woensdag 23 september 2015

Leef je droom!

Onlangs ging een kameraad met pensioen. De dag na zijn afscheid stond zijn huis vol met stukken zeep (terwijl hij niet stinkt), flessen wijn (hoewel hij nauwelijks drinkt) en boeken (hij leest veel en graag). In de gang - half verscholen achter de jassen - kwam een bordje vol goede raad aan de afzwaaier, waaronder de tip ‘eindelijk tijd om lui te zijn’. Begrijpelijk, hoewel een moeilijke voor deze ontvanger die voorzien is van een bovengemiddelde onrust in zijn kont.

Maandagmorgen jl. - misschien hingen er tijdelijk weinig jassen - viel mijn oog op de aansporing: ‘Leef je droom’. Wat een triestheid. Ik hoop dat deze zin snel door een brede duffelse wintercoat uit het zicht van mijn vriend gehouden gaat houden.

Taalkundig wringt de zin die een variant is op ‘Maak je droom waar’. Dat laatste is heel erg in de mode geraakt. Misschien hebt u de tijd nog meegemaakt waarin mensen timmerman wilden worden, verpleegster, stewardess, onderwijzer, juf, ontdekkingsreiziger. Om dan vervolgens 40 jaar lang gewoonweg met iets anders de kost te gaan verdienen. En na die vier decennia krijg je dan zo’n bord dat het nu dan eindelijk tijd is om die droom die je al die tijd gekoesterd hebt, het liefst voor het te laat is, waar te gaan maken.

Achter die aansporing ligt de aanname dat die voorgaande 40 jaar waardeloos waren. Oké, er kwam geld binnen voor de hypotheek, de eventuele kinderen konden doorleren, op vakantie gaan lag ook nog binnen de mogelijkheden, terwijl de verwezenlijking van wat écht gewenst werd, moest wachten.

Terug naar mijn vriend. Die ging geen dag (nou ja, eentje dan) zonder plezier naar zijn werk. Hij was er altijd enthousiast aan bezig. Op dat gebied begint hij dus zonder trauma’s aan zijn bestaan als pensionista.

Welke droom moet hij dan gaan leven? Ja, natuurlijk weet ik er wel een stelletje te noemen uit de serie seks, drugs en rock&roll, waarbij ik me realiseer dat dit laatste niet binnen de strekking van die aanmoediging op dat bord komt.

'Je droom waar maken' hoort bij het huidige tijdsgewricht waarin een baan (of liever werk) vooral op passie moet stoelen. Die verplichting gaat zo ver dat ik twee weken terug in de buurt van Den Haag op een vrachtwagentje dat mobiele plees vervoerde, de slogan las ‘Passion for toilets’. Ineens verschenen allerlei ranzige beelden voor mijn ogen.

Ik ben bang dat ikzelf een vroege ambitie nooit waar heb gemaakt. In de kinderstoel gezeten kreeg ik de opmerking van de parochieherder, die ook Harry heette, ‘dat ik dan zeker ook wel priester wilde worden’. Volgens mijn moeder moet ik toen hard zijn gaan huilen, gevolgd door ‘nee, ik wil papa worden’. Dat kan niets anders dan een schrikreactie zijn geweest. Eerlijkheidshalve heb ik nooit van het vaderschap gedroomd en er ook nooit voor gekozen.

Waren en zijn er andere dromen? Tuurlijk. En als die nu nog liggen te wachten, dan is dat dieptriest. André Aleman schrijft in zijn ‘Het seniorenbrein’ (naar mijn idee van overheidswege verplichte kost voor ieder die 65 jaar wordt) dat rond genoemd levensjaar mensen de neiging krijgen om de rekening op te gaan maken. Wie tevreden is met wat hij/zij bereikt heeft - zelfs al is dit minder dan gedroomd -  gaat met een prettig gevoel het ambteloze bestaan in. Wie ontevreden blijkt met het gerealiseerde resultaat, verzuurt. En wordt vervolgens een ramp voor zichzelf en omgeving. Tja, wie droomt er nou van een augurk te zijn? Of sterker nog: een rolmops!

dinsdag 22 september 2015

Wie ben ik?

Ik vind het wel grappig klinken als iemand zegt: 'Sorry, ik ben vandaag mezelf niet'. Tja, wie staat er dan wel tegenover me? Niet langer Herman of Mathilde? Ben je nu eventjes Helen? Of Matteo?

Natuurlijk snap ik wel dat die persoon gewoon wil zeggen dat hij of zij even uit haar of zijn doen is. Dat het gedrag waarvan ik zojuist een kleine demonstratie zag, buiten het gebruikelijke patroon ligt dat de omgeving van die man of vrouw kent. Misschien gaan wij tweetjes meteen hardop een verklaring zoeken voor die 'afzwaaier'. Zo van: 'Ja het is ook niet niks wanneer je je cavia moet laten inslapen'. Er kan natuurlijk ook drank in het spel zijn, iets wat minder snel uitgesproken zal worden.

Stiekem ga ik ervan uit dat alles wat ik doe 'iets van mijzelf' is. Uiteraard probeer ik vooral met de mooie kant naar buiten te komen. Wie niet.

Hondenbezitters die zich in mijn buurt wagen, vormen een risicogroep: die lopen de kans mijn sociaal minder gewenste kant te leren kennen. Dan bedoel ik die lui die hun beestje niet onder controle hebben als ik vrolijk en wel op de hei aan het hardlopen ben. Wanneer zo'n joekel meent dat er tegen mij opgesprongen kan worden, krijgt het baasje (m/v) een lading verbale modder over zich heen. En daarin ben ik echt wel mezelf hoor, nondeju.

Helemaal dubbel lig ik de laatste tijd bij de tv-reclame waarin een uitzendbureau de wereld voorhoudt dat werken via die organisatie leidt tot 'worden wie je bent'. Een dijenkletser, want 'wie ben je dan nu?' Een zombie? Uiteraard weet ik ook wel dat de tekstschrijver die achter de pc die worst heeft zitten draaien, daarmee bedoelt dat we vooral het beste uit onszelf moeten halen. Plus dat zoiets mogelijk wordt via die club. Zeg dat dan gewoon en ga niet zwevend zitten zwetsen. Er is al genoeg slaapwandelaarsgetrut: ‘Leef je droom!’

Overigens zijn er ook boeken te koop met als titel 'Worden wie je bent'. Eentje voor managers en een ander exemplaar voor mannen/vrouwen die liever vrouwen/mannen willen zijn. Die tweede uitgave lijkt me hout snijden.

Recentelijk vertrouwde iemand me toe: 'bij jou kan ik zo helemaal mezelf zijn'. 'Helemaal' dus en niet half, of driekwart. Pesterig zei ik nieuwsgierig te zijn naar wat die persoon dan is buiten mijn aanwezigheid. Een opmerking die tot wat gehakketak leidde. Alsof ik niet begreep dat eigenlijk bedoeld werd: 'ik voel me op mijn gemak bij jou '. Zeg ook dat dan meteen.


Ik weet niet of mijn al dan niet stille verzet tegen genoemde beeldspraaksmurrie ergens toe dient. In elk geval 'ben ik helemaal mezelf' tijdens dit soort oprispingen.

zaterdag 19 september 2015

Bolduque (20); ver weg

Deze tekst verscheen op 20 september als column in de Bossche Omroep. Onderstaande versie bevat vier doorklikmogelijkheden naar achtergrondinformatie.

In de zomer van 1535 stapt Bosschenaar Leonardo Van Dembusq in Sevilla op de boot richting Río de la Plata. Op dat schip zitten meer Brabanders, waaronder de Antwerpenaren Roque de Balduq en Urin de Manguilera. ‘Hij ging erheen met de vloot van Don Pedro de Mendoza’, staat genoteerd in het Sevilliaanse archief. Mogelijk als soldaat, misschien ook als kleermaker of wever, want die waren er volgens de Vlaamse onderzoeker Johan Verberckmoes ook bij. In elk geval is Leonardo in het gezelschap van lieden die ze aan de andere kant van de Atlantische Oceaan goed kunnen gebruiken. Want in datzelfde jaar nog wil Spanje ook figuurlijk ‘een voet aan de grond krijgen’ in het door Columbus ontdekte continent.

Conquistador (veroveraar) Pedro de Mendoza passeert op 24 augustus de Spaanse havenstad Sanlúcar de Barrameda, verlaat daarmee de Guadalquivir en komt op open zee met zijn (naar schatting) 14 schepen, bemand door 2.500 koppen, waaronder 150 soldaten. Ze ondergaan onderweg de nodige ellende die bij dit soort expedities hoort en op 3 februari 1536 begint aan de Río de la Plata de bouw van een kleine, met twee forten versterkte, nederzetting genaamd Santa Maria del Buen Ayre, het latere Buenos Aires. Ulrico Schmidl, Beiers haakbusschieter, schrijft op wat er vervolgens tot 1554 gebeurt, want dan gaat hij als Ulrich Schmidt weer naar huis waar in 1567 van die belevenissen een Duitstalige uitgave verschijnt.

Wat met Leonardo Van Dembusq gebeurt, is mij niet bekend. Misschien is er nog post gegaan naar zijn ouders Cornelio van Rosendera en Margarita Van Dembusq. De passagierslijst uit het archief van de ‘Casa de la Contratación de Indias’ bevat - naast de vermelding dat het hier om inwoners van Den Bosch gaat - ook de spelling ‘Van den Busq’. De ‘m’ in Dembusq is een kwestie van regressieve assimilatie. Ongetwijfeld schreven de Spanjaarden op wat ze hoorden toen ze Leonard naar zijn naam vroegen. Die zei naar de gewoonte van zijn tijd ‘Van Den Bosch’. Moeder? Van Den Bosch. Vader?

In feite was de exploratie van dat nieuwe continent aan de overkant voorbehouden aan de Spanjaarden. Tenminste: dat vonden ze zelf, hoewel desgevraagd de Paus in 1494 een lijn over de aardbol getrokken had tussen wat Portugees en Spaans zou ‘mogen’ zijn. Hoe dan ook: zo gemakkelijk kon een niet-Spanjaard zich daar niet vestigen. Tenzij je in het leger zat, droste als zeeman of over de juiste papieren beschikte. En juist die laatste waren zeer begerenswaardig voor al die ‘vreemdelingen’ die zich in Sevilla vestigden, omdat die stad lang dé plek was om mee te mogen naar de overkant waar het grote geld te verdienen zou zijn. (Die strenge maatregelen moesten ook twijfelkatholieken buiten de deur houden.) Die gewilde papieren werden uitgereikt als de aanvrager kon aantonen dat hij geld en of een huis in Sevilla had, er lang genoeg woonde en getrouwd was met een Sevilliaanse. Wat de Bosschenaren Jacques Filter, Jorge Duarte Putershouch en Juan Tholincx lukte. Die laatste slaagde er zelfs in om begraven te worden in Mexico.