zaterdag 29 april 2017

Een bocht in de rivier (3); Lappendeken

Aan ‘A bend in the river’ (1979) van V.S. Naipaul (gelezen in 1983) heb ik de titel ontleend voor een aantal samenhangende blogs waarin Toledo en Madrid een rol spelen. De korte teksten vormen een ‘spin-off’, zoals dat zo mooi heet, van een studie ter voorbereiding van een lezing die ik in mei houd. Daarin kan een aantal dingen slechts als franje aan bod komen. Juist die zaken, waaronder verwijzingen naar ‘Arabisch Spanje’, krijgen ruimte in deze teksten op internet.

Toledo is een oude stad in een bocht van de Taag. De Romeinen zaten er. Toen hun heerschappij oploste, kwamen er nieuwe heersers uit het hoge noorden: de Visigoten. Zonder massaal over het schiereiland uit te zwermen, werden ze er wel de baas. Het christendom dat zij aanhingen, bleef zo goed en zo kwaad als dat mogelijk was, gehandhaafd onder de Arabieren die in 711 optrokken van Gibraltar tot de Pyreneeën. Na een lange strijd werd in 1492 het laatste restje kalifaat opnieuw Spaans. De sporen van die lappendeken zijn in Toledo nog steeds overduidelijk aanwezig, zoals ik hiervoor aangaf. Het feit dat er een periode was waarin christenen, joden en mohammedanen de stad deelden, lijkt te suggereren dat toen iets lukte, wat nu moeizaam gaat of onmogelijk lijkt. Alsof integratie toen wel succesvol was. Zoals vaak bij de vertaling van het verleden naar onze tijd, lijkt ook hier zich de valkuil van ‘Hineininterpretierung’ te openen. Op zijn minst was toentertijd ‘co-existentie’ mogelijk doordat de verschillende groepen in van elkaar gescheiden wijken woonden.

Diezelfde valkuil ligt ook te wachten wanneer het streven van Isabella I van Castilië om Spanje weer Spaans te maken, supernationalistisch genoemd wordt. Een soort ‘Spain first’; Trump avant la lettre. Ze trok geen muur op, wel besloot ze tot het wegzenden der joden (1492) en maakte ze een begin met de ‘repatriëring’ van (onwillige) moslims. Eind 1568 werd een grote groep mohammedanen uit Granada e.o. ingekwartierd binnen de muren van Toledo. Ze moesten aan het werk bij en voor de inwoners om ‘ledigheid’ te voorkomen. Het gebruik van de eigen taal werd verboden en hun feesten werden met argusogen bekeken. Deze en andere maatregelen waren er op gericht de afstand tot de verdachte cultuur te vergroten om daarmee de acceptatie van de katholieke levenswijze dichterbij te brengen. Al snel waren er meer dan 6.000 nieuwkomers; een deel werd buiten de stad gehuisvest. Veel mannen kwamen terecht in de ‘bouwvak’; wie op het platteland een plek kreeg, ging werken in de land- en tuinbouw.
Deze assimiliatiepolitiek bleek niet zaligmakend. Toen de laatste mohammedanen in de periode 1609-1613/14 het schiereiland moesten verlaten, bleef in bepaalde streken het land lang onbebouwd en was er een tekort aan handwerkslieden.

Nog voor sprake was van bovengenoemde ‘heropvoeding’ functioneerde Toledo geruime tijd als koningsstad van Spanje i.o. Karel V vestigde er zijn hof, wat de nodige consequenties had. De infrastructuur verbeterde, de kwaliteit van producten en diensten groeide, het inwoneraantal nam toe tot 50.000. Vanuit de bovenlaag gingen er opdrachten naar kunstenaars in en om de stad. Tegelijkertijd was er ook sprake van overbevolking: één slechte oogst en er was sprake van hongersnood. In die tijd speelde in Brabant hetzelfde rond de steden Brussel, Leuven, Antwerpen en Den Bosch. Een grote bevolkingsdruk leidde ook tot hogere prijzen, onveiligheid en kans op epidemieën. Uit deze welvarende en toch kwetsbare stad verplaatste Filips II het hof in 1561 naar Madrid, waarmee de groei langzaam aan uit Toledo verdween.

16 jaar na het vertrek van de koning arriveerde Domenikos Theotokopoulos in de stad aan de Taag. ‘El Greco’, die er zou uitgroeien tot een van Spanjes bekendste schilders uit die tijd. Hij kreeg veel voor elkaar, met uitzondering van één ding: nooit ontving hij de gewenste benoeming tot hofschilder. Het schijnt dat Filips II weinig zag in de kunstopvatting van de Griek en de voorkeur gaf aan Jheronimus Bosch en Titiaan. Deze en nog veel meer informatie is te vinden in het Toledaanse ‘Museo del Greco’. Daarin wordt ook verteld dat dit gebouw niet het voormalige woonhuis van de schilder is, want dat bestaat niet meer. Wel stond die woning in de buurt van de plek waar de bezoeker zich nu bevindt. Ook, of met name buiten het museum is op verschillende plaatsen in de stad werk van El Greco te vinden. Zoals 'El entierro del Conde de Orgaz' in de Iglesia de Santo Tomé.

Verschillende deskundigen hebben geprobeerd te verklaren hoe deze kunstenaar tot zijn ‘wat uitgerekte’ personen is gekomen. De vingers en de nekken zijn te lang, evenals de armen en de benen. Al zijn figuren zouden tot de categorie der leptosomen behoren. De enige verklaring die me bij is gebleven, luidt dat hij met een oogafwijking geboren zou zijn. Wie weet.

woensdag 26 april 2017

In de bocht van de rivier (2); Hoefijzerboog

Vrij snel na hun oversteek in 711 vanuit Noord-Afrika namen de troepen van Tarik Ibn Zijad het Iberisch Schiereiland in. Toledo kwam in 712 onder Arabische invloed en bleef dat tot de ‘herovering’ (reconquista) in 1085. Twee driekwart eeuw onder een oosters regime zette blijvend een stempel op de stad, zoals ik in de voorgaande blog aangaf. Wie nu door het centrum loopt, hoeft weinig moeite te doen om in deze centraal gelegen vesting de ‘buitenissige’ kenmerken te zien.

Dé plek om de lange geschiedenis van Toledo te betrappen, is het Alcázar, de oude burcht. Wie nu dit imposante gebouw betreedt, kijkt letterlijk een glazen wand terug in de tijd. Deze van oudsher versterkte plaats herbergt nu o.m. het 'Museo del Ejército' (Legermuseum) en onderweg naar de ingang overbruggen de bezoekers een gracht waarin de geschiedenis in lagen opgestapeld ligt. Onder de voeten bevinden zich: prehistorie, Romeinse periode, Visigotisch tijdperk. Arabische aanwezigheid, Moderne Tijd. Het gebouw dat onderdak biedt aan het museum is in de loopt der eeuwen regelmatig beschadigd en hersteld na het nodige strijdgewoel. De laatste keer na de beschietingen tijdens de Spaanse Burgeroorlog (1936-1939). Het zal niet onopgemerkt blijven dat de imposante constructie naar stijl overeenkomsten vertoont met het Escorial, het voormalige paleis nabij Madrid van Filips II.

Wie de eerste foto bekijkt, ziet een veelvormig Toledo. Rechts het vierkante silhouet van het Alcázar, in het midden een hoog oprijzende gotische kerktoren en links een mediterraan ensemble. Zó zag ik Toledo toen ik voor de eerste keer naar deze stad keek vanaf een hoogte aan de andere zijde van de Taag. Eerlijk gezegd vanachter een glas koude witte wijn op het terras van ons hotel waar we zojuist met de auto vanuit Madrid aangekomen waren. Het beeld verwarde me enigszins. Met name die gotische piek kon ik daar niet plaatsen. Sinds die eerste keer in 2007 ben ik er een handvol keer teruggekomen en snap ik de ‘architectonische’ samenhang op dit plaatje wat beter.

Toeristen bezoeken het binnenland van Andalusië om daar de nalatenschap van zoveel eeuwen Moorse heerschappij te bekijken. Zo valt In Córdoba binnen de prachtig gelegen Torre Calahorra te zien en te beluisteren hoe in die stad jarenlang vertegenwoordigers van de verschillende geloofsrichtingen konden samenleven. Latere gebeurtenissen maakten dit onmogelijk, waardoor de niet tot het katholicisme bekeerde joden in 1492 werden weggezonden, en de volhardende laatste moslims in de periode 1609-1613/14 moesten verdwijnen.

Wie als bezoeker niet naar het zuiden van Spanje wil reizen, kan zich zonder veel fantasie voorstellen hoe die multiculturele samenleving er in Toledo uitgezien heeft. Om te beginnen is er de Arabische stadsmuur waarin vooral de poorten opvallen. Overigens zou de karakteristieke Moorse ‘hoefijzerboog’ door de Arabische bouwmeesters overgenomen zijn van de overwonnen Visigoten. Binnen de omwalling bevonden zich zeker tien moskeeën. De huidige ‘Mezquita Cristo de la Luz’ (hierboven afgebeeld) is de 'aangepaste' katholieke voortzetting van het voormalige Mohammedaanse gebedshuis ‘Bab al Mardum’.

Ook enkele later tot stand gekomen parochiekerken dragen duidelijk Arabische trekken. Toen die gebouwd werden, gebeurde dat door ontwerpers, steenhouwers, metselaars en andere ambachtslui die hun vak geleerd hadden onder de oude meesters. Die stijl staat te boek als de ‘estilo mudéjar’, zoals te zien is op de interieurfoto van de 'Iglesia de San Román' (nu museum).

Het joodse stempel is aanwezig in de oude ‘judería’ (joodse wijk) en de voormalige synagogen ‘Del Tránsito’ en ‘Santa María la Blanca’. 

In die oosterse omgeving kregen de bouwwerken van de nieuwe katholieke orde hun plaats. Iconen daarvoor werden het fort, het Alcázar en de kathedraal. De vier zware hoektorens van de versterking worden gerekend tot de ‘torres flamencas’, de ‘Vlaamse’ torens. In 1548 begon Filips II - toen nog als kroonprins - aan een lange studiereis die hem ook door de Spaanse Nederlanden (Países Bajos Españoles) voerde. Hij raakte er in het huidige Belgische gedeelte onder de indruk van de torens die hij daar zag. Die ontmoeting leidde later tot de import van deze vormgeving op het zuidelijke schiereiland.

Sterker nog is de noordelijke invloed af te lezen aan de kathedraal. Die is opgetrokken in de stijl die vanuit Noord-Frankrijk ook in onze streken de architectuur van imposante gebedshuizen ging bepalen: de gotiek. Deze werd tijdens het bewind van Isabella I van Castilië (1451-1504) zo populair, dat binnen de architectuur, schilder- en beeldhouwkunst de ‘estilo gótico hispano-flamenco’ ontstond. De aanwezigheid van honderden architecten, schilders, beeldhouwers en andere ambachtslieden uit de Lage Landen op Spaans grondgebied én de import van goederen uit het noorden (vaak via Antwerpen) lagen aan de basis van deze Spaans-‘Vlaamse’ gotische stijl. Bossche families droegen hieraan bij, waaronder Los Bolduque (de familie Van den Bosch, beeldhouwers/houtsnijders, werkzaam in en vanuit Medina de Rioseco) en beeldhouwer/houtsnijder Roque de Balduque (Rochus van den Bosch, werkzaam in en vanuit Sevilla).

Sinds een aantal jaren bevindt zich in het Alcázar, in de uiterste hoek rechts na binnenkomst, een opstelling die direct verwijst naar de kapel van Empel en daarmee naar het Wonder van Empel in 1585. Na de nipte overwinning in dat jaar van de Spanjaarden op de opstandelingen, werd Maria Onbevlekte Ontvangenis in stappen de patrones van de Spaanse Infanterie. De ‘Academía de Infantería de Toledo’ bevindt zich tegenover het Museum, precies aan de overkant van de Taag. Het is traditie geworden dat in die kazerne/opleiding op 8 december een afvaardiging uit Empel de feestdag van Maria Inmaculada bijwoont. Drie keer heb ik deze bijzondere bijeenkomst bij mogen wonen. Daarvan heb ik elders op deze blogspot meermaals verslag gedaan. Buiten dit, is een visite aan het Alcázar meer dan de moeite waard; zeker voor een bezoek aan de afdeling die handelt over de Guerras de Flandes, de strijd die wij kennen als de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648) of onder de nieuwere benaming De Opstand.

dinsdag 25 april 2017

Geert aan de triptiek

Hoe gaat het verder met De Bruijns 'Theotokos rules the matrix' (werktitel)? Dat was de vraag die mijn voorgaande blog afsloot. Genoemd schilderij is een van de eerste werken waarmee of waarin de kunstenaar de traditioneel masculiene katholieke kerk wil 'ontmannelijken'. Dat daarbij de Bossche St.-Janskathedraal een rol speelt, lijkt bijna voor de hand te liggen.

Tijdens mijn bezoek op maandag 24 april aan zijn atelier in Vught zie ik dat eerdergenoemde 'doek' er nog ongewijzigd bij staat. Wel blijkt er hard gewerkt te zijn aan twee nieuwe drieluiken. Een daarvan staat al in de 'grondverf', om die beeldspraak in deze context te gebruiken.

Het drie- en veelluik was in de 15de en 16de eeuw een veelgekozen vorm voor het weergeven van religieuze voorstellingen. Veelal ging daarvoor alleen de schilder aan het werk. Bekend uit die tijd zijn nog steeds Hans Memlings 'Het laatste Oordeel' en 'De aanbidding van het Lam Gods', gemaakt door de gebroeders Van Eyck. Uiteraard hoort ook Bosch’ ‘Tuin der Lusten’ in deze topnotering thuis. Daarnaast zijn er talloze 'cross-overs', waarvan heel wat stuks in serieproductie, door vaak anonieme schilders en houtsnijders vervaardigd. Antwerpen, Mechelen en Brussel waren in die tijd goed voor duizenden van dit soort altaarstukken die hun weg vonden door heel Europa. Het voor Nederland (vanwege de Beeldenstorm) unieke Passieretabel (Antwerpen ca. 1500) uit de Bossche St.-Jan is daarvan een voorbeeld.

In Geerts nog naamloze triptiek komt de plattegrond van de Bossche kathedraal terug in de beide zijpanelen. Het middenpaneel lijkt gedomineerd te gaan worden door iets anders. Hoe krijgt de 'ontmannelijking' van het religieuze instituut vorm in dit werk? De Bruijn: 'Door de vrouw midden in de kerk te plaatsen'.

Werken van kunstenaars komen dikwijls voor de eerste keer ‘buiten’ wanneer ze in een galerie of vergelijkbare plek voor het publiek te zien zijn. Ze zijn dan af: rijp om genoten te worden door anderen. Minder gebruikelijk is het om buitenstaanders al tijdens het wordingsproces mee te laten kijken.

Voor liefhebbers van literatuur kan het een choquerende ervaring zijn wanneer zij het oorspronkelijke manuscript van een gewaardeerd boek uit het tijdperk van pen en papier zien. Zeker wanneer de bladen waarmee de zetter aan het werk ging, vol blijken te staan met doorhalingen, verbeteringen, aanvullingen. ‘Had dat niet in één keer goed gekund dan?’ Nee dus. Waarom zou dat ook?

Overigens is het ambacht van kunstenaar net zo romantisch als dat van een manager. Of verkoper van hypotheken. Door ons nu mee te laten kijken op deze pagina, prikt Geert de mythe door van de hokuspokus waarmee de ontstaansgeschiedenis van boek, schilderij of muziekstuk omgeven kan worden.

Triptieken vonden vaak hun weg naar kerken en kloosters. Het lijkt me een bijna revolutionaire gedachte om de triptiek die op dit moment vorm krijgt in Vught, op enig moment in een katholiek gebedshuis te zien hangen. Reëler lijkt me een plek in de Lambertus, kerk van de protestantse gemeente in Vught, als onderdeel van een volgende expositie op die plek van Geert de Bruijns werk.

vrijdag 21 april 2017

In de bocht van de rivier (1); Taaie wortels

Op dit moment werk ik aan een lezing (voor in mei). Daarin komen onderwerpen ter sprake uit de geschiedenis van Toledo en Madrid. In de tijd waarnaar mijn verhaal teruggaat, was Madrid een dorp met weinig historie en Toledo een stad die al in de Romeinse tijd furore maakte. Voor bezoekers annex liefhebbers van ‘ouwe meuk’ is de keuze niet moeilijk.

In 711 stak een ‘Arabische’ troepenmacht - aangevoerd door Tarik Ibn Zijad - vanuit Noord-Afrika het water over dat nu De straat van Gibraltar heet. In die tijd lagen op het schiereiland twee Visigotische vorsten met elkaar overhoop en eentje daarvan zou hulptroepen ingeroepen hebben aan de andere kant van de zee-engte. Die helpers kwamen en veroverden en passant voor eigen rekening in zeer korte tijd heel het Iberisch Schiereiland. Bijna dan, want één noordelijk puntje bleef ‘vrij’. Voorlopig waren ze niet van plan weg te gaan. Sterker nog: ze gingen de Pyreneeën over, marcheerden verder, tot Karel Martel ze in 732 (733) bij Poitiers versloeg. Daarna trokken de overlevenden zich weer achter de bergen terug.

De ‘veroveraars’ staan in Spaanse en Nederlandse bronnen bekend onder verschillende benamingen: Arabieren, moslims, muzelmannen, mohammedanen, islamieten, moren; een en ander afhankelijk van een in de tijd wisselend perspectief. De overlopen bewoners van het schiereiland begonnen al snel met de ‘herovering’ (reconquista) van hun land en het was een lokale Visigotische vorst, koning Palayo van Asturië die in 722 de slag bij Covadonga won. Daarmee werd die gebeurtenis een soort Heiligerlee in de Spaanse vaderlandse geschiedenis. Daarna vorderde de reconquista zeer langzaam, tot in 1492 (het jaar van Columbus) de stad Granada als laatste Arabisch bolwerk viel.

De kleine vesting die nu Madrid heet, werd in 1083 heroverd. Dezelfde Alfonso VI de León y Castilla die dat lukte, trok twee jaar later het grote Toledo binnen. Die stad was eerder de Visigotische hoofdstad geweest. Gelegen in een bocht van de Taag en zwaar ommuurd bovendien, was de inname geen sinecure.

De rijke plaats telde op dat moment een tiental moskeeën. De grootste daarvan werd meteen in gebruik genomen als katholieke kerk. Er zijn bouwkundige aanwijzingen dat dit geannexeerde gebedshuis overeenkwam met de huidige mezquita van Córdoba. In 1227 werd gestart met de werkzaamheden die in 1493 leidden tot de vervanging van de voormalige moskee door een gotische kathedraal naar Noord-Frans model. De laatste generatie bouwmeesters kwam uit Brussel.

Alfonso VI trof in 1085 een aantal opmerkelijke zaken aan. Niet alleen was er in Toledo sprake van een duidelijke Arabische architectuur, ook het van origine Spaanse deel van de bevolking had een en ander van de overheersende cultuur overgenomen. Velen gebruikten het Arabisch als voertaal. Wie de eigen moedertaal nog wel beheerste, bleek na eeuwen 'isolement' een zeer ouderwets ‘Spaans’ te spreken. De bevrijders troffen landgenoten aan die vreemden bleken. Bovendien hingen ze een christelijk geloof aan, waarin de tijd had stilgestaan. De impact van eeuwen onder Arabisch bestuur bleek immens groot.

Toen Spanje in 1492 eindelijk weer helemaal Spaans was, moest dat volgens de zogenoemde 'Katholieke Koningen' ook écht Spaans worden in geloof, taal, mode, kunst, gebruiken. En aansluiting vinden bij andere Europese landen. Deze 'nationalistische' koers vergrootte de druk op de nog aanwezige moslims om katholiek te worden. Tussen 1609 en 1613/14 werden de laatste volhardende 'mudéjares' het land uitgezet. Eerder al (1492) moesten de niet ‘bekeerde’ joden verdwijnen.

Toledo heeft zeker in de architectuur nog steeds oosterse trekken. In tegenstelling tot op Malta spreken de bewoners er geen Arabisch (dialect) meer. Die taal had in Toledo taaie wortels onder de 'mozárabes' (de van oorsprong christelijke Visigoten). Het gebruik werd in 1580 verboden. Tot op de dag van vandaag is er nog wel ruimte voor katholieke kerkdiensten volgens oude Visigotische rite.

dinsdag 18 april 2017

Passie met Pasen

Op zolder ligt mijn herbarium. Gemaakt in 1966-1967. Geen flauw idee of docenten biologie hun leerlingen in 2017 nog tot zoiets opdracht geven. Of langs een andere weg kennis bijbrengen van de alledaagse flora. Is het van belang om te weten wat er vandaag in de berm bloeit?

Sommige planten waren (toen al) niet alledaags. Het gestippeld zonneroosje, bijvoorbeeld. Dat was zzz: zéér zeldzaam. Ik zou het nu niet meer in mijn hoofd halen dit gelige ding te plukken. Net zo min als de gevlekte orchis (hoewel die sinds 1 januari jl. niet langer wettelijk beschermd is) of de blauwzwarte rapunzel. Daarvan maak ik een foto voor op Facebook. Misschien dat iemand zegt: 'Verhip, de blauwe guichelheil!'

Vanmorgen wandelde ik in de buurt van de Kruisstraat, een voor planten interessant gebied. Een buurtschap op de rand van Maasklei en Brabants dekzand, twee verschillende werelden. Net zo verschillend, dacht ik, als afgelopen Pasen en het feest in de tijd dat ik tussen oude kranten egelboterbloem en rolklaver droogde. Inmiddels vier ik Pasen niet meer. Ook niet met een brunch, die volgens NU.nl op deze christelijke feestdag ingeburgerd is. Uiteraard ken ik het lijdensverhaal, want de school hield meer in dan wilde bloemen plukken. En daarnaast was er een katholiek thuis in een katholieke stad.

Die wereld is veranderd en ik ben ook anders over dingen gaan denken. 'Waarschijnlijk kan religie mensen het snelt mobiliseren’, zegt Souleymane Bachir Diagne, hoogleraar filosofie aan Columbia University. ‘Religie raakt de mensen, maar daardoor kan die ook snel aanleiding geven tot geweld’. In de schaduw daarvan stelt de PVV vragen over Pasen Light'. Want ook deze in religieus afgeroomde tweedaagse versie van Christus lijden, dood en opstanding hoort tot onze cultuur.

Tegelijkertijd stelt noch Wilders, noch n’importe welke politicus dan ook vragen over 'The Passion'. Dat fenomeen is van oorsprong niet hier uitgevonden, net zo min als de hamburger, bbq, Valentijn en Halloween. Ik ben blij dat die trektocht - dit jaar in Leeuwarden - niet 'De Passie' is genoemd door de organiserende partijen KRO/NCRV en EO: naar inhoud en vormgeving is de overeenkomst met het oorspronkelijke lijdensverhaal flinterdun. En daarmee is deze versie 2.0 nauwelijks te verdedigen als verschijnsel dat een gewaardeerd cultureel verschijnsel voorzet, in leven houdt, beschermt. Kitsch tot de n-de macht. 'Tussen kitsch en nep'. 

De discussie over het begrip 'cultuur' is gemarginaliseerd tot 'Blut und Boden', om die beladen formulering te gebruiken. ‘Hoort niet in Nederland thuis’. Wie zich druk maakt over de relatie cultuur en kwaliteit is een softie. Blij was ik afgelopen lang weekend met twee publicaties die mij sterkten in mijn opvatting dat over smaak en kwaliteit wel degelijk gediscussieerd mag, dan wel moet worden. Populair is dat niet ('Ja, dat is jóuw mening'.). Om te beginnen was er in de NRC zaterdag een illustratie van Siegfried Woldhek, waaronder hij in een korte tekst aangaf 'dat het moeilijk is iets te bedenken wat meer nep is dan The Passion'. En maandag las ik een opmerking van filosoof Coen Simon in zijn nieuwste boek 'Oordeel zelf'. Op pag. 58 noemt hij 'het muzikale Bijbelevenement' op Witte Donderdag 'het failliet van het geloof'.

The Passion, en ik zeg het met de nodige passie, is meer nog dan het bankroet van het geloof. Het is het failliet van het geloof in kwaliteit. Is het van belang te weten welke haan in het grasveld voor de christelijke omroepgebouwen drie keer heeft staan kraaien?

zaterdag 15 april 2017

Dubbel cenotaaf


Dit (hier links) is een jonge De Bruijn. Niet de maker: zijn werk. In zwart, wit en wat daar tussenin zit. Precies de tinten die ik het beste zie. Albrecht Dϋrer - heel wat anders natuurlijk - daarbij werd ik ook bij de eerste blik enthousiast: zwart en wit, etsen en houtsneden. Toen was ik nog niet gekeurd voor militaire dienst, anders had ik al geweten dat kleurenblind was voor de rood-groensector. Het kan erger.

Dit werk (in gemengde technieken uitgevoerd) is van 1986 en de geur van houtskool en met een blaaspijpje aangebracht fixeer is nauwelijks verleden tijd. De Akademie is niet ver weg. Dit tafereel sprak me meteen aan, want zwart op wit leidt niet af. Zo’n jaar of tien voor het jaar van ontstaan, was ik lid van ‘De Filmclub’. In zwart en wit gestoken jonge mensen zagen op speciale avonden door mijn oud-docent klassieke talen gehuurde werken waarin de ‘Nouvelle Vague’ de toon aangaf.

Ik heb ze zowat allemaal gezien, de tekstvirtuoze vertellingen van Chabrol, Godard, Truffaut. Meer nog dan het beeldverhaal boeiden mij de woorden. Hoewel ik me deze geschiedenissen vooral in zwart-wit herinner, bezaten ze kleur en op een van die avonden gebeurde er iets wonderlijks. In de pauze stonden bezoekers in groepjes bij elkaar. Een vrouw riep wat geëxalteerd ‘Ik vind het zó coloristisch!’. Dát had ik gemist: de kleuren. Overigens citeer ik die mij onbekend gebleven dame nog steeds met enige regelmaat als ik indruk wil maken op een elkaar in overtreffende trap overschreeuwende verzameling kenners: ‘Ik vind het zó coloristisch’. En dat voor een kleurenblinde, althans partieel. Iedereen valt stil en je hoort ze denken: ‘Dat ik dit niet zelf bedacht heb’.

Coloristisch is deze De Bruijn geenszins. Heerlijk. En in die tijd schreef Geert er ook nog van alles bij. In de jaren hiervoor, tekende hij de oermoeder, de allesbepalende godin, die vervoerd werd op een kar. Haar vereerders - ongetwijfeld een volk dat regelmatig verkaste - nam haar mee naar een nieuwe plek. In wat hierboven afgebeeld staat, is sprake van een cenotaaf, en wel in tweevoud. Een monument dat sinds de Grieken en Romeinen verwijst naar overledenen waarvan de resten elders begraven zijn of niet te traceren vallen. In de grammatica van De Bruijn is dat begrip cenotaaf wat opgerekt (citaat); 'Piramiden zijn cenotafen, ...  versteende oerknallen. Van bovenaf gezien een vierkanten met een kruis. Het begin van alles. Je kan vanwege het feit dat de piramiden van steen zijn (aarde), ze ook bezien als oerheuvels, moeder aarde. Wederom als het begin van leven uit de oeroceaan. Zij is overal'. De eeuwige moedergodin dus.

Dan de vaste vraag: kan een afbeelding - ongeacht wat deze verbeeldt - aantrekkelijk zijn als u niet weet wat het voorstelt? Een cenotaaf tenslotte, er gaan dagen voorbij zonder dat je er eentje tegenkomt. Mijn antwoord op die vraag is een geruststellend 'ja'. Op voorwaarde dat betreffend werk over de nodige spanning beschikt, opgeroepen door vorm, verhoudingen, kleur. En met dat derde punt ben ik al snel tevreden: zwart-wit heeft in mijn ogen niet méér nodig.

Op mijn 50-ste verjaardag kreeg ik deze jonge De Bruijn van Geert cadeau, Elke keer als ik het werk zie, ben ik hem daar dankbaar voor. Dat mijn enthousiasme voor zijn oeuvre ook na de entree van de latere, kleurrijkere De Bruijns is gebleven, lijkt me te danken aan de fasering waarmee de kunstenaar de (donkere) pigmenten aan zijn sterke vormenrijkdom is gaan toekennen: beetje bij beetje. Vraag me niet de kleuren te benoemen: u ziet wat anders dan ik.


Het is Pasen 2017. Op welk ei zit Geert de broeden? Hoe gaat het verder met zijn St-Jan waarover mijn voorgaande blog handelt? Tussen beide hier afgebeelde werken zit meer dan dertig jaar kunstenaarschap. En ontwikkeling! Ik ben benieuwd naar het volgende bezoek aan zijn atelier.

Pontificaal op Paaszaterdag

In mijn herinnering (voor wat die waard is, ook al zeg ik in toenemende mate: 'Van vroeger weet ik nog alles'.), is deze foto gemaakt op paaszaterdag 1953, voor de deur aan de Rembrandtstraat 36. Een jaar later zouden we verhuizen naar de Aartshertogenlaan 198, een nieuwe flat met vier slaapkamers, waardoor geen van de meisjes meer op de afgetimmerde zolder hoefde te pitten. Buurman Gevers hield kanaries onder zijn zadeldak; dat was heel wat anders; daar waren ook minder kinderen.

Een kiekje - her favoriete woord van mijn vader voor zo'n plaatje met zijn Kodak - bij de voordeur. Ik kwam nooit door de voordeur: die was voor de bakkers (er kwamen twee verschillende, om en om), melkboer (de St.-Jan), groenteboer (Driek uit Hedel). Wij liepen achterom, via de brandgang. Een geënsceneerde opname dus. 'n bietje pontificaal'.

Met schort. Op de Montessorikleuterschool aan de Nemiusstraat droegen we die beschermende kleding. Belangrijk bij het verven, bijvoorbeeld, want dat was een natte boel waarbij - als je niet oppaste - het blauw of rood zomaar in een straal van het papier op de ezel naar beneden kon roetsjen. Lastig kon zo'n schort ook zijn. Zoals tijdens het poepen, want dan moest je hem goed omhooggefrot vasthouden, anders hing hij achter je billen met alle gevolgen van dien.
Als we zaterdags om 12.00 uur naar huis liepen, hoefde dat ding niet meer naast de sloffenzak aan de haak in de corridor; we hielden hem aan en thuis verdween hij in de wasmand.

Paaszaterdag. Het was beslist lekker weer. Op het moment in de voortuin waren de klokken dus al terug uit Rome, want dat gebeurde - zoals veel - buiten ons gezichtsveld en in dit geval om 12.00 uur en daarmee was de vasten gesprongen. Het zou niet lang meer duren of samen met vriendje Leo die een paar deuren meer naar links woonde, zou ik, op de stoeprand gezeten, ieder met zijn vastentrommeltje op schoot, het deksel van die kleine schatkamer openmaken om vóór het middageten ('warm eten') wat snoepjes te proberen. Die verlekkerde activiteit zal beslist voorafgegaan zijn door de opmerking van moeder: 'Bederft oewen eetlust nie, jonge'. Ik hoor het ‘r nog zeggen.


vrijdag 14 april 2017

Dagboek VS (15); 8,11,15, 4.002 en weer thuis

30/03  Laatste dag van deze trip. We ontbijten bij La Fuente, een bakkerij-restaurant aan de overkant van de snelweg. We waren er eerder, de dag na aankomst 14 dagen geleden. Het wordt geleid door jonge mensen uit Venezuela en Colombia; de voertaal is Spaans. Gisteren luisterden we onderweg naar de Spaanstalige zender van Orlando: totaal andere muziek dan op de Engelstalige, onderbroken door dezelfde reclame. D.w.z. dezelfde producten en diensten, met voordeel, besparing en cash in het handje, op dezelfde zeer opgewonden manier aangeprezen, weliswaar in het Spaans.

Daarna pakken we de laatste dingetjes in de koffers, zetten de bagage in de auto, checken om 11.00 uur uit en wachten tot we digitaal kunnen inchecken voor de vlucht. Dat kan pas na 14.15 uur. Het hotel heeft een flink eigen park, waar we aan het water de rest van de ochtend doorbrengen. In de schaduw: de zon brandt en de temperatuur loopt snel op richting 32°C.

Het is aangenaam toeven onder een exemplaar van de 'live oak' (quercus virginiana), de eik (met Spaans mos) die volgens de info van het bezoekerscentrum dat we gisteren bezochten, het symbool is voor 'the Old South'. We snappen waarom in de loop van de jaren zoveel gepensioneerden uit de koudere staten hier zijn gaan wonen. Op 17 maart bezochten we Vista del Lago, een park aan de overzijde van dit hotel, waar in een bewaakte omgeving een grote concentratie senioren woont. Hopelijk weten de bewoners zich in zo'n omgeving zinvol bezig te houden. Ik realiseer me dat het zoeken naar de zinvolheid van het bestaan niet iets hoeft te zijn wat op iedereen drukt.

Bij het terugbrengen van de auto, een heerlijk ruime witte Chrysler, blijkt dat we 4.002 km hebben afgelegd sinds onze aankomst op de avond van de 16de maart. Gelukkig is de benzine in dit land nog steeds goedkoper dan thuis: ...

Als de koffers zijn ingeleverd, is de gang door de douane zo gepiept. Waarna ons op deze dag opnieuw een periode van 'rust' wacht tot het moment dat we aan boord kunnen. 

De afgelopen weken trokken we door acht staten en sliepen we in 11 verschillende hotels. De reisinformatie van aanbieder TravelBird was uitgebreid en gedetailleerd. Alle reserveringen klopten. Het onderdak in Nashville vormde een smoezelige, gehorige en 'uit de loop gelegen' uitzondering in de reeks prima adressen.

Ook tijdens deze derde roadtrip in de VS mochten we een aangenamer rijgedrag ervaren dan in ons land. Mogelijk heeft dit ook te maken met de vierkante meters die de wegenbouwers hier krijgen in een omgeving waar de ruimte enorm lijkt. Waarschijnlijk ook met een ander soort discipline: afstand houden, op de eigen rijbaan blijven, de aanwezigheid van een uitgebreide letselschadeadvocatuur. Een optelsom van deze en andere zaken. Geen opgewonden standjes tegengekomen. Twee keer horen claxonneren (in het stadsverkeer; misschien kenden 'ze' elkaar).

Als je het systeem eenmaal door hebt, valt de weg goed te vinden. Zeker als naast de chauffeur een co-pilot zit die een grote vaardigheid heeft ontwikkeld in de bediening van Maps.me. Dit programma gebruiken we nu een aantal jaren bij het wandelen, fietsen en rijden. Satellietgestuurd (dus zonder internetverbinding) stuurt het je zo goed als feilloos tot over de kleinste weggetjes. Wordt dan toch per ongeluk een verkeerde afslag genomen, dan komt er prompt een aanpassing van de route.

Het vliegtuig naar Dublin is lang niet vol en met wat verschuivingen kunnen we allebei zeer ruim zitten tijdens de nachtvlucht. Ik zet de tijd op tijdszone Dublin en dan is het ineens 02.00 uur, een geschikt moment  voor het avondmaal: kip, groente, rijst, (een variatie op) Schwarzwalderkirsch. Lekker. Veel muziek en proberen te pitten. Hazenslaapjes en het lukt om op enig moment een flinke ruk te maken. Netjes op tijd wakker voor het ontbijt van 08.00 uur; nog anderhalf uur tot Dublin. Ik stap over op Gloria Estefan, tenslotte woont die ook in Florida. Wij spraken op het vliegveld van Orlanda een Schots echtpaar. Die twee hadden net na 25 jaar hun 'winter'woning in Florida verkocht; ze werden toch ook wat ouder. En de komende keren gingen ze huren. En nou ja, die verdikkeseme Brexit had de waarde van het Engelse pond ten opzichte van de dollar wel mooi geknepen. En er waren best veel Floridanen die de toenemende aanwezigheid van Spaanssprekenden met zorg bekeken, waarop de Schotse vrouw had gereageerd met: 'Die waren er eerder dan jullie'. Een paar uur wachten op het vliegveld van Orlando maakte duidelijk dat die tent niet zou kunnen draaien zonder het werk van de latino's. Opnieuw vermoed ik dat 'witten' uit Florida niet staan te trappelen om daar in de schoonmaakploeg, de passagiersondersteuning, de surveillance te gaan werken. Ierland verschijnt aan de horizon; eens op de e-reader zien of Wallander inmiddels verder gekomen is met zijn moordraadsel.

Geen idee hoeveel Ieren naast het geïmporteerde Engels ook nog het eigen Gaelic machtig zijn. In elk geval is de bewegwijzering op het vliegveld in beide talen aangebracht. Aer Lingus, de naam van de maatschappij waarmee we vliegen, betekent 'de taal van de lucht'. Wij gaan richting 'Naisc Eitilte' / 'Flight Connections'.
In het vliegtuig naar Schiphol kan de klok weer een uur vooruit. Achter in het vliegtuig zit een groep uitgelaten Ierse vrouwen en mannen: al helemaal in de stemming voor een weekend stappen in de hoofdstad. Een stewardess komt vriendelijk vragen of het wat rustiger kan.

Als we in de trein Schiphol - Den Bosch zitten, staan er schapen in de wei en de bomen in bloei, om het ‘Dagboek VS’ met een gewaagde zeugmastijlkronkel af te sluiten.


donderdag 13 april 2017

Dagboek VS (14); Eindelijk een alligator

29/03  In 2002 reden we door de staten Oregon en Californië. Bij de route van Portland naar San Diego ging ter hoogte van San Francisco de snelweg langs de westkust de rode draad vormen: links land, rechts strand. De oostkust van de VS die we nu richting het zuiden volgen, is veel minder strak opgebouwd: een groot aantal rivieren zorgt voor een gelardeerd geheel met delta's, estuaria, getijdegebieden, inhammen, schiereilanden, lagunes, baaien, kreken. Het woord 'hafkust' komt bij ons bovendrijven, waarbij langgerekte en smalle stroken duinen/zand die parallel aan het land 'meelopen', binnenzeeën vormen. We zien die 'ruggen' vanuit de auto: hoge palmen op een witte ondergrond.

Van dat afwisselende landschap krijgen we een zomers aandoende indruk tijdens het gedeelte Charleston - Savannah - St. Augustine. Vanuit die derde stad gaan we vandaag redelijk vroeg op pad richting Merritt Island National Wildlife Refuge om een deel van de kust te gaan bekijken waar water en land voor een delicaat eco-systeem zorgen.

Dat beschermde natuurgebied ligt tussen New Smyrna Beach - een naam die we sinds gisteren weten te duiden - en het legendarische Cape Canaveral. (Om de een of andere reden blijken wij alletwee tot onze verbazing tot dat moment die lanceerplek in Californië gedacht te hebben.) De Indiana River en de Banana River zijn bepalende factoren en als we die eerste rivier via de zoveelste magistrale brug tijdens deze toer overgestoken zijn, ligt de afslag naar het beschutte gebied voor ons.

Al veertien dagen - de Smoky Mountains afgelopen weekend uitgezonderd - rijden we door waterrijk gebied met veel moerassen. Onderweg vielen er regelmatig 'alligator farms' te bezoeken of kon je met een propellervaartuig aan 'wildlife spotting' doen. Wij kiezen voor de eigen benenwagen en inderdaad zien we er vandaag 'live' eentje: het beest bevindt zich in het heldere water in de buurt van het bezoekerscentrum aan het uiterste puntje van een vlonderpad door een stuk 'scrub land'. Bijna aan het eind van deze trip dan eindelijk ‘onze eerste alligator’.

Een jaar terug las ik een artikel waarin de vraag gesteld werd in hoeverre wij nog onbevangen naar een nieuwe omgeving kunnen kijken: tv, film en sociale media staan ons toe overal ter wereld een kijkje te nemen en als we dan ergens zelf voor het eerst zijn, zit er al zo'n beeld (frame) dusdanig stevig in onze kop, dat we al snel geneigd zijn te zeggen in hoeverre de werkelijkheid wel/niet met dat gedachte plaatje overeenkomt. Misschien is dat de reden - buiten de in onze ogen waanzinnige ritprijs - die ons van een tocht afgehouden heeft met zo'n platbodemvaartuig, aangedreven door een reusachtige ventilator, op jacht naar krokodillen. 'Airboats', populair in bijvoorbeeld NCIS Miami: ik reis er al jaren op, vanuit mijn stoel voor de televisie.. 

In de groene omgeving van het 'scrub land' waar wij 'ontvankelijk' voor nieuwe indrukken willen gaan rondbanjeren, domineert het lage gewas (kreupelhout in de Nederlandse vertaling). Hier zijn herten, slangen, schildpadden, alligators, vogels, vlinders en andere diersoorten afhankelijk zijn van plant en water. 
Een tiental kilometers van het bezoekerscentrum lopen we de Scrub Ridge Trail; daar geeft een bord aan dat in Florida tweederde van dit type land verloren is gegaan 'to development'. Een aantal al dan niet particuliere organisaties probeert een en ander in stand te houden.

De eerste kennismaking hier met het 'wildlife' vindt plaats in de vorm van twee steken: nog geen twintig meter op pad of een groot en een klein insect hebben mijn onbedekte huid weten te vinden. Opmerkelijk genoeg blijven de jeuk en de zwelling veroorzaakt door het kleinste ding, het langst aanwezig. Daarnaast spotten we onder meer grote roofvogels, een flinke kolonie zilverreigers, en een overstekende schildpad; het is een mooi stukje natuur.

Ondertussen is de temperatuur rond 13.30 uur opgelopen tot 30°C en we besluiten een schaduwrijke pick-nickplek aan de Indiana River op te zoeken voor de lunch.

Daarna rijden we richting Orlando, passeren voor de tweede keer deze reis de afslag naar Disney World om in het nabijgelegen Kissemmee het hotel op te zoeken waar we deze roadtrip begonnen.

's Avonds bel ik mijn nichtje. Ik tref haar niet aan in San Diego; ze bevindt zich op dat moment in het diepe zuiden van Texas (Easter Egg Valley, Paaseivallei; wat een grappige naam voor een droge streek waar ooit mijnen geëxploiteerd werden), een tijdzone ten westen van ons en toch in hetzelfde land. Morgenavond vliegen we zes tijdzones naar het oosten: via Dublin naar Amsterdam.

woensdag 12 april 2017

Dagboek VS (13); Spanjaarden, Engelsen en ook nog Grieken

28/03 Gisteren zagen we laat in de middag bij het oude havenkwartier van Savannah een jonge man aan komen lopen terwijl hij beide armen uitgestrekt naar de hemel hield. Een 'blij' type, dacht ik op dat moment. Ineens renden van achter ons drie jonge kinderen op hem toe en klemden zich enthousiast aan hem vast. Dat stelde mijn beeld bij, zeker toen ook de moeder lachend naderbij kwam. Een gemixed koppel, op het eerste gezicht, zij zwart en hij wit en de kinderen in tussentinten. Gemengde stellen zijn geen uitzondering; dikgezaaid lijken ze niet tijdens onze tocht.

Dichterbij moest ik opnieuw mijn beeld bijstellen: de man had weliswaar een lichte huid met sproeten en tegelijkertijd duidelijk Afrikaanse trekken. 'You're pretty popular', riep ik hem toe. Hij antwoordde dat dit zeker zo was; nu althans. En of dat over tien jaar ook nog zo zou zijn? ‘Geniet dus van dit moment’, reageerde mijn vrouw, waarna zich een gesprek ontspon. Of we uit Londen kwamen (ons accent), hoe het Zuiden ons beviel, hoe lang we bleven. En nee, deze hoek was geen 'tourist trap', wel een 'tourist attraction'. Ik vroeg hem hoe een keuze te maken uit dit aanbod van eetgelegenheden. 'Waar zou jij met je vrouw gaan eten?', een vraag die ik graag stel aan localo's in een voor ons onbekende omgeving. 'Joe's', zei hij zonder aarzelen. Dus zaten we om 20.00 uur bij Joe's Crab Shack.

De morgen daarop gaan we na het ontbijt de (oude) stad in. Voorbij de wijk rond de City Market, lopen we door een reeks elkaar opvolgende prachtige lanen, waarin de brede kronen van Spaans-mosdragende eiken voor de nodige schaduw zorgen. Om 09.30 uur is het al warm; er is een middagtemperatuur van 29°C aangegeven. Een prettige omgeving om te wandelen. Ik zie een jonge vrouw met een parasol en het is alsof ik rondloop in het decor van een kostuumfilm uit vervolgen tijden.

De indeling is gedaan volgens het bekende dambordsysteem, waarbij alle ruimte is genomen voor de lommerrijke straten, de woningen en parkjes waarin de nodige borden staan waarop de teksten het verhaal achter wat je ziet, duidelijk maken. Opvallend veel is in steen gebouwd, waarbij vaak de voordeur van de woning zich op de eerste verdieping bevindt; bereikbaar via een trap. Rond 1850 is er flink wat neergezet. De katholieke St.-Jan Baptist is uitgevoerd in de neo-gotische stijl. Prachtig glas-in-lood.

De stad is aantrekkelijk om de evenementen en vieringen die er plaatsvinden, volgens de dame die vanmorgen in het hotel de gasten wegwijs maakt. 'Erg populair', geeft ze aan voor we in de wagen stappen om verder te rijden. De laatste jaren is de politie in verband met de evenementen hele wijken gaan afzetten voor het verkeer. De reden voor of het thema van de feestdag blijkt onbelangrijk: drinken is de rode draad. 'Zinloos Zuipen', denk ik bij mezelf. In mijn stad zijn ook Koningsdag, Bevrijdingsdag en Carnaval sterk op elkaar gaan lijken. Allez dan.

We verlaten rond 14.00 uur South Carolina en zijn weer terug in Florida waar het doel van de dag Saint Augustine is, volgens eigen zeggen als oudste stad van Amerika, gesticht door de Spanjaarden in 1565. Het hotel ligt aan Avenue Ponce de León, vernoemd naar de man die het gebied verkende in 1513, 21 jaar na de ontdekking van dit continent door Columbus.

Florida was Spaans tot 1821, onderbroken door een Engelse periode (1763-1784). In 1821 sloot de staat zich aan bij de Unie van de Verenigde Staten. Borden maken duidelijk dat er een ‘Camino Real’ liep richting Tallahassee.

St. Augustine is op het oog een populair strandstadje. De oude Spaanse wijk is wel erg veramerikaanst, lees eet- en drinkwijk geworden, met voor Amerikanen erg oude roots. De Cathedral Basilica of St. Augustine stamt uit 1565; het oorspronkelijke gebouw blijkt regelmatig vernieuwd. Voor ons zijn er twee ‘snoepjes’: een Grieks-orthodoxe gebedsruimte en een fort uit 1672: het Castillo de San Marco, een nationaal monument, strategisch gelegen aan het water. Het is opgetrokken uit grote blokken waarin met oude technieken (coquina en tabby) schelpkalk en hele oesterschelpen verwerkt zijn.

In 1768 - tijdens het Engelse intermezzo - werden 1.403 Grieken (aangevuld met inwoners van Sicilië en Menorca) naar Californië ‘gehaald’. 1.255 overleefden de tocht, waarna ze ten zuiden van St. Augustine in New Smyrna op een indigoplantage gingen werken. Ze hadden het er onder de Britse eigenaars zo slecht, dat ze revolteerden en tenslotte liepen en zwommen er in 1777 zo’n 600 kolonisten naar St. Augustine om daar onder hopelijk betere omstandigheden de draad weer op te pakken. De gebedsruimte houdt deze geschiedenis in leven.

St. Augustine kent een groot aantal eetgelegenheden. Dan dus de bekende vraag aan de m/v achter de receptie van het hotel, in dit geval aan Garry. Hij adviseert ons het een beetje in de luwte gelegen Barnacle Bill's. Dit visrestaurant, bezocht door localo's, blijkt een lekkere keuze.

Weer in de hotelkamer bel ik mijn neef in Houston (TX). Gisterenavond kreeg ik een telefoontje van zijn zus die in San Diego (CA) woont. Het gevoel van 'uit en toch thuis'.

dinsdag 11 april 2017

Dagboek VS (12b); Geslenter in Savannah's havenkwartier

27/03 (na de middag)  Rond 14.00 uur verlaten we het historisch centrum van Charleston, en rijden richting Savannah. Op de laatste tonen van ‘Hotel California’ passeren we net voorbij de brug over de brede Ashley River ‘ons’ hotel met de ‘million dollar view’: ‘You can check out any time, but you can never leave’.

Uiteraard staan in de VS ook de nodige ge- en verbodsborden langs de weg. Op het uit de auto werpen van bijvoorbeeld een leeg blikje staat, per staat verschillend, een boete van 100 of 200 dollar. U-turns zijn niet overal gepermitteerd. Als bizar ervoeren we het bord dat we in 1999 tegenkwamen langs een highway die ons op dat moment al meer dan een uur door een woestijnachtige streek in het zuidwesten van de States voerde: ‘Verboden lifters op te pikken’. Wie zou nou in zo’n desolate omgeving bij een temperatuur van 34°C willen gaan staan liften? Het antwoord kwam een kilometer verderop: daar was een afslag naar een gevangenis, letterlijk temidden van niks. Ook nu passeren we een zijweg naar een penitentiaire inrichting die zonder meer in het groen ligt. Geen oppikverbod. Wel - zoals overal - de tekst dat de vluchtstrook echt alleen is voor urgentiegevallen, Staat er iemand met pech onderweg, dan verlaten je voorgangers al meters tevoren de linker rijstrook om op afstand de bandenwisselaar te ontwijken. Ik moet vanavond opzoeken of dit een verkeersregel is, beleefdheid of dat het geschiedt uit voorzichtigheid of angst (om een proces aan de broek te krijgen). Een van de borden die dat laatste suggereerde, zagen we eerder in Florida; met de kop van een letseladvocaat (plus naam en telefoonnummer) die naar eigen zeggen ‘gehaat’ wordt door de veroorzakers van ongelukken waarbij derden gewond raken. Eerlijk gezegd was ik de eerste dagen achter het stuur wel wat geïmponeerd door dit soort ‘reclame’ als normaal randverschijnsel in de berm.

Onze volgende pleisterplaats is Savannah, een havenstad aan de gelijknamige rivier die de grens vormt tussen Alabama en South Carolina, de staat waar we na de lunch vertrokken zijn. Wat decennia jonger dan Charleston waarmee het een aantal historische feiten deelt zoals de bevochten onafhankelijkheid van 'moederland' Engeland en de verloren Burgeroorlog.

Deze en nog meer feiten lezen we, nadat we de koffers in het hotel gezet hebben, op een serie borden tijdens een wandeling langs de rivier. Links de brede stroom en rechts de opgeknapte gebouwen die ooit het hart vormden van de havenactiviteiten aan de 'landing'. Nu bieden ze plaats aan winkeltjes, horeca, hotels, woningen, kantoren. Een levendig geheel. In tegenstelling tot de vergelijkbare plek waar we in Memphis langs de Mississippi wandelden, is hier sprake van een uitgebreid en samenhangend geheel van voormalige opslagplaatsen die nu in gerestaureerde staat een prachtige decor vormen voor geslenter langs het water in de namiddag.

Vanmorgen heb ik in Charleston een aantal huizen gefotografeerd, gelegen aan een straat met kinderkopjes. Dit soort 'plaveisel' is in het oude havenkwartier waar we nu rondkijken, in rijke mate aanwezig. Op een uitstekend geïllustreerd infobord valt te lezen hoe de keien binnenkwamen als stabiliserende ballast in de (grote) houten schepen. Er werden ook muren mee opgebouwd, zo te zien. Aan het ‘Waving Girl Dock’ staat een groot beeld van een jonge vrouw die hier elke dag met haar hond naar toe kwam om ieder die per boot voorbijvoer, toe te zwaaien. In de lange groene strook achter haar, staan enorme schaduwgevende eiken-met-baarden die met de bries vanaf het water voor de nodige afkoeling zorgen.

De tweede stad op één dag. Tsjonge. Prachtig. Opnieuw aan de kuier in een waterrijke omgeving aan de Oostkust. Ik ben benieuwd wat we morgenvroeg in het historisch centrum zullen zien. En wat een vergelijking met Charleston zal opleveren. Een hostess in het hotel heeft op de kaart al wat te bezoeken hoeken aangetekend. Op dit uur van de dag komt deze rustige en van veel groen voorziene plek aan het water op mij over als een klassieke 'locus amoenus': een bijzonder aangename plek. Het is een momentopname en ik zal eens rondvragen bij de localo's, 

Net als we rond 20.00 uur bij Joe’s Crab Shack besteld hebben, belt nichtje Denise uit San Diego (CA). We hebben het over typische dingen die we hier in ‘the South’ tegenkomen, en over de verschillen met de zijde waaraan zij woont: de westkust. Een soort verklarende gids op afstand. We nemen afscheid als de maaltijd uit de keuken arriveert.

Wanneer we tussen 21.00 en 21.30 uur langs de voormalige 'landing' richting hotel wandelen, is het windstil. De enorme raderboot die we vanmiddag al zagen, komt net terug van een ‘night & dinercruise’ op de Savannah River. Een mooi tafereel dat wij tijdens dictees in de 6de klas van de lagere moesten omschrijven als ‘feeëriek geïllumineerd’. Mensen zitten op banken aan het water, in de restaurants heerst een kalme bedrijvigheid: in Nederland zou dit bij deze avondtemperatuur van tegen de 20°C. als een aangename zomeravond beschreven worden. Het is pas eind maart: het valt te bedenken hoe het hier zal aanvoelen als het bij ons echt zomer is. 

Op de Savannah River doemt ineens een kolossaal containerschip op, begeleid door twee loodsbootjes. Het gaat onder de Talmadge Memorial Bridge door richting huidige haven. Als ik later in bed lig, hoor ik, vlak voor ik in slaap val, nog meer schepen voorbijkomen. Op de een of andere manier een rustgevend idee.

maandag 10 april 2017

Dagboek VS (12a); Kinderkopjes & Hotel California in de bocht

27/03  (voor de middag) Opnieuw moet ik in dit waterrijke zuidoosten van de VS denken aan de inmiddels kaalgeciteerde regels van Hendrik Marsman, waarin hij 'denkend aan Holland, breede rivieren, traag door een oneindig landschap ziet gaan'. Het is deze tekst die, tijdens ons ontbijt op de bovenste verdieping van het hotel, meeloopt als ondertiteling aan de benedenzijde van het uitzicht op het in water gevatte Charleston. In hetzelfde restaurant hebben we gisterenavond lekker gegeten (perfect gegrilde zalm) en genoten van de 'million dollar view'. 

De historische stad is een klein eindje met de auto. Een parkeerplaats is snel gevonden bij een park vanwaar we langs het Colonial Lake wandelen. Op weg naar het French Quarter, pas vanaf 1973 zo genoemd vanwege de aanwezigheid daar van Franse hugenoten, spreken we met enkele voorbijgangers. 

Een trimmer: 'De hardlopers vind je nu vooral op de Ravenelbrug. De dikke Amerikanen zul je in deze stad in mindere mate aantreffen: er bestaat een verband tussen opleidingsniveau en leefgewoonten. Deze stad kent een hoge levensstandaard. Nederland? Ik was in Amsterdam; mijn volgende stad wordt Rotterdam'. Bewoners (leeftijdsgenoten) van de ... straat: 'We waren twee maanden in ons huis in Charlotte. In de tussentijd is het Colonial Lake gerestaureerd. Dat heeft het als doorstroomruimte laten afweten tijdens de storm Matthew, afgelopen oktober. Ook bij ons huis is water binnengekomen. Nou ja, hebben we niet voor niets al die jaren waterschadepremie betaald. Veel huizen hier staan op de monumentenlijst; mag je niks aan wijzigen. Dat van ons niet, het is van oorsprong een arbeiderswoning'. Vooral die laatste omschrijving verbaast ons. Inmiddels is het forse gebouw prijzig en staat het in een gewilde wijk.

We gaan verder door Queens Street om uit te belanden bij het Franse kwartier dat er prachtig uitziet. De hoge woningen hebben mansardes en ook met weinig fantasie zouden ze zomaar Europa kunnen staan. Prachtig; en niks nep!

De straat komt uit op het 'Waterfront' met pier en een brede schaduwrijke boulevard. Je kunt hier uren kijken naar de brede Cooper River, de eilandjes in de verte, en de imposante Ravenelbrug aan de horizon. Daar moeten ze dus aan het hardlopen zijn; zelfs nog bij deze temperatuur?

Ook de stad Charleston blijkt op deze plek aan het water rijkelijk voorzien van borden met verwijzingen naar de stichting (1680), Burgeroorlog, de slavernij en de emancipatie van de voormalige slaven.

Aan de lommerrijke boulevard vermaakt een jonge vrouw zich met drie jonge kinderen bij een fontein; de twee oudste kleuters staan met kleren en al aan kletsnat in het water. Het is ondertussen ook broeierig warm geworden. Mijn vrouw vraagt of ze dat doorweekte duo mag fotograferen. Na het ‘where are you from’ (zij uit Kentucky) noemt ze wat restaurants en andere hotspots. De kinderen zijn net zo blond als de dame en als ik een familierelatie vermoed tussen dit kwartet, zegt ze: ‘Actually, I’m the nanny’. Ahum, dus. ‘Wel met een aangenamere stem dan die kwèk uit de serie’, denk ik bij mezelf.

Verderop is een Vanderhorst Warf (opgezocht: inderdaad Nederlands wortels), en in die hoek bevinden zich stenen huizen aan een weg met kinderkopjes. Een mooi en vertrouwd aandoend punt. We ronden een deel van de oude 'Battery', volgen een kwartet pelikanen in hun vlucht boven ons en slaan af om opnieuw in de Queen Street te komen, precies bij de Queen Street Grocery waar we lunchen. wat we deze ochtend hebben kunnen verkennen van het 'Peninsula Charleston' spreekt ons zeer aan.

Als ik daarna met de auto bij Spring Street de brug naar de Savannah Highway insla om de stad te verlaten, klinkt uit de radio 'Hotel California'. Nou ja, deze highway wordt fel verlicht door de zon, in de auto hangt geen geur van marihuana ('the smell of colitas'), geen open dak en dus geen wind in mijn haar. Ondanks die details een fantastisch nummer om het bezoek aan deze stad af te sluiten. In de bocht naar links begint de geweldige gitaarsolo die bijna eindeloos door lijkt te gaan. De manoeuvrerende babyboomer (een later opgeplakte stigmatiserende roedelnaam) uit het bouwjaar 1947 voelt zich bijzonder senang en bij gebrek aan woorden 'jabbertalkt' hij de afrondende solo mee: 'skiebiedieboeboe diediewho'. Hij ziet voor zich dat hij uit de console een zelf samengesteld cd'tje haalt vol met lange soli. Bijvoorbeeld die van 'Roll over Beethoven' in de versie van ELO. Joehoe! De gitarist in de B.B. King's Blues Cub was een aantal dagen geleden in Memphis ook niet van het toneel te timmeren geweest! Zanger en overige bandleden zaten al lang in bad terwijl hij nog steeds bezig was met een grandioze improvisatie op 'Purple Rain'. Kijken of deze op YouTube staat.