donderdag 30 mei 2013

'Harry'

Ik ben best tevreden met mijn voornaam: Harry. Heb ik ook nooit iets aan willen veranderen. Oogluikend sta ik toe dat een select gezelschap knipt (Har) of plakt (Harrieke). ‘Harry’ is prima. De schrijfwijze had ook ‘Harrie’ kunnen zijn; op het doopprentje staat de spelling met een ‘y’. Moeder schijnt nog ‘Jan-Hein’ als alternatief gehad te hebben en dit moest het afleggen tegen de traditie waarin Henricus de doopnaam was voor haar vader, schoonvader, echtgenoot en ‘ons eerste Harrieke’.

Met als gevolg dus veel ‘Harries’ in de familie van vaders-  en moederszijde. Overigens is ‘Harriën’ ook mogelijk. Om die reden is ‘Diejen auto is van Harries’ in het Brabants net zo correct als ‘Diejen auto is van Harrië’. De verbuiging richt zich naar de meervoudsvorm van de roepnaam. Overigens verwees Georgina Verbaan in een interview ooit met ‘haar Harries’ naar haar borsten.  Iets waarover ik wel een paar dagen heb lopen grinniken.

Een gebruik in dat bovengenoemde Brabants heeft mijn tevredenheid over ‘Harry’ een kort moment doen wankelen. Dat vond plaats in een periode waarin ik ontdekte dat ‘’nnen Harry’ in de streekstaal ook identiek kan zijn aan een ‘onhandig persoon’. Een dutselaar. Zo hoorde ik een tijdelijk kandidaat-schoonzusje iemand afserveren als ‘wènnen Harry’ en hoopte wat later een moeder dat haar jongste dochter niet thuis zou komen met ‘zonnen Harry’. Eergisteren hadden stadsgenoten het waarderend over ‘zonne snellen Harry’ en dat legde - ter balans - gelijk weer enig gewicht in de andere schaal.

‘Harry’ is een naam die je in het internationale verkeer ook niet uit hoeft te leggen. Of te herhalen, bij een kennismaking bijvoorbeeld. Oké, Spanjaarden, Fransen en andere ‘romanen’ hebben wat moeite met de aspiratie waardoor ze uitkomen op ‘Arry’ of ‘Charry’. Als de uitspraak blijvend problemen oplevert, heb ik geen bezwaar tegen Henri, Enrique of plaatselijke varianten. In het Engels is ‘Tom, Dick and Harry’ het equivalent voor onze ‘Jan, Piet en Klaas’.

‘Harry’ lijkt het in de Angelsaksische wereld nog aardig te doen. ‘Harry Potter’ is een begrip en in de familie geniet Harry Styles van One Direction populariteit bij tienernichtjes. In Nederland worden al geruime tijd nauwelijks nog naamgenoten geboren. De statistieken van het Meertensinstituut brengen zowel voor ‘Harry’ als ‘Harrie’ een lage score in beeld. Voor beide ligt de top in de periode (net) na de Tweede Wereldoorlog. Al zo’n 30 jaar of langer bied ik bevriende dan wel bekenniste zwangere dames een spaarbankboekje aan voor de Harry/Harrie-in-wording. Dit heeft tot nog toe nog ‘ginnen Harry’ opgeleverd.

Ik kan me daar wel iets bij voorstellen. Hoewel populair zal de figuur van Haagse Harry niet veel jonge ouders inspireren bij hun gang naar de burgerlijke stand. Te plat. Harry Nak uit de Dik Voormekaar Show verrijkte tijdelijk het taalgebruik met ‘Nou, … verstandig’, plus enkele nou-varianten, wat niet tot een Harry-golf leidde. Op dit moment wordt Harry Piekema, de vertolker van de supermarktmanager in de AH-reclame zeer gewaardeerd, evenals de ‘Harry van de Sunweb’, zonder dat dit een Harry-hoos oplevert.

Ik doe nog één poging: Harry betekent ‘de machtige’, door roepnaamkeuzeboekjes vaak verwoord als ‘baas in huis’. Nou ja, ‘in naam’ dan.


zondag 12 mei 2013

Crimineel


Verschenen als Column in de Bossche Omroep van 12 mei 2013

Geschiedenis gaat altijd over koningen en andere heersers. Er is ook een ander verhaal: dat van gewone mensen. Bijvoorbeeld in Dataschurk: oude criminele informatie op de website van het Bossche Stadsarchief. Familieleden heb ik nog niet kunnen ontdekken in de procesdossiers van de toenmalige Schepenbank. De gegevens zijn interessant, verbijsterend, raadselachtig. Een paar voorbeelden, waarbij ik de achternamen (voluit geschreven in Dataschurk) vermeld met de begininitiaal. Dat hoort zo met boeven.

Gev(a)ert H., 1570, glasschrijver. Veroordeeld vanwege ‘rebellie; verzet tegen overheid; ketterij’. Hij is een ‘oproerder en seditieus mensch’. Een ‘opruiend persoon’ dus, die als Lutheraan op de uitkijk staat bij zogenaamde hagepreken. En hij bezoekt ook nog diensten van de ‘nieuwe religie’ ook nog ook nog. Zo’n proces kan ik duiden: tot september 1629 waren de protestanten de klos en ná die tijd de katholieken.

Raadselachtig vind ik vooralsnog de grond tot veroordeling van Gerrit H. in 1598. Deze smid, woonachtig aan de Bossche Vughterdijk, had in de stadswal gegraven. Wat speelde er in 1598? Werd dat gespit beschouwd als een ondermijnende activiteit van de verdedigingswerken? Opzoeken.

Militair leed in 1610 rond Goijarts Peter G., soldatenknecht bij de ‘Compagnie Curassiers’. Was uit armoe gaan stelen om ‘een jonge dochter, die van hem bevrucht was, wat bij te staan’. Ik heb zelf minstens drie garnizoenssoldaten in mijn stamboom van moederskant staan.

Dan Lijsbeth H., 1654, 40 jaar en veroordeeld wegens zakkenrollerij. Een onverbeterlijk sujet, blijkt uit de ‘Opmerking’. ‘Recidivist, te Hamburg gegeseld en gebrandmerkt en te s-Hertogenbosch gevangen’. Die vent van d’r is van hetzelfde laken een pak ‘Gehuwd met Joost V., (alhier gevangen), een soldaat van Utrecht. Verdachte heeft 9 kinderen, waarvan 4 in leven. Te Hamburg wegens ontucht met een rijke getrouwde koopman opgepakt’. Hoe krijg je het bedacht.

Gerrit A., in 1656 veroordeeld wegens bedreiging en overspel. De ‘Opmerking’ ter afsluiting van het dossier laat zien dat hij eerder in Delft voor de mishandeling van zijn vrouw is verbannen naar Oost-Indië en via allerlei omzwervingen over Zaltbommel naar Den Bosch is gereisd. Een volhoudertje.

Jacob J., 1697, misdrijf zelfmoord door ophanging. Zijn straf: ‘het dode lichaam publiekelijk straffen anderen ten exempel’. Pedagogisch. Het dossier verwijst naar zijn vrouw Lijsbeth H., niet te verwarren met eerdergenoemde Lijsbeth. Kan zo in een crimi: zij zou hem ’s ochtends vroeg aangetroffen hebben ‘hangend aan de hanebalken’ (casueel, gelet op haar achternaam). Maar het lijk is verdwenen. De stiefdochter ook. De vermiste dode zou ‘de duijvelsche bekoring ingressie gegeven’ hebben. Het dossier vermeldt: ‘Zelfmoord??’ Boeiend. Een geval voor CSI Den Bosch.

Andries van H., in 1739 veroordeeld wegens ‘bordeelhouden; ontucht; incest’. Hij ‘pleegt ontucht met Anna Catharina S., een voordochter van Maria, zijn echtgenote’. Moeder en dochter - plus nog twee anderen - zijn medeverdachten. Mooie familie.

Dan liever de volgende samenspanning binnen één gezin. Martijntje van I. laat in 1746 de gevangene Jean Nicolas de R. ontsnappen. Een geval van echte liefde, denk ik. En wie helpt haar bij deze misdaad? Cipier Johan van I., haar pa. Die ook gestraft wordt.

Anna, Catharina M. - 28 jaar en ongehuwd - in 1778 veroordeeld wegens incest. Na het sterven van haar moeder in 1776 houdt zij het met haar stiefvader. Uit hun ‘vleselijke conversatie’ komt een dochter voort, gedoopt op 10 februari 1778. Op het moment van de veroordeling blijkt zij voortvluchtig. Die vent, hebben ze die bij zijn lurven gepakt? Kijken bij Willem D. Jawel, die staat ook vermeld. En ook voortvluchtig. Samen weg? Ook hier echte liefde? Als het niet zo schrijnend was, zou ik zeggen, dat het leest als een thriller.

Meer weten http://www.stadsarchief.nl/stamboomarchief/dataschurk/

zaterdag 11 mei 2013

Santspuy


‘Boer zijn is prachtig’, zegt Gilbert Sweep. ‘Toen mijn vrouw Loes en ik dit gekocht hadden, liepen we rond het land dat na de notaris van ons was. Dat voelde goed’. En nou hebben ze een bedrijf met grasland en beesten, vijf hectares voor de aspergeteelt, en een halve hectare wijngaard. De loonwerker die met zijn tractor de voren trekt, krijgt via een satelliet ‘de rechte weg’ gewezen. De asperges worden machinaal gewassen, bijgesneden en gesorteerd onder het wakend oog van een computergestuurd volgsysteem. ‘We hebben hier een fijne ploeg mensen aan het werk’. Die bestaat uit familie, vrijwilligers en werknemers. ‘Boer zijn zit in je genen. En de rest hebben ons pa en ma ons wel bijgebracht’. Ratio, gevoel en karakter: Sweep heeft een goed verhaal.

Met zo’n 30 man luisteren we daarnaar in een kas op het erf van De Santspuy, Wijn- en Aspergeboerderij in Etten-Leur. Drie generaties Sweep passeren de revue. Het eerste kwartier vraag ik me - geboeid door zijn aanpak - af ‘Waar werkt dieje mens naartoe?’ Tot zijn voordracht uitmondt in een verklaring voor hoe een koeienboer uit Etten-Leur zich met asperges en wijn ging bezig houden. En begon met de productie van likeur en advocaat, een landwinkel opende, plus een netwerk ontwikkelde voor het aantrekken van klanten en bezoekers. Later in het voorbijgaan vertelt Pa Sweep me tussen neus en lippen dat zijn zoon ook nog Nyenrode gevolgd heeft: ‘Dat heeft ie vast niet in zijn verhaal staan’.

Buiten proeven we van de witte wijn. ‘We hebben dit proces echt vanaf nul moeten leren’, voegt Gilbert toe. De toehoorders lachen om de bloopers uit de eerste jaren. Uiteindelijk werd toch naar de raad van de deskundigen geluisterd. Het resultaat is ernaar: bloemig, aangenaam gekruid met een lichte afdronk.

De wandeling over het land naar de druivenstokken en de aspergebedden blijft in de buurt van de boerderij: er vallen wat spatjes en echt nat worden wil niemand. Gilbert demonstreert het steken. En laat weten dat Nederlanders dit werk echt niet willen doen, een gegeven dat nog dezelfde dag geïllustreerd
 wordt in een bijdrage van het Brabants Dagblad. ‘Dus ben ik blij met de mensen uit Oost-Europa. Die verdienen ons respect en een goede behandeling’. Collega’s die dit nalaten, maken zijn vak te schande.



Binnen zien we zijn medewerkers aan de arbeid. Er is ook een machine voor het perfecte schilwerk. Gilbert wijst ons op de apparatuur die te pas komt bij het maken van de wijn en de likeur. Die laatste kunnen we aansluitend in ruime mate proeven.

Voor een aantal gasten volgt ter afsluiting nog een lichte aspergelunch, geserveerd in de kas. Ons arrangement - een verjaardagscadeau, want wie komt nou op het idee om hier naartoe te gaan - laat ons ook aan tafel plaatsnemen. Na afloop nog even naar de landwinkel. Op de terugweg denk ik: ‘Een goed verhaal. Smakelijk gebracht. De beste business-case die ik in jaren gehoord heb’.

vrijdag 3 mei 2013

La cocina (18); pescado a la plancha


Kan iedereen met succes ‘pescado a la plancha’ bereiden, vis-van-de-gloeiende-plaat? Ja. Hoewel, ik moet een klein voorbehoud maken: een nu niet nader te noemen heerschap zal dat niet lukken. Aangezien wij bevriend zijn, laat ik zelfs zijn initialen in deze tekst achterwege. Ik weet zeker dat wanneer deze kameraad - na lezing van dit verhaal - mij belt met de vraag: ‘Ben ik het heer?’, ik kan volstaan met een bevestigend: ‘Ja, da bende gij mènneke’.

Afgelopen winter at ik op Tenerife wekelijks ‘pescado a la plancha’. Een aantal keren was dat tong; meestal een lokale vissoort. Bij Casa Mon in Alcalá raakte ik echt geïnspireerd. De eerder aangewezen knoeperd werd opengevouwen geserveerd en smaakte verrukkelijk.

Na de nodige oefening thuis, durf ik de volgende aanwijzingen te geven. Om reuktechnische redenen, ben ik van de grillpan overgestapt op de ovengrill. Het resultaat is niet echt anders. Sterker nog: deze aanpak maakt wat extra smaaktoevoeging mogelijk.

Dus koop ik op vrijdagmorgen 3 mei 2013 op de Bossche markt een flinke zeebaars. De ingewanden blijven daar en thuis verwijder ik onder de kraan de nog overgebleven schubben, waarna ik de vis laat uitlekken in een vergiet.

Op de ovenplaat gaat een stuk aluminiumfolie, waarvan ik de randjes omhoog zet. Hierop spreid ik een bedje uit van rode uiringen (2 x juin) en gehakte knoflook (4 stuks). Peper, zeezout (met een vleugje lavendel) en zonnebloemolie worden toegevoegd. Tijdens het grillproces zal dit laagje snijsel de vis van de nodige ‘tonen’ voorzien. Overigens voegde ons moeder bij dit soort excersities wat stukjes wortel toe. Ook lekker.

De drooggedepte baars vlinder ik met een scherp mes van kop tot kont door hem langs het ‘middenrif’ in te snijden en open te klappen. De kop blijft er nog aan, want ik wil na bereiding als eerste de beide wangetjes oppeuzelen.

Beide kanten worden gezouten, ingepeperd, van wat zoete paprikapoeder voorzien en daarna met zonnebloemolie bestreken. De uitgeklapte vis gaat met de buikzijde op de juin en wordt onder de voorverwarmde grill (220 gr.) geschoven. Als de huid mooi bruin is en blazen gaat vertonen, draai ik de baars om. Ui en knof blijven steeds onder het vlees en ik zorg ervoor dat de blanke zijde alleen vis vertoont. Verbrande restjes knof of juin verpesten de boel.

Deze witte baarskant is sneller bruin dan de andere zijde. Ik haal de plaat uit de oven, prik de wangetjes achter de kieuwen vandaan en eet ze op, waarna de koploze vis op een voorverwarmd bord gaat. Aangezien ik vanavond in mijn eentje tafel, laat ik mes en vork onaangeroerd. Heerlijk, met aangemaakte lollo rosso en een glas witte wijn.

Voor wie het wil weten: de zeebaars kostte €6. Ik reken voor wijn en sla €2. Voor bereiding en bik keek ik niet op de klok. Met koken is het net als met de liefde: het genot neemt toe ‘as ge d’r de tijd veur nimt’.

Que aproveche: smakelijk.