop van de skatetocht leidt ook tot een verklaring van Kwadenaard. Die naam werd (inderdaad) verbonden met de aanwezigheid van een veelal zompig stuk (klei)grond waar de omstandigheden gunstig waren voor de groei van de moeraspaardestaart. Die plant is giftig (ook in gedroogd of ingekuild) voor paard en koe. Die beesten kunnen er zelfs dood aan gaan.


Zijvond tenslotte, een hersenbreker. Fijn dat zoveel mensen allerlei informatie op het internet zetten. Zijvond blijkt een verbastering van Zijwende. In een nat gebied werd in cultuur gebracht land omgeven door kades die moesten voorkomen dat water zomaar van hoog naar laag stroomde. De Zijwende was zo'n kade, een dwarskade om precies te zijn.


Zo, nu kunnen wij skaters weer rustig slapen vannacht.

dinsdag 12 april 2011

La cocina (2); albóndigas

'Elke dag is anders', roept IKEA. Dat blijkt maar weer als ik eind maart de Delftse vestiging aan de Olof Palmestraat bezoek: je blijkt er ook Zweedse gehaktballetjes te kunnen eten. Da's meer dan ik van de standaard 'ballenbak' had verwacht. 'Zweedse gehaktballetjes', mij eigenlijk op dat moment pas een paar weken bekend door de 'Zweedse week' van de Lidl. Zo zie je maar hoe multinationals in een paar etmalen je blikveld - in dit geval het mijne - kunnen verruimen. In Nederland is het 'Broodje bal' een gouwe ouwe. Voor de grote eters is er het omvangrijke Limburgse gehaktbrood. De veel bescheidenere Indische variant doet het hier ook goed, want die ligt bij de Keurslager op de toonbank. De daarbij aangesloten ambachtelijke vleesverzorgers zullen dit niet zonder reden op hun actielijst hebben staan. Nog even en ze gaan ook de Spaanse albóndigas propageren. Ik ben gek op die albóndigas. Die Spaanse gehaktballetjes kennen nogal wat varianten. In Ronda werd ik verrast door met stukjes gekookte ham gevulde exemplaren. Wat een delicatesse, gepresenteerd in een nederige negotie waaraan ik zo voorbijgegaan zou zijn als het meisje achter de hotelbalie het adres niet op een papiertje geschreven had. 'Goedkoop én lekker', had ze d'r aan toegevoegd. Sindsdien varen we blind op haar collega's waar dan ook op het Iberisch Schiereiland. Zo zijn we ook een keer in Segóvia aan 'speenvarken uit de oven' begonnen. Achteraf bleek dat een hachelijke onderneming want we hadden ook de snuit kunnen treffen. Ik ga zometeen achter het fornuis voor mijn favoriete uitvoering van de albóndigas. Daarvoor meng ik door 250 gram rundergehakt een ei, de ringetjes van drie stengels lenteui, kleine stukjes manchegokaas (van het manchegoschaap), wat nootmuskaat, gemalen komijn, paprikapoeder, fijngehakte knoflook, zout en peper. Goed kneden die hap, een proefballetje in de magnetron en naar smaak nog wat 'bijkruiden'. Bakken in de hete olie, afblussen met een scheut witte wijn en de inhoud van een blik gepelde tomaten toevoegen. Saus laten indikken, op smaak brengen met zout en peper, en het gerecht vervolgens warm opdienen. Vanavond eten we daarbij papas bravas en ejotes con jamón. De recepten daarvoor zal ik later aan deze serie toevoegen.

zaterdag 9 april 2011

Bolduque (12); 'Vlaams hout'

Het is geen eenvoudige zaak om de echte werken van Jeroen Bosch te herkennen. Eén hulpmiddel is de 'boomtijdkunde', de dendrochronologie. De wetenschappers die zich daarmee bezig houden, kunnen op basis van een geschikte houtstaal vaststellen hoe oud het materiaal is, sterker nog: wanneer de'oorspronkelijke boom gekapt werd. Zit alles mee, dan weten ze ook aan te wijzen waar deze groeide. Microscoop, referentiekalenders en leren voorschoot vormen hierbij belangrijke instrumenten. Met deze vorm van onderzoek zijn schilderijen van Bosch en anderen 'afgevoerd' omdat het hout pas na hun dood op de markt kwam.

In de tijd van Bosch gebruikten schilders en beeldhouwers graag eikenhout. Scheepsbouwers overigens ook. Een bekend verhaal is dat Spanje zo'n grote hoeveelheid bomen rooide voor al zijn handels- en oorlogsbodems dat het land daaraan zijn huidige 'kaalheid' te danken heeft.

Boomtijdkundig onderzoek heeft ook aan het licht gebracht dat Jeroen Bosch ook op hout geschilderd heeft dat een verre reis achter de rug heeft. Het komt namelijk uit de omgeving van de zogenoemde Baltische staten en da's een heel eind weg. In boten kwam dat bijvoorbeeld vanuit het noordeljke Riga naar een belangrijke havenstad als Antwerpen. Daar kon het opnieuw scheep gaan, nu richting zuiden. In Spanje ging het 'madera de flandes' heten, 'Vlaams' hout, een benaming die ook een kwaliteitsmerk was.

De (vermoedelijke) Gentenaar Pieter Danckaert was de eerste 'bouwmeester' van het imposante retablo mayor in kathedraal van Sevilla. Aan dat duizelingwekkende beelhouwwerk is generaties gewerkt, op enig moment ook onder de leiding van de Bosschenaar Roque de Balduque. Van Danckaert is bekend dat hij onder meer 'madera de borne de flandes' besteld had.

Roque de Balduque heeft in Zuid-Spanje veel werk nagelaten. Een gedeelte daarvan heb ik inmiddels met eigen ogen mogen zien. Onderzoek zal duidelijk moeten maken waar zijn materiaal écht vandaan kwam. Lees meer hierover op http://www.uitgeverijeducom.nl/vakbladvitruvius/pdfs/v_22_0_1237970022.pdf
















La cocina (1); boquerones en vinagre

Een aantal jaren geleden verbleven we in het Italiaanse Riomaggiore, het meest oostelijk stadje van Cinque Terre aan de Ligurische kust. Op advies van de B&B-moeder bezochten we op een avond een restaurant waar ons voorgerecht bestond uit ansjovis. Nu hadden we die in Riomaggiore al eerder op, gebakken in krokant beslag. Maar wat ze ons toen voorzetten, is nog nergens overtroffen: gevulde ansjovis, gemarineerde ansjovis, ansjovis in olie, citroen, knoflook plus peterselie, en nog zo wat. Alles bij elkaar wist de kok deze vissoort op vijf verschillende manier bereid op tafel te brengen. Wat er niet bij zat was de zoute ansjovis die wij uit blik of potje op bijvoorbeeld de pizza doen. Van die ansjovis in olie, citroen, knoflook plus peterselie ben ik een grote fan geworden. In Spanje heten ze ‘boquerones en vinagre’, en worden ze tot de tapas gerekend. Eigenlijk kom je dit recept in het hele mediterrane gebied tegen. En het leuke is: je kunt ze ook zelf in de keuken in elkaar knutselen. Niet moeilijk, maar je moet er wat tijd voor over hebben. Op vrijdag 8 april koop ik ’s morgens bij de visboer op de markt twee haffeltjes ansjovis. Totale kosten: €2,50 voor 500 gram. De uren die daarna volgen, zijn ‘onbetaalbaar’, zeg maar ‘vrijwilligerswerk’. Ik leg het ene visje na het andere op een snijplank, zet een mesje achter de kop en beweeg het mesje opzij. Met de kop worden ook de ingewanden verwijderd. Dan snij ik de buikholte open en druk het visje ruggelings plat op de plank, en verwijder met mes en vingers voorzichtig (maar wel in één haal) het graatwerk, inclusief staartvinnetje. Als hiermee de vis gevlinderd is, leg ik de twee stukjes vlees (die meestal nog aan elkaar zijn blijven zitten) in een vergiet. Onverstoord ga ik verder met de volgende. Is eenmaal dat monnikenwerk achter de rug, dan was ik de handel waarbij ik probeer te voorkomen dat teveel tweelinghelften van elkaar los raken. Op keukenpapier worden de visjes drooggedept, waarna ik ze – met de rug naar beneden – op een bord leg. Hierover komt wat zeezout, zeer fijngehakte knoflook en een behoorlijke hoeveelheid citroensap dat het vlees binnen een uur wit kleurt. Afgedekt met plastic zet ik het bord minimaal een halve dag in de koelkast. Tegen de avond blijkt de vis mooi wit, maar het sap ziet er wat troebel uit. Opnieuw keukenpapier klaar leggen, de visjes erop, afdekken met tweede laag keukenpapier en dit met de vlakke hand licht aanduwen. Deze behandeling maakt de vis ‘schoon’ en nu kan ze op een feestelijk bord. Over de aaneengesloten visjes gaat wat citroensap, olijfolie en zeer fijngehakte peterselie. Een uurtje laten staan en dan oppeuzelen met wat brood en een glas droge witte wijn. Godenmaaltje.

donderdag 7 april 2011

Ons moeder

Op donderdagavond 7 april drijf ik lui in een zwembad met zout water. Handen achter het hoofd, dobberen, kijken naar de sterren. Loom en ontspannen: het ultieme saunagevoel. Zo zou het in de moederschoot geweest kunnen zijn, denk ik.

Mijn moeder stierf op 22 oktober 1975, bijna 72 jaar oud. Jong nog, vind ik nu. Riek van den Broek, ik denk dat ik het dagelijks over haar heb. Niet constant en niet uitgebreid, maar het 'Zoals ons moeder gezegd zou hebben', gevolgd door een typerende omschrijving in het Bosch, ligt in mijn mond bestorven. 'Kaatje', noemden we haar, naar haar moeder 'de ouwe Kaat'.


In oktober 2010 lag een van mijn zussen erg slecht en ze was druk in de weer om haar afscheidsdienst voor te bereiden. Daarvoor had ze ook een foto nodig van haar geboortehuis. Niet alleen dat van haar overigens, want ook mijn jongste zus en ik werden daar - Achter het Stadhuis 7 - na haar nog geboren. Ik vond twee opnames op de website van het Bossche Stadsarchief en stuurde haar die exemplaren toe.


's Avonds belde ze me op. 'Witte wie op dieje foto staot? Nouw? Ons moeder!' Haar kinderen hadden de originele prent uitvergoot en als screensaver op haar laptop gezet. Toen had ze ons moeder op die bewuste dag in 1932 door de gordijnen zien staan kijken naar de fotograaf van 'Fotopersbureau Het Zuiden'. 'Zô stond ze altijd als wij buite speulde', zei mijn zus. Later bedacht haar jongste zoon dat zijn oma, die toen 28 jaar was, op dat moment zwanger moest zijn van de zus die nu zou gaan sterven. We kregen kippenvel en vonden dat dit geen toeval kon zijn.


Zwevend in het water kijk ik opnieuw naar de sterren. Ons moeder zou gezegd hebben: 'Vergit nie dè'k jullie alle zes nege maonde onder m'n hart gedraoge heb'. Dat schept een band, voor over het leven.

woensdag 6 april 2011

Grôôt Bosch Dictee

Als ik op 6 april om 21.00 uur de Azijnfabriek betreed, hangt er de sfeer die ik verwacht. Ans van Dartel leest ter afronding nog eens de hele tekst voor van de zestiende editie van het Grôôt Bosch Dictee, de deelnemers zwoegen en de toeschouwers volgen het geheel. Het is net een proefwerk. Vanaf 1996 kwamen elf jaargangen uit mijn pen. Voor de volgende twee tekende Gerlaine Piters-Jansen. En nu is Frank Finkers voor de derde keer aan zet. Ik geloof dat ik drie sessies niet ben wezen kijken, maar vanavond heb ik een beetje heimwee. Dat gevoel wordt ook ingegeven door een programma dat de plaatselijke rtv-zender Boschtion op dit moment uitzendt: een video over het Bossche dialect. Daarin treden Gerlaine en ik op als gebruikers-onderzoekers. Ik vind het een goed verslag waarin ook nadrukkelijk Bosschenaren aan het woord komen voor wie de plaatselijke taal nog steeds een belangrijke rol vervult in hun dagelijkse communicatie. Ik denk dat ik inmiddels frequenter Engels spreek dan mijn moerstaal. Na het dictee volgt nog een reeks multiple-choisevragen waarna de kandidaten ook de laatste papieren inleveren. Meteen begint de discussie. ‘Wè hedde gij gemakt van …?’, ‘Witte gij wè ‘nne … is?’ De auteur heeft weer zijn best gedaan, niet alleen om te zorgen voor commotie tijdens het stille gedeelte, maar zeker ook voor de discussie achteraf. En zo moet het ook zijn. Over het Bossche dialect is weinig vastgelegd. In april 2003 verscheen mijn ‘Wè zeet Uwes?’, de Bossche grammatica, verluchtigd met een tiental verhalen uit mijn familie. Buiten dit uitverkochte referentiepunt, bestaat er vooral emotie. Niets blijkt de deelnemers vanavond meer aan te spreken dan de wortels die zij hebben met hun stad via hun moedertaal. Natuurlijk doet de jury er weer lang over om tot een eindoordeel te komen. Zoveel liter bier later zijn om 22.30 uur de winnaars bekend: (1) Nort Lammers, (2) Marian Goossens, (3) Corry Peters-Gevers. Deze ontvangen namens de organiserende partij de Cultuurhistorische Vereniging De Boschboom een vètlere medalje, een Bossche Koek en de eeuwige roem.

dinsdag 5 april 2011

Vaderlandse Geschiedenis (7); Spaanse propaganda

Onze Vahaderlandsche Geschiedenis is de uitkomst van een selectieproces. Bekend is de kijk door de 'Hollandse bril' bij het schrijven van 'ons' verhaal. Ook andere partijen manipuleerden en daarvan heb ik hier een voorbeeld.

Als Den Bosch in september 1629 'Hollands' wordt, komt aan Spaanse zijde de propagandamachine op gang. De teneur van een verhaal in een vlugschrift uit 1630 over de val van Den Bosch is 'Al is die machtige stad gevallen, God straft de verraders van zijn werk op aarde'.

Eén van die verraders in dat verhaal is Voetius, voormalig veldprediker in het leger van Frederik Hendrik en na de verovering van de stad predikant in de Bossche St.-Jan. Als hij de protestantse soldaten wil toespreken, voelt hij zich gehinderd door de aanwezigheid van een 'corpus cristi'. Voetsius wil het ware woord Gods pas verkondigen, als de militairen het valse beeld van Christus neergehaald hebben. Na stevig aandringen, gebeurt dit inderdaad. En ten overstaan van de luisterende menigte verschijnt de duivel uit de duistere diepten om de godslasterlijke dominee mee te voeren naar de eeuwige hellepijn.

Dit verhaal doet al gauw de ronde in Den Bosch. Voetius is in werkelijkheid in Den Haag voor overleg en als hij in december 1629 terugkeert, zeggen zijn collega's: 'Je ziet er niet gek uit voor een dode!' Voetsius is hierdoor getergd en loopt dagen door de stad om ieder te laten zien dat 'de mare' over zijn dood op leugens berust.


Maar ja, dat laatste zien ze in Spanje natuurlijk niet en daarom zeggen de lui daar: 'God laat ons niet in de steek'. En dat is de bedoeling van deze propaganda.

Het verhaal blijkt bedacht door een uit Den Bosch gevluchte Jezuiet Sidronius Hossius. Deze geleerde wordt later aangesteld aan het Spaanse hof in Brussel.


De volledige tekst achter deze geschiedenis is te lezen via http://bosschebladen.nl/pdf/2006-4Berselaar.pdf

zaterdag 2 april 2011

Vaderlandse geschiedenis (6); volksverhuizing

Vindt u het lied ‘Den Bosch is mooier dan Parijs’ overdreven? Ik niet. Zelfs Berlijn, Parijs en Madrid brengen me niet van dit standpunt. In Rome beving mij een lichte twijfel, maar het bleef bij een ‘Net iets aantrekkelijker dan waar ik vandaan kom’. Zelfs dat kwam met moeite over mijn lippen en het kostte echt de nodige kruim: als echte Bosschenaar versta ik namelijk de kunst om de grootheid van Brabants hoofdstad nagenoeg samen te laten vallen met die van de kosmos. Het feit dat we als gemeente steeds in de prijzen vallen (De stad van de Smaak, de Groenste stad, de Vestingstad, de Winkelstad en maak zelf het rijtje af), is niet meer dan vanzelfsprekend. Waar komt dat toch vandaan, die neiging Den Bosch tot de maat der dingen te maken? En als ik nou maar de enige was, maar mooi niet... Doen ze hier iets in het water, is het een kwestie van opvoeding? Den Bosch werkt al eeuwen als een niet te weerstane magneet op boeren, burgers en buitenlui. In een tekst van het Stadsarchief staat dat in 1775 de helft van de toenmalige inwoners van elders kwam. Hoewel de gevestigde orde toen niet op die nieuwkomers zat te wachten, integreerden de meeste inwijkelingen. Nog onbekend is wat daaraan meewerkte, maar kennelijk was het de moeite waard om hier te blijven en door te zetten in een omgeving die volgens Aart Vos ‘met een welhaast xenofobe ijver’ weerde of wantrouwde. De kans is dus groot dat de meest gepatenteerde Bosschenaar van nu de stamboom heeft van een lapjeskat. Om dicht bij huis te blijven, begin ik bij mijn eigen ouders. Die zijn alle twee hier geboren. Maar oma Pietje van den Berselaar-van der Burgt heeft een Vughtse vader: blijkt mijn ouweheer kwart Vughtenaar. Bovendien is hij langs de mannelijke tak derde generatie Bosschenaar dankzij de opa van zijn vader, ene Wout van den Bersselaar (spelling!) die van Gemonde naar Den Bosch trok, waar hij in 1850 trouwde met Anna van Thiel uit Empel en Meerwijk. Naar werkelijk alle kanten schiet de Bossche bloedlijn met de inbreng van moederszijde. Een van haar oma’s was Dien Dumernit, en zo’n naam met du erin klinkt toch wel erg buitenlands. Dat blijkt wel mee te vallen, maar uiteindelijk kom ik via een stamboomoverzicht van de familie Doomernik (!) uit bij Jakob Dommerniet, geboren in het Duitse Wolfshage(n). Hij trouwde hier in 1780 met Anne de Ruijter-Gans. Dommerniet was volgens Peter-Jan van de Heijden garnizoenssoldaat. Terug naar moeders oma: Dien Dumernit. Zij trouwde met Driek Lambooy en deze Bossche sigarenmaker had een tot de verbeelding sprekend ouderpaar. Vader Jacob Lambooy (barbier) kreeg voor zijn verdiensten in de slag bij Waterloo het Zilveren kruis met de vijf armen. Moeder Catharina Loew (Löw) stamde uit Weiler-la-Tour in het groothertogdom Luxemburg. De familie Loew-Lambermon kwam in het begin van de 19e eeuw naar Den Bosch. De entree van de Lambooys lag vóór 1700 met ene Jacob, meergenaamd Van Munsterbilsen. Als de hele wereld in je genen zit, kan er maar één stad zijn: Den Bosch!

vrijdag 1 april 2011

Vaderlandse Geschiedenis (5); Aatsetógelaan

Toen ik zes was, verhuisden we naar de Aatsetógelaan. Ik kon al schrijven en zette de naam ‘Aartshertogenlaan’ foutloos op papier. Maar zoals iedereen in mijn omgeving volhardde ik in de uitspraak ‘Aatsetógelaan’. In ‘De Aartshertog’ kocht ik voor mijn vader sigaren en misschien wel daarom dacht ik lange tijd dat de aartshertogen achter de merken Elisabeth Bas en Willem II zaten. Pas jaren later begreep ik dat onze straatnaam verwees naar Isabella en Albrecht van Oostenrijk. Isabella was de dochter van Philips II. Met haar man Albrecht (tevens haar volle neef) was zij in de periode 1598-1621 landvoogd van de Nederlandse gewesten. Het adellijke koppel hield hof in Brussel en het duo is bij de Belgen bekender dan hier. Maar ja, als kind had ik daar natuurlijk nog geen idee van. Ik woonde aan de Aatsetógelaan, de post werd er correct bezorgd en de visite wist het adres zonder probleem te vinden. Mensen schrijven geschiedenis. En naar beroemde lieden wordt een straat genoemd. Naast Isabella en Albrecht hebben ook Maria van Bourgondië, Karel de Stoute, Rembrandt en Vergilius in onze stad hun plek binnen het plaatselijke monopolyspel veroverd. Als gezegd, is het voor de bewoners niet altijd gemakkelijk om de vernoemde beroemdheden te plaatsen in de (vaderlandse) geschiedenis. Wie was Vergilius? En was Karel nu de oom van Maria of was dat meisje zijn dochter? Rembrandt schilderde de Nachtwacht. Da’s een makkie. Ik wist dat op de kleuterschool al, want voor we naar de Aatsetógelaan trokken, woonden we een poos in de Rembrandtstraat. Thuis stond de Nachtwacht afgebeeld op een brede blikken trommel die als naaikistje diende. Daardoor ‘had ik iets’ met de naamgever. Inmiddels woon ik in de Willem van Oranjelaan en dat is natuurlijk voor een echte Bosschenaar een ‘foute straat’. Fout in de betekenis dat deze Willem als vader van de broertjes Maurits en Frederik Hendrik een directe relatie heeft met de verovering van ’s-Hertogenbosch in 1629. Een ‘bietje Bosschenaar’ snapt de portee van deze opmerking.

Hoe dichter de namen van historische personen bij onze eigen geschiedenis komen, des te gemakkelijker herkennen we ze. Uit een onderzoek uit 2004 onder geschiedenisprofs blijkt dat Nederlanders allereerst belangstelling hebben voor de historie van hun eigen omgeving. Als je daar niet toevallig woont, zegt de aanhouding in Goejanverwellesluis je niets. Maar in de Bossche gemeente zijn de afrekening met SD’er ‘de Kin’ en de daarop volgende moord op kapelaan Koopmans nog steeds een begrip.

De ‘geschiedenis van dichtbij’ is al weer een tijdje populair. Dichtbij in de betekenissen ‘om de hoek’ en ‘ik weet nog’. Ik heb zo ook mijn privé-collectie. Onderdeel daarvan is een bergstok met schildjes uit Zuid-Limburg. Dat houten voorwerp staat in een koperen paraplubak die vroeger het huis van mijn ouders sierde. Misschien heeft een van mijn zussen die blikken Rembrandt nog ergens staan. Maar het mooist vind ik de mantra die ik aanhef zo gauw ik met de fiets of in de auto mijn oude straat in rijd. Dan prevel ik Aatsetógelaan, Aatsetógelaan, Aatsetógelaan.