Op dit moment werk ik aan
een lezing (voor in mei). Daarin komen onderwerpen ter sprake uit de geschiedenis
van Toledo en Madrid. In de tijd waarnaar mijn verhaal teruggaat, was Madrid
een dorp met weinig historie en Toledo een stad die al in de Romeinse tijd
furore maakte. Voor bezoekers annex liefhebbers van ‘ouwe meuk’ is de keuze
niet moeilijk.
In 711 stak een ‘Arabische’
troepenmacht - aangevoerd door Tarik Ibn Zijad - vanuit Noord-Afrika het water
over dat nu De straat van Gibraltar heet. In die tijd lagen op het schiereiland
twee Visigotische vorsten met elkaar overhoop en eentje daarvan zou hulptroepen
ingeroepen hebben aan de andere kant van de zee-engte. Die helpers kwamen en
veroverden en passant voor eigen rekening in zeer korte tijd heel het Iberisch
Schiereiland. Bijna dan, want één noordelijk puntje bleef ‘vrij’. Voorlopig
waren ze niet van plan weg te gaan. Sterker nog: ze gingen de Pyreneeën over, marcheerden verder, tot Karel Martel ze in 732 (733) bij Poitiers versloeg. Daarna trokken
de overlevenden zich weer achter de bergen terug.
De ‘veroveraars’ staan in
Spaanse en Nederlandse bronnen bekend onder verschillende benamingen:
Arabieren, moslims, muzelmannen, mohammedanen, islamieten, moren; een en ander
afhankelijk van een in de tijd wisselend perspectief. De overlopen bewoners van
het schiereiland begonnen al snel met de ‘herovering’ (reconquista) van hun
land en het was een lokale Visigotische vorst, koning Palayo van Asturië die in
722 de slag bij Covadonga won. Daarmee werd die gebeurtenis een soort
Heiligerlee in de Spaanse vaderlandse geschiedenis. Daarna vorderde de
reconquista zeer langzaam, tot in 1492 (het jaar van Columbus) de stad Granada
als laatste Arabisch bolwerk viel.
De kleine vesting die nu
Madrid heet, werd in 1083 heroverd. Dezelfde Alfonso VI de León y Castilla die
dat lukte, trok twee jaar later het grote Toledo binnen. Die stad was eerder de Visigotische hoofdstad geweest. Gelegen in een bocht van de Taag en zwaar
ommuurd bovendien, was de inname geen sinecure.
De rijke plaats telde op
dat moment een tiental moskeeën. De grootste daarvan werd meteen in gebruik
genomen als katholieke kerk. Er zijn bouwkundige aanwijzingen dat dit geannexeerde
gebedshuis overeenkwam met de huidige mezquita van Córdoba. In 1227 werd
gestart met de werkzaamheden die in 1493 leidden tot de vervanging van de
voormalige moskee door een gotische kathedraal naar Noord-Frans model. De
laatste generatie bouwmeesters kwam uit Brussel.
Alfonso VI trof in 1085 een aantal opmerkelijke zaken aan. Niet alleen was er in Toledo sprake van een
duidelijke Arabische architectuur, ook het van origine Spaanse deel van de
bevolking had een en ander van de overheersende cultuur overgenomen. Velen gebruikten
het Arabisch als voertaal. Wie de eigen moedertaal nog wel beheerste, bleek na eeuwen 'isolement' een zeer
ouderwets ‘Spaans’ te spreken. De bevrijders troffen landgenoten aan die
vreemden bleken. Bovendien hingen ze een christelijk geloof aan, waarin de tijd
had stilgestaan. De impact van eeuwen onder Arabisch bestuur bleek immens groot.
Toledo heeft zeker in de architectuur nog steeds oosterse trekken. In tegenstelling tot op Malta spreken de bewoners er geen Arabisch (dialect) meer. Die taal had in Toledo taaie wortels onder de 'mozárabes' (de van oorsprong christelijke Visigoten). Het gebruik werd in 1580 verboden. Tot op
de dag van vandaag is er nog wel ruimte voor katholieke kerkdiensten volgens oude Visigotische rite.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten