woensdag 14 augustus 2013

Stadsopera Jheronimus (1); spektakel aan de Maas

Wil Den Bosch nu ook al op Verona gaan lijken? Wie weet. In elk geval komt er in 2013 nóg een opera. Eentje van eigen bodem dit keer: Stadsopera Jheronimus. De première is op 7 december a.s. En dan niet vóór het Theater aan de Parade, maar gewoon binnen. Op vertoon van een kaartje, dus. De repetities beginnen volgende week weer en zo langzamerhand wordt het toch wel serieus.

Ik heb al van een soortement ‘sneaky preview’ mogen genieten. Naast de componist gezeten, met uitzicht over de Maas. Ik was d'r op de fiets naar toe gereden. Over de Empelse Dijk. Terwijl de muziekmeester zong, humde en de tonen uit zijn computer liet komen, zag ik boven het water scène na scène over het toneel gaan. Het libretto kreeg ineens handen en voeten: ik raakte onder de indruk. En overtuigd.

Zoals gezegd wordt het nu dus serieus.

De makers brachten mij in een prettig spagaat. Lenig ben ik niet, dus hou het maar op een emotionele spreidstand. Rustend op het ene been, voelde ik de dramatiek die bij een opera hoort. Daarbij passen zinnen als: ‘Jheronimus vertaalt de binnenwereld van de raadselachtige schilder Jeroen Bosch. Hij worstelde toen met goed en kwaad, met hemelse heerlijkheid en helse verleiding. Dat gegeven vormt het decor van nu voor het verhaal rondom de gevierde actrice Aleid’.

Vervolgens verplaatste ik het gewicht naar de andere kant: die Aleid blijkt een BN’er. Geen eendagsvlinder uit een soap of reality show, mooi niet: eentje uit de eredivisie. Ga naar de Chinees, lees onder het wachten de bladen die daar ter verpozing liggen, en je komt ze tegen. Weer terug in haar geboortestad, en ik citeer: ‘kan de verafgode Aleid op het hoogtepunt van haar roem een gevecht met haar verleden niet ontwijken. Privé-demonen doemen op’. Kijk, een mens van vlees en bloed. De vraag is kennelijk of ze ruggengraat heeft, want (citaat) ‘wordt het trio seks, drank en drugs ook háár eindstation? Waarheen voert Aleids zoektocht door Den Bosch?’

Tijdens een college ‘Hedendaagse Literatuur’ zei de docent: ‘De meeste romans beschrijven een zoektocht’. Hij plaatste dit als een-opmerking-terzijde, om daarna over te gaan naar het assortiment vertelperspectieven. Misschien kwansuis gezegd, maar ik ben die opmerking nooit meer kwijt geraakt. En Aleid, de BBN’er, máákt die tocht. En ik kijk daarnaar en ervaar van linker- tot rechterbeen: dramatiek, meeslepende ontwikkelingen, eeuwige waarden, alledaagse voorvallen, lokale herkenbaarheid, symfonieorkest, fanfare, humor.

Tijdens die ‘sneaky preview’ heb ik constant mijn verwachting, mijn vooronderstellingen bijgesteld. Verbaasd kijkend naar het spektakel aan de Maas. Dat is het: ‘De Stadsopera is een Nederlandstalig spektakel, met een speels regionaal accent. Eigentijds, lichtvoetig met een hoog kijk-, luister- en verbaasgehalte’.

Meer over de Stadsopera Jheronimus vind je op http://jheronimus.net/

zondag 11 augustus 2013

Thüringen (7); Mooier dan Den Bosch


Vrijdagochtend 9 augustus met de tram in vijf minuten van Jena-Lobeda-Ost naar Jena-Göschwitz. Dan met de trein via Jena en Weimar (dat we in 2012 bezochten) naar Erfurt; iets meer dan een halfuur. Het eerste traject deden we gister ook al: met de auto en we waren toen 20 minuten onderweg. Zo leren we elke dag bij. Opnieuw blijkt de hotelbalie goed geïnformeerd. 

'Weimar, Jena, Erfurt, wat zoek je daar toch?' Stel dat iemand me die vraag zou stellen, dan gaf ik het quasi-wijsgerige antwoord: 'Dat weet ik pas als ik het gevonden heb'. Vorig jaar bleek de oude hertogstad Weimar een ware verrassing. Eergisteren was Jena alleraardigst. Erfurt wordt in de loop van de wandeling een openbaring. Sinds ik drie-vier jaar terug - weliswaar met moeite - Rome als mooier dan Den Bosch bestempelde - gaat me de ontbossching wat gemakkelijker af. Ook Delft staat inmiddels achter Rome op dat lijstje. En vanaf vandaag dus eveneens Erfurt.

Erfurt is de hoofdstad van Thüringen. Een oude stad aan de voorde, de doorwaadbare plaats van de Erphe die nu de Gera heet. Groot geworden dankzij de lucratieve handel in de wede die in de omgeving verbouwd werd. Uit die plant kon een blauwe kleurstof gewonnen worden voor de linnenindustrie. Na 1600 kwam er een betere verf op de markt op basis van de Indiase indigo. Daarmee viel  de belangrijke inkomensbron voor de stad droog. In dezelfde periode overkwam in de Nederlanden het gewest Zeeland hetzelfde; de daar verbouwde meekrap was een hulpkruid bij de vervaardiging van de blauwe kleurstof .

Ondanks stadsbranden, regionale schermutselingen, een Franse bezetting, twee wereldoorlogen en een communistische periode, draagt de historische binnenstad nog bijzonder veel herinneringen aan een rijk verleden. Het is tegelijkertijd ook een moderne plaats.

Aan de hand van een VVV-uitgave wandelen we langs oude gebouwen. We doen de zogenaamde kleine route en moeten na afloop nog een stuk bewaren voor 'later'. Een aantal hoogtepunten: de Krämerbrücke (Europa’s langste volledig met huizen bebouwde brug), de Wenigemarkt, het Collegium Maius (een van Duitslands oudste universtiteiten), de Oude synagoge (de oudste van Europa) - bezocht met audiotour -, de Domplatz, de Mariendom & St-Severi (alleen al optisch een belevenis , Citadel Petersberg, de Fischmarkt, de Futterstrasse, de Johannesstrasse.  En met deze opsomming doe ik de stad nog tekort.

Erfurt zou kunnen uitgroeien tot een trekpleister à la Antwerpen waar ik op enig moment chasseurs voor de restaurants bij Markt en Groenplaats zag verschijnen: de platheid ten top én een tourist trap van de eerste orde. Ondanks het grote aantal aanwezige bezoekers aan Erfurt overheerst in deze magnifieke Duitse stad nog een weldadige rust. Geen schreeuwerige reclames, geen muziek uit winkels of horeca. Ingetogenheid. Misschien een overblijfsel uit de communistische periode toen stilte hielp om niet op te vallen. Hoe dan ook: een combinatie van stijlvolheid en kalmte die ik als weldadig ervaar hier in Thüringen.

‘Den Bosch is mooier dan Parijs’, wordt graag gezongen in mijn geboorte- annex woonplaats. Zeker is dat ik Erfurt ‘schöner’ vind dan DB’. En ik durf dat hardop te schrijven ook nog ook nog.


Thüringen (6); Pimpernelblauw

Met de auto van het hotel In Jena-Lobeda naar Jena-Göschwitz, waar bij het station de wandeling begint. Bij de receptie hebben we een uitdraai voor de route gekregen. De eerste versie was in het Nederlands, machinaal gemaakt. We hebben er flink om gelachen en uiteindelijk gewoon de Duitse tekst opgevraagd. Die begrepen we tenminste. 

Op weg naar het Leutrathal, ook bekend als het ‘dal van de orchideeën’. Rond het jaar 1000 moet hier op de kalkhellingen wijnbouw geweest zijn. Toen kwam de ‘kleine ijstijd’ en tegenwoordig staat de streek bekend om de aanwezigheid van orchideeën die in deze tijd van het jaar wel uitgebloeid zullen zijn. Meteen maar heuvelopwaarts. Göschwitz verdwijnt achter ons. We lopen kennelijk ook een deel van de Lutherroute. Zijn naam is - naast die van de latere Goethe, Schiller en Bach - overal aanwezig in Thüringen. In elke kerk van enig formaat die we passeren, heeft hij wel gepredikt.

Over de eerste heuvel - meer een kalkbreuklijn - zien en horen we de snelweg naar Dresden. Bergafwaarts is het geluid 'erg aanwezig'. Grote percelen zijn afgezet met bordjes: de Friedrich Schiller-Universtät doet hier onderzoek. Het lijkt me een bloemenparadijs voor botaniseertrommelbiologen. En in onze ogen is er een rijkdom aan vlinders, waaronder - wat we denken - het pimpernelblauwtje. De dame maakt druk foto's en ik denk aan de vergeten tv-serie 'Luipaard op schoot'.


Aan de overkant passeren we een gehucht dat volgens de kaart Leutra zou moeten heten. Vissen schieten weg in de smalle betonnen waterloop richting riviertje. Een lange tijd gaan we parallel aan de snelweg tot we dat pad, na enig gezoek, linksaf 'omhoog' kunnen verlaten. We laten het ‘basso continuo’ van de E40 achter ons. In het eikenbos eten we op een houten jachtstoel onze broodjes op. Als we naar de heuvelkam lopen, springt een ree voorbij.

Warm en stil is het op de weide. Veel vals plat. Op de kam ligt het gehucht Dürrengleina in de zon. De schuur van de Vrijwillige Brandweer is van poppenhuisgrootte: wat staat daar nou in? Een bluspomp met twee zwengels? Tegenover dit petieterige gebouwtje ligt een waterbassin (Schwimmen verboten) met daarnaast een brandkaan. Overdag komt hier elk uur een bus voorbij. Lief, stil authentiek voor de een; uitgestorven, gruwelijk saai, een boerengat voor de ander. Hoe is het hier in de winter met 30 cm. sneeuw?

Achter het dorp een magnifiek uitzicht over dit deel van Thüringen. Bossen, velden, kammen met hier en daar een kasteel. We komen al de hele dag niemand tegen op onze route. Ook hier niet. In de verte gaat een tractor. 

De rijkdom aan bloemen en vlinders houdt aan tot we over weer een kam aan de terugweg beginnen. Voor Maua loopt het pad steil naar beneden. We zijn blij dat we de route niet andersom gedaan hebben.

In het centrum van dit plaatsje raken we de weg kwijt. De werkzaamheden aan een fly-over bij het centrum hebben kennelijk geleid tot het verdwijnen van wat wit-geeltjes op palen en bomen. Moeten we langs het spoor en de Saale naar Göschwitz? Ook de aanwijzingen op onze routebeschrijving geven geen uitsluitsel. Dan maar verder over het nieuwe fietspad. 

Bij het stationnetje bestuderen we de lijst van aankomst en vertrek. Morgen zullen we vanaf hier met de trein naar Erfurt gaan.


Een aantal dagen later thuis lees ik dat het in ons land geherintroduceerde pimpernelblauwtje een zeer klein woongebied heeft bij de Moerputtenbrug in de buurt van Den Bosch. Nóg en reden om naar Thüringen te gaan.

zaterdag 10 augustus 2013

Thüringen (5); Vrolijke meisjes

Jena: de glazen van Zeiss. En daarnaast natuurlijk de bijzondere aanpak voor scholen. Dat is zo’n beetje onze voorkennis. Plus uiteraard het gegeven: voormalig Oost-Duitsland. Opvallend genoeg is van het tweede beeldvormende element tijdens een stadswandeling op 8 augustus niks terug te vinden. Van de andere twee des te meer.

Van ons hotel bij Jena Lobeda-Ost gaan we met de tram naar het centrum. Onderweg veel woonblokken hoogbouw uit de communistische tijd. Premier Helmut Kohl formuleerde het ongeveer zo na de 'Wende': 'Ieder een andere woning geven, zal zo snel niet gaan'. Hij zei het met spijt. Zoals op veel vergelijkbare plaatsen is en wordt ook hier massaal gerenoveerd en bijgeschilderd. Wat blijft is een omvangrijk opbergsysteem aan de voet van Lobeda.

Dat houdt op bij de rand van het centrum. We stappen uit bij het 'Paradiesbahnhof' (mooie naam) en wandelen richting VVV. Wat meteen opvalt tussen de historisch aandoende gebouwen is een wolkenkrabber in de vorm van een glazen beschuitbus. ‘Welke bezopen stadsplanner heeft dat ding hier kunnen bedenken?’ is mijn eerste gedachte.

Tijdens het oude regime werd het neergezet voor Zeiss Optik. Onder het nieuwe beleid kreeg het zijn huidige aanzien. Zo van: het staat er nou eenmaal en laten we er het beste van maken. Jentower heet het glazen busbrood en de aanwezigheid ervan went. Sterker nog: we nemen zelfs op enig moment de lift naar de 28ste verdieping en genieten van het uitzicht. Duidelijk van zo hoog is de aanwezigheid van de bebouwing voor Zeiss, Schott en Abbe. 

Los van deze eenzame schitterzuil blijkt Jena bijzonder charmant als stad. Heropgebouwd na de Tweede Wereldoorlog met gevoel voor schoonheid en historie, interessante straatjes en pleinen, veel heuvelend groen, de overal aanwezige universiteit, een rustig tempo en de naar onze maatstaven democratische prijzen. Ik begrijp - desgevraagd - van mijn neef die al een mensenleven in Hamburg zijn draai heeft gevonden, dat lonen en pensioenen hier iets lager zouden liggen dan in het westen. 'Niet te veel', appt hij, want de wil om in het oosten te wonen, is niet echt groot’. Ik zal me thuis eens wat gaan verdiepen in deze materie. Welke Duitser zou op welke landgenoot jaloers moeten zijn?

Het duo Schiller-Goethe dat we vorig jaar dominant aanwezig zagen in het nabijgelegen en magnifieke Weimar, is ook hier bekend. De eerste heeft in Jena gewoond en we bezoeken die plek. Grappig zijn de tuinkeuken en zijn schrijfhuisje. De bekendheid van deze Duitse icoon heeft geleid tot de naam Friedrich-Schiller-Universität. Op het oog lijken veel studenten tijdens deze zomerperiode de stad niet verlaten te hebben. Zoals in elke universiteitsstad vind je ook hier overal studentenmenu’s aangeprezen.

Tijdens onze VVV- wandeling krijgen we de aangeschafte ‘Stadtfüher’ niet helemaal uit. Het Zeiss Planetarium moet wachten tot een volgend keer. We hebben genoeg aan de Markt met het historische stadhuis, de St.-Michaelskerk, restanten van de stadsmuur met een kruittoren, wat opvallende panden, die hoge Jena-toren en de Schiller-residentie. Daarna relaxen met Apfelschorl en het onvolprezen Köstritzer Schwarzbier in de Wagnergasse.


Het centrum is rijk aan beelden. Aan het eind treffen we twee vrolijk dansende bronzen meisjes aan. Iemand heeft ze voorzien van wild-brei- of haakwerk. Ik vind ze de sfeer van deze dag prima weergeven. En voor de komende tijd bepalen ze mede mijn beeld van deze stad. 

maandag 5 augustus 2013

Kleingeldstraat

Als het al een begin moet hebben, dan ligt dat in de Kleingeldstraat. De ‘Rue Petite Monnaie’, in een Frans stadje waarvan ik me de naam niet meer herinner, in een jaar dat ik alleen bij benadering kan benoemen. Misschien is het sindsdien dat me opmerkelijke namen van straten en andere geografische punten opvallen.

In de alsnog doorgebroken zomer van 2013 zijn we flink aan de wandel. En meer nog fietsen we. Activiteiten die op de meest onverwachte momenten een pauze kennen omdat ik zo nodig een foto moet maken van bijvoorbeeld het bordje Zomervreugdweg.

Dat was op 13 juli terwijl we de route van Achtkastelentocht fietsen in de omgeving van Vorden. De zondag daarna - in dezelfde omgeving - kwamen we de Zaterdagweg tegen. Afgelopen vrijdag liepen we - op de warmste 2 augustus ooit - over de Hemelse Berg bij Oosterbeek. Richting Doorwerth passeerden we de Italiaanseweg.

De topper dit seizoen noteerde ik op zondag 28 juli in de buurt van Vinkel: de Gedwongen Arbeidstraat. Eerder kwamen we door buurtschappen met namen als Zoggel, Berkt en Munnekens-Vinkel. 'Alles op de fiets', gaat het steeds bij het lezen van dit soort substantieven door mijn hoofd. 'Alles op de fiets', een gedichtenbundel van Rutger Kopland. Hier zie ik de poëzie op blauwe bordjes.

Achter al die opmerkelijke namen schuilt een verhaal. Sommige daarvan leidden de afgelopen jaren al tot blogs. En inmiddels weet ik dat in 1848 Baron van Brakell van kasteel Doorwerth de Italiaanseweg liet aanleggen naar het pas geopende treinstation van Wolfheze. ‘Italiaans’ vanwege het aanzien, mede door de aanwezigheid van haarspeldbochten op de stuwwal.

Bij de Gedwongen Arbeidstraat was mijn eerste impuls: werkverschaffing. Die gedachte blijkt bij meer mensen opgekomen te zijn. Zo ook - lees ik op het internet - bij medewerkers van het BHIC, dat ik gemakshalve nog steeds het Rijksarchief noem. Om zeker van hun zaak te zijn, wordt het grote publiek om raad gevraagd, want altijd is er wel iemand die elders in een vergeten boek heeft gekeken. Een heemkundenaar, in dit geval die aangeeft dat de straatnaam al voor 1890 bestond. Dus ver voor de georganiseerde werkverschaffing van voor en na de Tweede Wereldoorlog. Aannemelijk lijkt volgens de onderzoekers dat de aanwezige arme zandgrond de eigenaar of pachter tot harde arbeid dwong. Hard labeur, om het met de generatie Stijn Streuvels te zeggen.

zondag 4 augustus 2013

Nationaal Hitteplan

De fietstocht begint in Oosterbeek. Een naam die in niets lijkt te verwijzen naar de aanwezigheid van bossen en heuvels. Die zijn er wel degelijk: het dorp ligt op een stuwwal uit de zoveelste IJstijd, met aan de ene kant schaduwrijke landgoederen en aan de andere kant de Rijn, met uiterwaarden.

Via de knooppuntenroute naar Arnhem, waar het voor het zoveelste jaar nog steeds een warboel is vanwege de werkzaamheden bij het station. De Nelson Mandelabrug over en dan linksaf langs de rivier. Tijd voor een broodje voor het beleg oververhit raakt.

De zon schijnt flink en het moet deze 1ste augustus 32°C worden. Vanaf een bankje kijk ik over het trage water naar Arnhem. De meeste bebouwing blijft verscholen achter een rij hoge wilgen. Daarachter ligt ook het gebouw waar ik een deel van mijn pensioen verdiende. Nooit kunnen bedenken dat die gedachte hier op deze plaats door mijn hoofd zou gaan. Aangezien mijn arbeidsverleden een lappendeken is, moeten er meer van dit soort mijmerplekjes te bedenken zijn. Te veel voor een fietstocht van één dag. Zelf voor eentje op een e-bike. 

Huissen komt in zicht. De wat hybride Aárnemmers gaan hier carnaval vieren. Huissen is aan deze kant de meest noordelijke zuidelijke stad van ons land. 'Lang behoorde het tot het Land van Kleef', leest mijn vrouw voor vanaf haat i-Pad tijdens onze tweede pauze. Waar zouden we zijn zonder dat ding. Het Weense Congres voegde Huissen in 1816 toe aan Nederland. Zouden ze dat hier over drie jaar gaan vieren?

Op weg naar het pontje kom ik de aanduiding Overbetuwe tegen. Die naam verwijst naar de Bataven die in deze contreien woonden. Keursoldaten in het Romeinse leger. Ook de vrouwen wisten zich mondeling en schriftelijk in het Latijn uit te drukken. Bij Driel en Elst, iets terug naar het westen, barst het van de archeologische resten uit die tijd. Onder de protestantse kerk van Elst kun je de overblijfselen van twee Gallo-Romeinse tempels bezoeken. Het best bewaarde geheim van Nederland. Mijn werk - toen vanuit Amersfoort - bracht me regelmatig naar die memorabele site.

Aan de andere kant van de Rijn begint de Liemers. Het schijnt dat je hier al meer loop'n en fiets'n hoort. 'Liemers' komt van 'limes'. Hoewel ik die voormalige grens van het Romeinse Rijk in ons land nagenoeg blindelings kan tekenen, is dit gegeven nieuw voor me (merci i-Padfreak).

Loo, Duiven, Westervoort, en een derde pauze in het pasgemaaide gras van de Rijndijk. Zicht op Huissen. De laatste broodjes en bananen verdwijnen. Daarna opnieuw improviseren in de buurt van het station voor we de afdaling kunnen beginnen naar de oude kerk van Oosterbeek. Één van de weinige romaanse godshuizen in ons land. 

De mussen vallen inmiddels van het dak. Een fles koude witte wijn van een airco-frisse AH-winkel gaat mee richting siësta. 'Veel drinken', staat er in het Nationale Hitteplan. Waarvan akte.