maandag 13 augustus 2018

Dwars door Spanje (slot); Manresa


Onze autotocht van drie weken door Spanje zit er bijna op. Morgen 6 juli 2018 zullen we de grens met Frankrijk passeren om in het zicht van de Pyreneeën nog een kleine week te relaxen bij familie alvorens naar Den Bosch door te reizen. 

In de ochtend van 5 juli rijden we van Lleida/Lérida naar Manresa. Niet echt ver. Het landschap verandert van vlak naar vriendelijk heuvelend. Van graan en fruit naar graan en wijn.

Het navigatiesysteem voert ons naar een ´polígono´, een industrieterrein. Daar blijkt in een gebied met kantoren en werkplaatsen achter een Suzukigarage een weggetje verborgen dat naar Turó de la Torre leidt, een groot oud huis dat een hostal en een restaurant herbergt. De ontvangst om 12.00 uur is uiterst amicaal en al snel zitten we op een balkonterras achter een glas witte wijn met de gastheer te kletsen. Het uitzicht op de Montserrat is grandioos. De kamer is pas om 13.30 uur beschikbaar en we besluiten tot een wandeling rond een meer wat verderop. Vandaar is het zicht op de gekartelde vorm van de Montserrat nog indrukwekkender.

Bij terugkomst om 14.30 uur is het tijd voor het middagmaal: menú del día. De gastheer vertaalt de kaart die in het Catalaans is opgesteld. Als entree wordt het ‘ajoblanco’, dat omschreven wordt als typisch Catalaans en ‘lijkt op gazpacho met amandelsmaak’. Lekker. Daarna voor de een enkele tranches kort gegrilde tonijn en voor de ander kip uit de oven met veldkruiden. Over de toetjes valt niet heen te kijken. Dit alles - na een cava van het huis - met water en wijn. 

De afstand naar onze kamer is een twintigtal stappen: siëstatijd.

Om 18.30 uur rijden we met de auto naar het centrum van Manresa. 30°C. Het stadje zit vol verkeer en het duurt even voor we erdoor zijn om aan de voet van de kathedraal de auto neer te zetten. Vanuit de parkeergarage brengt een lift ons vier etages hoger. Dit verheffende middel is niet gesaboteerd.

Op het hoogste punt van de stad bevindt zich een versterking. De Arabieren zaten hier nog geen 80 jaar, waarna er een kerk opgetrokken werd. De bouw van de huidige kathedraal La Seu begon in 1323, als opvolger van een romaans gebedshuis. 

Aansluitend bezoeken we de historische binnenstad waar druk gevlagd wordt voor een onafhankelijk Catalonië. De voertaal is Catalaans. Het geheel maakt een vriendelijkere, verzorgdere en levendigere indruk dan Lleida. Er is een demonstratie waarvoor kinderen en volwassenen door de straten trekken. Een van de begeleiders die net daarvoor meedanste in een ´ball de bastons´ (´stokkendans´) vertelt me dat het hier gaat om beter onderwijs voor met name kinderen van de veelkleurige school. Ook in dit centrum wonen veel inwijkelingen uit Midden- en Noord-Afrika.

Terug bij Turón de la Torre blijkt het grote overdekte terras van het restaurant stampvol. We gaan binnen zitten en besluiten in overleg met de eigenaar tot het bestellen van een rijke salade en wat bijgerechten. Heel smakelijk. 
Het ontbijt stellen we op 09.30 uur. ‘s Nachts trekken de muggen zich weinig aan van de aangebrachte bescherming.

De volgende morgen gaan we na een uitmuntend ochtendmaal en een hartelijk afscheid van het eigenaarsechtpaar op weg naar het noorden om iets oostelijk van Andorra aan de Franse zijde van de Pyreneeën te geraken. Deze prachtige route deden we vijf jaar terug in omgekeerde volgorde. Na de afslag richting ministaatje schakelen we over van routeplanner. Op maps.me kiezen we voor de kortste verbinding. Langs smalle D-weggetjes (een tegenligger moet als wij echt niet verder naar rechts kunnen, de buitenspiegel inklappen om ons te passeren) komen we over een kiezelpad vol kuilen tegelijkertijd met vier wandelaars Frans Catalonië binnen. Onze prachtige reis ´dwars door Spanje´ zit er nu echt op.

zondag 12 augustus 2018

Dwars door Spanje (14); Lleida - Lérida


Lleida. Het duurt even voor ik door krijg dat dit de Catalaanse naam is voor Lérida. Zoiets als Rijsel/Lille. We rijden op 4 juli 2018 van Zaragoza naar Lérida en passeren op enig moment de grens tussen Aragón en Catalunya. Zo gauw we in de stad zijn, is alles ‘tweetalig’. De jongedame aan de hotelbalie handelt een telefoontje af in de thuistaal, begroet ons in het Frans om, gelet op onze reactie verder te gaan in het Spaans. Als ik even later wat boodschappen doe bij Mercadona is het niet anders. Aan veel balkons bij de flats in de buurt hangen spandoeken met de tekst ‘Llibertat presos polítics’. Na een ‘ongeldig’ referendum werd op 27 oktober jl. de Catalaanse onafhankelijkheid uitgeroepen. De centrale regering greep in en de voormalige president Carles Puigdemont verdween met een aantal getrouwen naar België.  Niet alle politici vluchtten en sindsdien zit een tiental vast en die lieden moeten vrij, vindt ‘het volk’. 

Een en ander ligt ‘gevoelig’. De gevangenen worden door de centrale overheid beschuldigd van rebellie, opruiing en malversatie. Zo blijkt dat de kosten voor het referendum betaald zijn uit de algemene middelen. Amnesty International oordeelt vervolgens dat er geen sprake is van ‘politieke gevangenen’. Etc, etc. Soit.

In de namiddag gaan we in de hitte te voet op weg naar de oude binnenstad. Ik moet mijn idee van de zichtbare tweetaligheid bijstellen: alles is in het Catalaans. Misschien maakt het voor buitenlandse bezoekers die geen Spaans spreken weinig uit. Wij puzzelen. Later op de avond zal ik bij menukaart vragen voor ons toch wat te vertalen.

De benedenstad lijkt ons weinig interessant; boven is het te doen. Om daar te komen, zijn er twee liften. De eerste doet het niet, dus sjouwen we omhoog. Bij de tweede lift hangt de tekst dat vandalisme tot het uitvallen van deze mechanische verheffing geleid heeft. Met excuses namens de gemeente. Dus klimmen om 17.30 uur bij 34°C nog meer trappen op. Zou de sabotage van twee liften iets met de politieke stemming in dit land te maken hebben?

Dan zijn we bijna bij de top. Ik zing zachtjes een tekst van Charles Aznavour: ‘J’ai travaillé, Des années, Sans répit, Jour et nuit, Pour réussir, Pour gravir, Les sommets’ ... Als we dan die top bereiken, kun je ons uitwringen.

Op deze verstevigde plek bevinden zich twee markante gebouwen: een grote kerk en een voormalig vorstelijk onderkomen. We kopen toegangsbiljetten waarbij - bijna regel - naar ons land van herkomst wordt gevraagd. Hierop krijgen we tot onze verbazing een beschrijving uitgereikt in het Nederlands. Zeer uitzonderlijk. 

Het monumentencomplex heet ‘Turo de la Seu Vella’. Mogelijk - archeologische bewijzen ontbreken - bevond zich hier een Iberische nederzetting. In elk geval vestigden zich hier achtereenvolgens Romeinse, Visigotische en Arabische bewoners. In 1149 wordt de moskee omgedoopt tot kerk. Later komt er een nieuwe kathedraal die nu romaanse (de façade) en vooral gotische kenmerken draagt.

Het gebedshuis en de grote kloostergang zijn volledig kaal. Het gebruik voor militaire doeleinden heeft er tussen 1707 en 1948 een verminkte en aangevreten bedoening van gemaakt. Er wordt met mondjesmaat gerestaureerd.
De toren gaan we na  het eerder klimwerk niet op: tweehonderdennogwat treden. 

Vervolgens bezoeken we La Suda, het Kasteel van de koning. Ook uitgeleefd. Op het hoogste deel van de vesting hebben we een mooi uitzicht op kerk en stad.

De wijk die we doorlopen richting benedenstad hangt vol Catalaanse vlaggen. We zijn in een ander land. Die indruk wordt versterkt door de aanwezigheid in dit deel van inwijkelingen uit landen ten zuiden van de Sahara.
We komen langs een grote winkel met een coöperatieve inslag. Er worden ook boeken verkocht. Ik vraag er naar de pas verschenen heruitgave van het standaardwerk van F.J. Simonet (1829-1897) ´Historia de los Mózarabes en Espana´. En dat hebben ze!

Iets verderop eten we op een klein terras wat gerechten van een Catalaanse kaart. Dankzij de toelichting weten we wat we besteld hebben.

Daarna lopen terug naar Ibis budget. Een prima hotel in een stadje dat weinig uitnodigend op ons overkomt. 

zaterdag 11 augustus 2018

Geert en het sublieme


Geert de Bruijn en ik zaten vorig jaar in respectievelijk Vught en Den Bosch, dus onafhankelijk van elkaar, naar een tv-documentaire te kijken over het verband tussen wiskunde en schoonheid. Anders gezegd: tussen de rechter- en de linkerzijde van ons brein. In het programma kwam de Nigeriaanse auteur Ben Okri aan het woord toen het erover ging of ‘het schone’ te bereiken is. Okri formuleerde een zin met als kern ‘het aanraken van het sublieme’. In een poging deze gewaarwording tastbaar te maken, gaf hij als voorbeeld de opperste sensatie die mensen kunnen ervaren wanneer ze door een ‘overdonderend’ berglandschap wandelen. Voor een moment stijg je boven alles uit onder de kreet ‘Nec plus ultra’: ‘Boven dit gaat niets’. Groningers weten dat. 
Sindsdien loopt de hang naar het sublieme als een rode draad door onze gesprekken. Zeker sinds ik april jl. van Geert en zijn vrouw het boek ‘Het sublieme’ cadeau kreeg, geschreven door Hans den Hartog Jager. 

Inmiddels is Geert 35 jaar kunstenaar. Hij maakt beelden en assemblages; die tweede groep blijf ik hardnekkig schilderijen noemen. Zijn werk is een belangrijke factor in mijn omgeving. Waarom en hoe dit zo is, heb ik op verschillende plaatsen uitvoerig beschreven. Pas recent ben ik me gaan afvragen hoe hij ‘m ‘t flikt, dat maken van die kunst. 

Om daar iets van te ontdekken, ben ik sinds maart op ontdekkingstocht, waarbij ik - ook door zelf te experimenteren - het proces ‘van idee tot abstracte werk’ probeer te analyseren. De Bruijn is hierbij mijn coach. 

Uiteraard kan ik in korte tijd niet een periode van 35 jaar meesterschap ‘inlopen’. Is ook niet de bedoeling: als ik er iets van ga snappen, is dat voldoende.

Een ding is me in elk geval duidelijk geworden: met een abstract kunstwerk kom je het grote publiek niet tegemoet. Wie op breedgedragen bewondering uit is, moet een ander beroep kiezen. En als bakker of keramist makkelijk toegankelijke diensten en producten op de markt brengen. Pizza’s, bijvoorbeeld. Of Delftsblauwe peper-en-zoutstelletjes. 

Nou, dat laatste doet Geert niet. Is ook niet zijn drijfveer. 

Zelf kijk ik al 35 jaar naar het werk van De Bruijn zonder me om zijn drijfveer te bekommeren. Wat me al die tijd zonder te vervelen aanspreekt, weet ik wel. Dat staat sinds kort in een sublieme uitgave ‘Geert de Bruijn. 35 jaar met de moedergodin’. Daarvoor selecteerde hij – weergegeven met uiterst scherp fotomateriaal - een keuze uit zijn werk. Voor het tekstuele deel grasduinde de kunstenaar in mijn blogs. 

Dit kleinood is verschenen in een zogenoemde ‘limited edition’. Misschien ligt toch nog een over het hoofd gezien exemplaar in Geerts atelier. Je kunt het proberen. Anders wordt het  http://geertdebruijn.com/wp-content/uploads/2018/07/geertdebruijn_book_35jaarmetdemoedergodin.pdf waaronder de integrale uitgave recentelijk op het internet gezet is. 


vrijdag 10 augustus 2018

Dwars door Spanje (13); Zaragoza (b)


Ver na de siësta gaan we op dinsdagavond 3 juli vanaf het hotel terug naar het centrum van Zaragoza. Nu met de bus. De hitte is net om te hebben. 

We willen de tweede grote kerk bezichtigen die aan de grote Plaza Nuestra Señora del Pilar ligt. De volledige naam luidt La Catedral de El Salvador, afgekort tot La Seo. Dit gebouw is open van 19.45 tot 21.00 uur. Een dik uur moet voldoende zijn. Eenmaal binnen blijkt de tijd krap aan.

Op zoek naar de ingang lopen we langs de noordzijde. Die is opgetrokken in de ´estilo gótico-mudéjar´, waarbij duidelijk te zien is dat de architect schatplichtig is aan zijn Arabische voorgangers. Het front is van latere datum, gelet op de invloed van de Italiaanse barok. Ook aan deze kathedraal is - zoals bij het grote gebedshuis aan de overzijde - veel verbouwd in de loop der tijd. Van de romaanse periode moet nog wat terug te vinden zijn; waarschijnlijk lukt dat met aanwijzingen van een kenner.

Op deze plek stond de hoofdmoskee. De hoge toren zou nog elementen bevatten van de minaret. Een beetje het bekende verhaal in dit land. In Portugal is dat niet anders.

Binnen creëert het getemperde licht een bijzondere atmosfeer. Ingetogen. Op de achtergrond klinkt kerkmuziek. Vanaf een bank kijken we in stilte naar het retablo mayor. In de loop van de jaren hebben we al een hele collectie van dit soort grote altaarstukken mogen zien op het Iberisch schiereiland. De bouw van dit retabel begon in 1434. Tot onze verwondering blijkt het opgetrokken in gepolychromeerd albast. Gebruikelijker is om hout voor zo´n kapitaal werk te gebruiken. Dan herinner ik me dat de in Den Bosch geboren Roque de Balduque - voor hij bekend werd als fenomenaal beeldhouwer/houtsnijder - zijn carrière in het 16de-eeuwse Sevilla startte met het opleveren van marmeren werkstukken. Beroemd werd hij als meester van het harde hout.

Zoals gebruikelijk zijn ook in deze kerk ´meesters´ uit het noorden van Europa werkzaam geweest. Aan het retablo mayor werkte onder meer Hans Piet d´Anso uit de buurt van Baden-Wϋrtenberg. Arnau de Bruselas heeft hier ook zijn sporen achtergelaten. Zijn naam verwijst naar Vlaamse familiewortels.

De kathedraal telt 17 kapellen die we stuk voor stuk met de nodige aandacht bekijken. We raken meer en meer onder de indruk van de grote schoonheid die het interieur bezit. Ondanks de veelheid van kleine ruimtes en stijlen heerst er rust. En evenwicht. Mijn vrouw heeft het over de mooiste kerk die we tot nog toe gezien hebben. In een flits trekken beelden van een serie grote en imponerende Europese kathedralen langs mijn ogen. Ik ben het met haar eens: niet de omvang telt. De uitzonderlijke schoonheid is het resultaat van de balans die hier in de loop der eeuwen is bereikt.

En dan gaan ´ze´ sluiten. Over het plein hang een fluwelen glans. We lopen naar de Puente de Piedra om vanaf deze brug te zien hoe de toren van La Seo boven alles uitsteekt.

Aan de andere zijde tekent het silhouet van de Basílica del Pilar scherp af tegen de langzaam verdwijnende zon. Er zijn wat wolken. Een daarvan heeft een bijzondere vorm en kleur. Ergens richting vliegveld moet een flinke brand woeden. Later zullen we lezen dat een autokerkhof in de fik is gegaan.

We gaan terug van de Ebro naar het grote plein, nog net voor sluitingstijd van een damesmodezaak om naar een luchtig katoenen shirt te vragen dat in de uitverkoop hangt. Met dat kledingstuk in de tas, bezoeken we voor de tweede keer die dag het terras van Labuganvilla in de wijk La Tubo. We bestellen drie gerechten ´para compartir´, om te delen. Perfect. Heel erg lekker blijkt ´iets met lever´ te zijn, in dit geval een grove paté, bedekt met een laag mascarpone waarop een glanzend schijfje appel. Prachtcombinatie. 

We wandelen door een zeer levendig centrum naar de bushalte. Met een tevreden gevoel stappen we een kwartier later uit bij het hotel. Morgen verder richting noorden.

donderdag 9 augustus 2018

Dwars door Spanje (12); Zaragoza (a)


De gekozen weg van Cuenca naar Zaragoza voert ons op 2 juli door een mooie omgeving. Een stuk gaat het langzaam slingerend omhoog en op sommige plekken is het dal steil en zien we de rivier. De buitentemperatuur is met 19,5°C aangenaam. Op enig moment uit de bergen, zien we zeer groene velden met een ons onbekende soort graan.

We gaan de Taag over. Hier, nog dicht bij zijn oorsprong, een nog smalle stroom. Deze rivier, met 1007 km de langste van het Iberisch Schiereiland, mondt bij Lissabon uit in de Atlantische Oceaan. Twee weken terug liepen we bij Soria langs de Duero. Daar was de stroom - ook nog weinig imponerend - op weg via Portugal naar de dezelfde Oceaan. Zaragoza waar we nu naartoe gaan, ligt aan de Ebro. Eveneens een machtige rivier.

We lunchen in Monreal del Campo op het terras van La Despensa de Monreal. Het gesprek met de eigenaar komt op saffraan dat hier al eeuwen verbouwd wordt (zo we gelezen hebben op een bord over de streek). Even later komt mevrouw met verschillende producten waarin saffraan verwerkt is. Pure saffraan kost een vermogen. Bij het afrekenen koop ik twee tabletten chocolade voor thuis. 
Opnieuw verandert de omgeving: we noemen het cowboy- en indianenland.

Al snel zitten we in het drukke verkeer aan de westrand van Zaragoza. We verblijven twee nachten in het nieuwe hotel TRYP op het terrein waar in 2008 de Wereldtentoonstelling stond.
Ook hier is de overgang van het platteland naar de stad abrupt. Uren kun je door een enorme leegte rijden waarbij je je afvraagt waar de boeren wonen van wie het gewas, de druiven, de olijfbomen etc. om je heen zijn. Om de zoveel tijd kom je door of langs een dorp. Vaak is daarin leegstand te zien. De mensen trokken en trekken naar de stad. De urbanisatie is in Spanje een duidelijk aanwezig fenomeen. 

Vanuit onze kamer hebben we uitzicht op Puente del Tercer Milenio, de brug met de grootste betonnen boogoverspanning ter wereld die sinds 2008 beide zijden van de Ebro met elkaar verbindt. Eerst denken we: ‘Kan best van Santiago Calatrava zijn’, de grote Spaanse architect wiens opvallende creaties altijd budget- en deadline-overschrijdend klaar zijn. Dan blijkt dit exemplaar (kosten: bijna €23 miljoen) van Juan José Arenas de Pablo te zijn. De brug werd op 7 juni 2008 opengesteld; de tentoonstelling een week later op 14 juni.
De Ebro, de derde grote Spaanse rivier van deze reis door Spanje, mondt uit in de Middellandse Zee. Buiten is het heet en we blijven in de buurt van het hotel.

De volgende dag - 3 juli - wordt een maximum temperatuur verwacht van 37°C. Daarom gaan we (al) om 09.00 uur op pad. We lopen in de schaduw naar het centrum.

Zaragoza. Voor de komst van de Romeinen bevindt zich op deze plek aan de Ebro een Iberische nederzetting: Salduie. In 14 v. Chr. wordt het Colonia Caesar Augusta. Geen andere stad zou naar de Romeins keizer genoemd worden. Restanten van de ‘Romeinse muren’ (foto 1) zijn de eerste monumentale zaken die we zien bij binnenkomst van de oude binnenstad. 

De stenen versterking ligt tegenover de Mercados de Zaragoza. Deze overdekte markthal met gietijzeren staketsel (1903) wordt op dit moment gerestaureerd. In een tijdelijke ruimte ertegenover wordt de handel voortgezet. De ansjovis kost tussen de drie en vier euro. ‘Weer thuis in Den Bosch ga ik een pond in het zuur leggen’, neem ik me voor. Tijdrovend werk en de kleine visjes zijn in een mum op. Erg lekker.

We komen bij de Plaza Nuestra Señora del Pilar, een langgerekt plein en een van Europa´s grootste autovrije gebieden. Tegenover elkaar liggen twee imponerende kerken. We beginnen met de omvangrijkste, de Basilica del Pilar; volgens overlevering het oudste aan Maria gewijde gebedshuis uit de christelijke wereld. Het barokke gebouw telt een groot aantal torens en koepels (foto 2). Binnen valt het 16de-eeuwse etablo mayor op, een ´erfenis´ uit de voorgaande kerk (gotisch-mudéjar) die vanaf 1681 vervangen werd. Bij het retabel staat in de uitleg de zin ´rica silleria en madera de roble de Flandes (1548)´. Het gebruikte eikenhout werd en wordt naar de regio van herkomst genoemd: Vlaanderen. In feite gaat het om de havenstad Antwerpen waar de boomstammen van Baltische herkomst werden overgeladen van Hanzeschepen naar andere vervoerders.

Vervolgens zoeken we de koelte op van Museo Goya (Museo Camón Aznar). In de kelder liggen tegenover de ingang naar de videoruimte resten van een Romeinse tempel. Het Museum bevat schilderkunst van de 15de tot de 20ste eeuw. Er hangt o.m. een werk van Pedro de Campaña, de Brusselaar Peter de Kempeneer die in de 16de eeuw lang in Sevilla werkzaam was.
De kern van de collectie bestaat uit een rijke vertegenwoordiging van het oeuvre van Goya.

Buiten is het warm. We drinken koffie en thee op het terras-met-ventilatoren van Lanbuganvilla. Daarna lopen we (zoveel mogelijk in de schaduw) vanuit het centrum richting hotel. Onderweg willen we een volgend groot(s) gebouw bezoeken voor het om 14.00 uur dicht gaat.  

Zaragoza was onder de naam Medina al-Baida Saraqusta (Zaragoza de Witte) Arabisch van 714 tot 1118. De regerend vorst bouwde na 1050 het paleis De Aljafería. Spaanse vorsten breidden het uit tot een fort (foto 3, 4, 5) en tegenwoordig zetelt er de regionale regering van Aragón. Een lange restauratie vind plaats ik 1947-1998. Het behoort met de Moskee van Córdoba en het Alhambra in Granada tot de top-3 van de Moorse architectuur in Spanje. We kunnen nog net mee met de laatste Spaanstalige excursie van deze ochtend. Prachtig.

Dan te voet door de ´blèkkerende´ hitte het laatste stuk naar het hotel± tijd voor lunch en siësta. Vanavond verder.



maandag 6 augustus 2018

Dwars door Spanje (11); Cuenca


Op zaterdag 30 juni 2018 rijden we van Jaén richting Cuenca. Tot aan de ‘pas’ die de overgang tussen Andalucia en Castilla la Mancha vormt, loopt de weg door een wel zeer olijfbomenrijk deel van Andalucia. Na een tijdje, vooral als we Manzanares voorbij zijn, volgt een zee van wijngaarden in een vlak en bij tijden licht heuvelend landschap. Op een enkel dorp en wijnhuis na, lijkt hier niemand te wonen. 
We eten onderweg langs een binnenweg net voor we afslaan naar Cuenca. We klimmen langzaam langs rivier en korenvelden. 

Het oude hooggelegen Cuenca is een clustering van huizen en kerken die uit de rotsen lijkt te groeien, op een punt waar twee rivieren samenvloeien.

We lopen eind van de middag vanuit de benedenstad, waar we in een hostal verblijven, langs de voet van de rots waarop de bovenstad zich bevindt. Na wat inleidende druppels valt er ineens een flinke bui. Wanneer regen en onweer weggetrokken zijn, lopen we bij een aangename temperatuur terug. Morgen zullen we omhoog gaan, het oude centrum in. 

Het begint te schemeren. In de buurt van het hostal drinken we om 21.30 uur een glas wijn om vervolgens wat verderop op een terras gegrilde groente en een tostada tomaat, gerookte ham, Manchegokaas op te peuzelen.

Op de ochtend van 1 juli gaan we te voet de bovenstad in. Een flinke klim. Volgens de beschrijving waren het de Arabieren die deze vesting stichtten in elk geval voor 784. De herovering door Alfonso VIII, koning van Castilië vond plaats op 21 september 1177. Waarna het Arabische karakter langzaam naar de achtergrond verdween. Op de plaats van de grote moskee kwam een romaanse kerk die werd opgevolgd door een godshuis in Bretons-gotische stijl. Ook dat exemplaar werd uitgebouwd, waardoor de bezichtiging met audiogids een tocht langs allerlei bouwstijlen wordt: van Vlaams-Spaanse gotiek tot rococo. De neogotische voorgevel dateert (pas) uit de vorige eeuw.

Mede in het kader van mijn zoektocht naar het wezen van de abstracte kunst en het ‘zijn’ van het sublieme bezoeken we achter de kathedraal het ‘Museo de arte abstracto Español’. Het wordt een prettig en op sommige momenten ‘verblijdend’ studieuur.

Het museum, gesticht de kunstenaars zelf (lieden van de generatie ‘50/‘60 vorige eeuw) en een mecenas, bevindt zich in een aantal zogenoemde ‘casas colgadas’, huizen die net als de rest van de bovenstad op en tegen de rotsen hangen en in dit geval er zelfs een beetje overheen. Binnen mogen geen foto’s gemaakt worden. Voor verder thuisstudie noteer ik de volgende namen: Gustavo Torner: donker, Lucio Muñoz: hout, Antoni Tàpies: Y, Fernando Zóbel (initiatiefnemer): vierkantjes, Francisco Farreras: stenen/touwen.
Na afloop kopen we een aantal fotokaarten van voor ons opvallende werken. Tijd voor ´el menú del día´.

Cuenca telt een tunnelstelsel. Over het ontstaan, functie en omvang bestaat een serie mythes. In 2009 werd o.l.v. een tweetal archeologen begonnen met een minutieus onderzoek. De resultaten daarvan zijn te zien in de oude onderaardse schuilkelder van Alfonso VIII. De ontdekte ´tunnels´ boden onderdak in geval van oorlog (ook tijdens de Spaanse Burgeroorlog 1936-1939), waren er voor drinkwatertransport, dienden als crypte en gevangenis, etc. 

Op zondagen dag staat de Alfonso´s schuilplaats vier keer open voor het publiek, waarvan tweemaal ‘teatralizado’ om 13.00 en 18.00 uur. Wij kopen om 10.15 uur twee tickets voor die speciale presentatie en moeten afwachten, want dat ´theater´ gaat bij minimaal acht belangstellenden. Om 12.45 uur wordt de eerstvolgende rondgang afgelast. We spreken af te bellen om 17.30 uur. Ook dan staat de teller nog steeds op twee. Ik kan de kaartjes terugbrengen, en krijg behalve het entreegeld ook het boekwerkje ´La Cuenca Subterránea´. Het blijkt geschreven door de archeologen die het onderzoek leidden. Met tekeningen, plaatjes en foto´s. (Inmiddels heb ik de boeiend geschreven tekst gelezen.)

Om 22.30 uur hebben we nog wat trek. We gaan bij La Blonda op het terras zitten en bestellen wat kleine hapjes. We beoordelen de schaal met een assortiment kroketjes als de beste verzameling ooit gegeten. Magnifiek.

zondag 5 augustus 2018

Gepruttel


Deze tekst verscheen op 5 augustus 2018 als column in de rubriek 'Onder de Boschboom' van de Bossche Omroep

Hebt u er in uw omgeving iemand echt over horen meuten? Over de keuze van vijf mannen in &W? Ikke nie. Er was gepruttel in de marge, oké. Echt moeilijk deed niemand. Geen spandoeken. Geen stille tocht.

Met dat vijftal erbij kent Den Bosch dus voor de komende vier jaar een eenzijdig B&W. Eenzijdig op geslachtelijk vlak, wat als voordeel heeft dat het wethouderlijke damestoilet ook deze ronde niet op de poetslijst hoeft te staan. Een besparing.
Verder kent de bedachte samenstelling alleen minpunten.

In elk geval hebben de onderhandelaars zich opmerkelijk ingespannen om tijdens biechtstoelgesprekken deze ‘heerlijke’ combinatie te fiksen. De Bossche Groenen moesten er met een lullig (!) smoesje buiten gehouden worden: niet genoeg politieke ervaring. Binnen de stankcirkel rond Markt 1 hangt sinds kort de geur van ouwe-jongens-krentenbrood. 

‘Nog altijd zijn zeven op de tien wethouders man’, kopte NRC op 16 juni jl. 94 van de 305 Nederlandse gemeentes tellen een &W van louter kerels.
Is dat schadelijk? Ja. Ik hoef niet uit te leggen waarom, tenzij u lid bent van een mannelijk &W. 
Is het schandelijk? Ook dat. En nou niet aan komen zetten met dat voorspelbare flauwe smoesje ‘dat zich nou eenmaal weinig dames beschikbaar stellen voor zo’n postje’! Is hier sprake van ‘traditionele mannelijkheid´? In combinatie met een afkeer van het delen van macht en verantwoordelijkheid met vrouwen? Flirt zelfs ‘coalist’ GroenLinks met de restauratie van het oerconservatieve patriarchaat? 

Waarschijnlijk hebben ze gewoon peur, de Bossche &W-heren. Wezenlijke angst voor verandering. Als clublied lijkt me die ouwe kraker van Robert Long geschikt: het refrein begint met ‘en dat is allemaal angst’. Staat op YouTube, kijk maar. De volgende keer dat ik de mannen na de raadsvergadering in de kroeg zie nakeuvelen, vraag ik de barkeeper dit nummer op te zetten.

Onze stad afficheert zich graag als ‘de cultuurstad van het Zuiden’. In de bestuurscultuur is de tijd opnieuw voor vier jaar stilgezet: de formatie-uitkomst bevestigt weer eens ons imago als bastion van regenten. Het historische stratenpatroon wijst nog steeds de weg. Ook naar de veelbesproken cultuurtempel, waarvoor de mannen-broeders geen tijd wilden verliezen en meteen na aantreden er het eerder aangehangen voornemen doorheen jasten tot de bouw van een ´vernieuwd´ theater. Het is niet eens de vraag of daar drama van komt. 

Op de B&W-agenda past een volgend herenakkoord; eentje over de tekst op het bord boven het wethouderlijke mannentoilet: ‘We drinken een glas, maken een plas en laten alles gewoon bij wat het was’. 
En wij burgers laten dat gebeuren. Afgezien van een kleine oprisping hier en daar, zoals bijvoorbeeld dit gepruttel in de marge dat u zojuist las.

vrijdag 3 augustus 2018

Dwars door Spanje (10); olierijk Jaén


Na een week (op drie verschillende adressen) in de omgeving van Ardales, gaan we op weg van Carratraca naar Cuenca. Onderweg zullen we twee nachten in Jaén verblijven. We rijden door heuvels met graanvelden en olijfgaarden naar heuvels met uitsluitend olijfgaarden. 

Bijna direct na aankomst koersen we in de namiddag van 28 juni van het hotel naar de stad. Daar willen we 
in het Centro Cultural ‘Baños Árabes’, met name het Arabische badhuis bezoeken. 

Jaén kende een Arabische aanwezigheid van meer dan vijf eeuwen. Na de moeizame herovering in 1246 door koning Fernando III van Castilië en León kreeg ‘de sauna’ een andere bestemming. Op enig moment tegen 1600 raakte het badhuis ‘overbouwd’. Pas in 1913 werd het in de kelder herondekt. Er volgde een restauratie die in 1936 begon en pas ver na de Spaanse burgeroorlog werd afgerond in 1984. Sindsdien is de (mogelijk) grootste sauna uit die tijd weer zichtbaar. Het is een prachtig geheel. 

We bezoeken de vele zalen ‘boven’ die gewijd zijn aan de provinciale historie van ‘ruraal’ Jaén. Op een groot terras krijgen we een prachtig uitzicht over de stad. Beneden oefent een flamencogezelschap (uit Cuba nota bene) voor een optreden die avond om 22.00 uur. 

Terug in het gebouw gaan we naar een ruimte op de begane grond met een tijdelijke tentoonstelling over het Spaanse leger. En wat denk je? Één schilderij verwijst naar de rondtrekkende expo rond de ‘Camino Español’, waarvoor ik wat jaren terug - evenals de Antwerpse schrijfster Lieve Bedeer - een aantal teksten in het Nederlands vertaalde voor gebruik in Brussel en Breda. Bovendien ontdekt mijn vrouw nog een afbeelding die verwijst naar het wonder van Empel 1585 waarover ik eerder publiceerde. Deze afbeelding is nieuw voor ons!
Na afloop eten we op aanwijzing van de jongedame achter de museumbalie bij restaurant La Espuela.

We klimmen door een donker Jaén richting auto. Beneden ligt de kathedraal in het ‘floodlight’. De binnenstad kent kronkelende nauwe straatjes waar op pleintjes jongelui zich vermaken met zang, onder begeleiding van ritmisch handengeklap: flamenco ‘en vivo’.

De volgende morgen bezoeken we de kathedraal van Jaén. Het enorme gebouw in barokstijl is de opvolger van een gotische voorganger die na de Reconquista op de plek kwam van de voormalige moskee. Aan de hand van een audio-uitleg wordt het een interessante toer.

We gaan op weg naar een volgende kerk en staan ter hoogte van restaurant La Espuela even stil bij een ‘olioteca’. Dan toch wat lokale olijfolie kopen als souvenir? Uiteindelijk brengen we er een uur door, rondgeleid door de eigenaar. Hierbij vallen alle olijfoliewinkels die ik in Nederland kent, alleen al in Den Bosch heb je d’r een aantal, in het niet. In Spanje staan 260 soorten olijfolie geregistreerd. Jaén is de olijfoliehoofdstad van de wereld. In de branche moet de Expoliva een begrip zijn. 

Het wordt een ware ‘cata de aceite’, een olijfolieproeverij waarbij de regionale ‘oliva pical’ centraal staat. Niet zoals ik verwacht had met stukjes wittebrood die gesopt worden; nee, voor elke nieuwe variant pakken we een volgend plastic lepeltje. Het smaakpaneel blijkt bijzonder groot.

In Manzanares hebben we tijdens de kleine ‘cata de queso’ begrepen dat je kaas kunt waarderen zoals je bij wijn te werk gaat. Hetzelfde gebeurt door de keurders van de olijfolie. Ook hier zijn op het uiteindelijke resultaat zaken als de boomsoort, de leeftijd, de hoogte van het terrein, de samenstelling van de grond en de bereidingswijze van belang.

De meest opmerkelijke bijdrage in het assortiment is olie bereid uit olijven die op de eerste oogstdag in september met de hand geplukt zijn voor zonsopkomst. Dit onder gecertificeerd notarieel toezicht.
Vervolgens proeven we een reeks jams waarin olijfolie verwerkt zit. Makkelijk, want op de tostada’s bij het ontbijt kun je achtereenvolgens zowel olie en jam doen. Kan nu in een keer. We vinden het een delicatesse.

We slaan van de olie en de jams een voorraad in voor thuis. Bij de kassa stel ik, na mijn inleidend excuus ‘ik ben een nieuwsgierige vent’, de vraag ‘Is dit uw beroep, hobby of een combinatie van beide zaken?’ Hierop volgt een CV 47 jaar dat zicht geeft op werk, studie, (internationale culturele) activiteiten, landspolitiek etc. Hij is 62 en wil van deze ‘olioteca’ - jong initiatief - een ontmoetingsplek maken die meer kennis verschaft over wat al snel ‘olijfolie’ genoemd wordt. Bij ons lijkt zijn missie volkomen geslaagd. Hij vraagt ons deze kennis mee uit te dragen. ‘Mijn naam is Rafaël’. We betalen en nemen als oude kennissen afscheid van elkaar.

donderdag 2 augustus 2018

Dwars door Spanje (9); Bobastro


Op dinsdag 26 juni rijden we om 10.30 uur van Carratraca naar het nabijgelegen Ardales. We hebben ons verblijf met drie dagen verlengd en zijn gisterenmorgen van de voormalige slagerij verkast naar een bungalow achter het restaurant Venta El Trillo, aan de rand van Carratraca.

We rijden door nauwe steile straatjes van Ardales naar de hooggelegen kerk, waarnaast we parkeren. Vanaf hier heeft ene Pedro een op internet te lezen wandeling uitgezet die we naar de vorm ‘de snijboon’ noemen. De heenweg langs de rijksweg is aardig, m.n. door de weidse uitzichten en de vele bloemen. De weg terug over een breed zandpad, deels beschaduwd, is zonder meer prachtig. Halverwege het gebied ‘Caparain’ komt ons een kudde geiten tegemoet, met herder en drie honden. We treffen elkaar bij een drinkplaats waarop
de beesten met enthousiasme afrennen.
We praten met de herder. Over Q-koorts, of er nog jongeren voor dit vak kiezen (‘Sí’). Over de vele koeien in Nederland.
De geiten zijn van het ras ‘malageña’. Meer naar het westen heb je het type van Cádiz. Die van hem hebben een prachtige huid die ze op reeën doet lijken.

In Ardales aangekomen, is het etenstijd. In het warme witte dorpje kun je het spreekwoordelijke kanon afschieten. Op ‘recommandatie’ van het echtpaar dat we eerder bij Cueva de Ardales ontmoetten, gaan we op zoek naar een bepaalde bar met een Chinees klinkende naam. Gelukkig weet mijn vrouw in welke hoek we het moeten zoeken. Daar bevinden zich drie eetgelegenheden. We gaan naar het drukste: Millán. (Klinkt als Mie-Yan). Dank aan het duo uit Léon: een heerlijke keuken.

Datzelfde Spaanse echtpaar had iets eerder de Ruinas de Bobastro bezocht. Ook die hoge plek konden ze ons aanraden. Daar staan we de woensdag 27 juni om iets over 11.00 uur voor de ingang van ‘El parque arqueológico Mozárabe de Bobastro’. Twee jonge mensen (met eenzelfde t-shirt als de gids van de grot) staan op bezoekers te wachten. We kopen kaartjes en praten wat over de dingen die we hier al ondernomen hebben. De dame blijkt de Lidia te zijn bij wie ik op 23 februari jl. telefonisch ons bezoek aan de Cueva de Ardales vastgelegde. Deze gemeenteambtenaren zijn multi-inzetbaar. Haar collega begeleidt ons als gids. 

De voormalige vesting Bobastro ligt hoog op een bergpunt. We tellen in de gauwigheid 40 gieren die langzaam in de lucht cirkelen. De eerste bewoners hadden hetzelfde vrije uitzicht naar bijna alle kanten. Slechts op een punt moest er toen een dubbele poort in de muur komen. Hier bevond zich op grens van de 9de en 10de eeuw een dorpje dat het centrale gezag van het door Arabieren geregeerde Córdoba probeerde te weerstaan.

Op het Iberisch Schiereiland waren - na het vertrek der Romeinen - nieuwe (over)heersers gekomen: de Visigoten. Ze vestigden er een Christelijk rijk dat weer ingenomen werd vanaf 711 door Arabieren die vanuit de zuidpunt naar het noorden trokken. Toledo en Córdoba werden belangrijke bestuurs- en cultuurcentra. De nieuwe heren beloofden godsdienstvrijheid en schonden vervolgens de overeenkomsten dienaangaande.

Er rees verzet. Onder andere van Omar Ibn Hafsún. Ondanks zijn Arabische naam had hij Visigotische wortels. Belastingdruk en de wens de eigen religie te kunnen volgen, vormden de basis voor de opstand. Bobastro werd in 880 een soort dorpje van Asterix en Obelix in het mohammedaanse emiraat van Córdoba.

Er woonden 1000 tot 1500 mensen. Ter plekke hakten ze stenen uit de rotsen voor de fortificatie en andere doeleinden. De mensen leefden in en tussen de rotsen. De kerk werd ‘in een stuk’ uit het graniet gehouwen. Er kwam een klooster. Nu wordt gesproken over ‘uno de los mejores representantes de la arquitectura trogloditica medieval de España’. Hier konden de christenen, mozárabes genaamd, ‘vrij’ leven.

De toevoer van water was een moeilijk punt: het meeste werd in kruiken uit de rivier gehaald en boven opgeslagen in een stenen put. Omar stierf in 917. De enige vrije stad van de mozárabes bestond toen 37 jaar. Zijn zonen hielden dapper stand tot 928.

Uiteindelijk werd de vesting ingenomen door Abderramán III en verwoest; de bewoners werden verbannen. 

Wat wij zien, zijn resten van de muur en de kloosterkerk. In de ruïne van de laatste zijn duidelijk de (midden- en zij)schepen te herkennen. In een uitgevouwen muur zijn twee hoefijzerbogen te zien. Deze typerende vorm is van Visigotische oorsprong en de Arabieren namen hem over om deze in de mohammedaanse wereld te introduceren.