zaterdag 19 september 2015

Bolduque (20); ver weg

Deze tekst verscheen op 20 september als column in de Bossche Omroep. Onderstaande versie bevat vier doorklikmogelijkheden naar achtergrondinformatie.

In de zomer van 1535 stapt Bosschenaar Leonardo Van Dembusq in Sevilla op de boot richting Río de la Plata. Op dat schip zitten meer Brabanders, waaronder de Antwerpenaren Roque de Balduq en Urin de Manguilera. ‘Hij ging erheen met de vloot van Don Pedro de Mendoza’, staat genoteerd in het Sevilliaanse archief. Mogelijk als soldaat, misschien ook als kleermaker of wever, want die waren er volgens de Vlaamse onderzoeker Johan Verberckmoes ook bij. In elk geval is Leonardo in het gezelschap van lieden die ze aan de andere kant van de Atlantische Oceaan goed kunnen gebruiken. Want in datzelfde jaar nog wil Spanje ook figuurlijk ‘een voet aan de grond krijgen’ in het door Columbus ontdekte continent.

Conquistador (veroveraar) Pedro de Mendoza passeert op 24 augustus de Spaanse havenstad Sanlúcar de Barrameda, verlaat daarmee de Guadalquivir en komt op open zee met zijn (naar schatting) 14 schepen, bemand door 2.500 koppen, waaronder 150 soldaten. Ze ondergaan onderweg de nodige ellende die bij dit soort expedities hoort en op 3 februari 1536 begint aan de Río de la Plata de bouw van een kleine, met twee forten versterkte, nederzetting genaamd Santa Maria del Buen Ayre, het latere Buenos Aires. Ulrico Schmidl, Beiers haakbusschieter, schrijft op wat er vervolgens tot 1554 gebeurt, want dan gaat hij als Ulrich Schmidt weer naar huis waar in 1567 van die belevenissen een Duitstalige uitgave verschijnt.

Wat met Leonardo Van Dembusq gebeurt, is mij niet bekend. Misschien is er nog post gegaan naar zijn ouders Cornelio van Rosendera en Margarita Van Dembusq. De passagierslijst uit het archief van de ‘Casa de la Contratación de Indias’ bevat - naast de vermelding dat het hier om inwoners van Den Bosch gaat - ook de spelling ‘Van den Busq’. De ‘m’ in Dembusq is een kwestie van regressieve assimilatie. Ongetwijfeld schreven de Spanjaarden op wat ze hoorden toen ze Leonard naar zijn naam vroegen. Die zei naar de gewoonte van zijn tijd ‘Van Den Bosch’. Moeder? Van Den Bosch. Vader?

In feite was de exploratie van dat nieuwe continent aan de overkant voorbehouden aan de Spanjaarden. Tenminste: dat vonden ze zelf, hoewel desgevraagd de Paus in 1494 een lijn over de aardbol getrokken had tussen wat Portugees en Spaans zou ‘mogen’ zijn. Hoe dan ook: zo gemakkelijk kon een niet-Spanjaard zich daar niet vestigen. Tenzij je in het leger zat, droste als zeeman of over de juiste papieren beschikte. En juist die laatste waren zeer begerenswaardig voor al die ‘vreemdelingen’ die zich in Sevilla vestigden, omdat die stad lang dé plek was om mee te mogen naar de overkant waar het grote geld te verdienen zou zijn. (Die strenge maatregelen moesten ook twijfelkatholieken buiten de deur houden.) Die gewilde papieren werden uitgereikt als de aanvrager kon aantonen dat hij geld en of een huis in Sevilla had, er lang genoeg woonde en getrouwd was met een Sevilliaanse. Wat de Bosschenaren Jacques Filter, Jorge Duarte Putershouch en Juan Tholincx lukte. Die laatste slaagde er zelfs in om begraven te worden in Mexico.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten