zondag 31 maart 2019

Dagboek Nieuw-Zeeland (14); Doubtful Sound

31/01
De wekker gaat om 05.45 uur: ontbijt om 06.30 uur, waarna we richting Lake Manapouri rijden. Onze tickets liggen klaar bij het punt van vertrek. Deel één van de dag is een boottocht van 50 minuten over genoemd meer richting Visitors Centre West Arm, waar de bussen zullen staan die ons verder brengen.

De plaatsjes Te Anau en Manapouri liggen op de grens van Southland (waartoe ook het Catlins Coastal Rainforest behoort) en Fiordland. Het Fiordland National Park wordt omschreven als het ruigste, mooiste en meest verlaten deel van NZ. Dit grootste park is ook het natste. Onze vorige gastheer Lyndon had ons al voorbereid met de zin: ‘Hier in Catlins berekenen we de regenhoeveelheden in centimeters. Daar doen ze het in meters.

Tijdens onze tocht naar en over de Doubtful Sound zullen we te horen krijgen dat er minimaal 6 meter valt. Eerder is 9 normaal en in 2018 was het met 11 wel erg bont.

Gisterenavond lazen we over het verschijnsel bomenlawine. We worden er onderweg door buschauffeur Lucille op gewezen. Boven op de steile berg verliest een boom houvast, kukelt om en trekt in zijn val andere exemplaren mee naar beneden.
Toen dat recentelijk gebeurde - we passeren die duidelijk herkenbare plek - raakte de weg geblokkeerd. Reizigers die vast kwamen te zitten, zijn toen per heli teruggebracht.

Deel twee, de bustocht, speelt zich af tussen 09.20 en 9.50 uur. Vanaf grote hoogte vangen we alvast een glimp op van ‘onze’ fjord. Lucille rijdt stevig door op de gravelweg die door een imposant bebost en bemost bergland gaat.

Deel drie begint om 9.50 uur: de boottocht over Doubtful Sound. Die naam komt volgens de overlevering van James Cook die zich afvroeg of je per boot via deze fjord een verbinding naar de zee had. Een experiment maakte een eind aan de twijfel; de naam bleef.

Het landschap is imponerend. Hoog oprijzende en vaak steile rotsen. Groen van de beuken en varens. Behalve dan op plekken waar boomlawines happen weggenomen hebben uit de begroeiing. De voor ons verborgen gids vertelt door de luidspreker dat wanneer er onverhoopt vijf-zes dagen geen regen valt, het bodembedekkende mos verschrompelt. De massa verdwijnt, de boomwortels verliezen houvast en huppekee. Als daarna het natte mos weer opleeft, is er opnieuw plaats voor zaadjes waaruit de volgende generatie bomen zal opschieten.

Overal zien we watervallen. Vaak smal en altijd lang: van kruin tot waterrand. Het zicht op de bergformaties verschuift voortdurend.

Doubtful Sound. Sound zou verwijzen naar zekere, veilige ankerplaats. De gids legt een verband met de uitdrukking ‘save and sound’. Fjord is geologische naam en die verwijst naar de ontstaanswijze. In dit geval heeft 2 miljoen jaar geleden een gletsjer deze spleet in de rotsen uitgeslepen. Tot 430 meter onder het huidige waterniveau.

Het waait flink. We treffen een droge, ja zelfs zonrijke dag met een milde temperatuur. De onzichtbare gids herhaalt dit feit omstandig. Op het bovendek is het met trui of jack aan goed uit te houden.

Wind en deining nemen toe bij de monding van de fjord. Op de rotsige eilandjes bij de overgang naar de Tasmanzee ligt een kolonie zeehonden. Er zweven wat albatrossen. Fascinerend.

Op de terugweg legt de kapitein in een zijarm de boot stil. Motoren af en de gids maant de toch al rustige passagiers stil te zijn. Dan horen we minutenlang het gezang van vogels en het gekletter van de vele vaak weggestopte watervalletjes. Prachtig. Opnieuw blijkt dat oprechte verwondering zorgt voor een piek in de dagorde.

Precies drie uur later zijn er terug bij het startpunt voor de tocht over het fjord. Opnieuw de bus in, daarna per boot het meer over en rond 14.00 uur zijn we in Manapouri. Daar is het bijna windstil en volgens de gegevens op het dashboard van de auto 26°C.

Doubtful Sound is moeilijk te bereiken voor individuelen. Met een boot mag je vanaf de Tasmanzee binnenvaren. Je kunt ook een eigen boot in het fjord leggen als je iemand kunt vinden die dat ding uit het Lake Manapouri kan takelen, over de gravelweg vervoert, om het vaartuig uiteindelijk de sound in te laten zakken. Door de moeilijke bereikbaarheid blijft het er rustig. En erg mooi.

Dagboek Nieuw-Zeeland (13); een vette eend

 30/01
Een dag later kijk ik vanaf het (volgende) cottageterras uit op Lake Te Anau, het grootste meer van het Zuidereiland. Om 14.00 uur bereikten we het gelijknamige plaatsje nadat we eerder om 10.30 uur afscheid genomen hadden in Catlin Mahua Park van Jill en Lyndon.

Het centrum van het stadje Te Anau is een verzameling eetgelegenheden, kantoortjes en andere activiteiten. Zo is er een museum waarvoor reclame gemaakt wordt op een oude tractor. ‘Oud’ is een relatief begrip. Er is een grote supermarkt waar we inkopen doen, aansluitend op een lekkere lunch bij De Vette Eend.

Zou er in Nederland een tent zijn die zo heet? The Fat Duck heeft een internationale kaart waaruit we ‘to share’ kiezen: krokante fish & chips met koolsla, crostini met groenten en pitabroodje, falafel met groenten. Zeer smakelijk. Desgevraagd zal later blijken dat kiwi’s bij zo’n restaurantnaam echt niet meteen aan een Chinees denken. 'Vanwege de associatie met Pekingend? Nee hoor, we eten graag eend. Hoezo eigenlijk?' 

En dan naar The Croft B&B en onze gastvrouw en -heer Jane en Ross. De dame des huizes ontvangt ons hartelijk en even later lopen we door de afdalende weilanden richting meer. Ze hebben hier wat stiertjes - nou ja, ze zijn ‘geholpen’ - rondlopen voor het vlees. Opnieuw zeggen we: wat is er veel ruimte om de huizen heen die vaak verborgen in het landschap liggen.

Vanaf de stenenrijke oever kijken we over een deel van de 64 km lange plas. Ook hier heeft de ijstijd het landschap gevormd tot een scherpgesneden geheel. Steile wanden, die tot diep onder water moeten doorlopen: het diepste punt ligt op -417 meter.

De ruime cottage waar we drie dagen verblijven, kijkt behalve op Lake Tanau ook uit op de Fiordland Mountains. Fjorden dus. Morgen zullen we op een catamaran de fjord Doubtful Sound verkennen. Deze bergrijke fjordenstreek staat bekend als de ruigste en natste van heel NZ. Er zijn duistere dalen waarin nog nooit een mens geweest zou zijn: ‘Shadowland’.

Onderweg hierheen was het zonnig en 27°C. Voor morgen is in elk geval droog weer voorspeld bij een temperatuur van 24°C. Terwijl ik dit schrijf, leest mijn vrouw voor uit een folder: ‘The weather is dramatic and extremely unpredictable’. Waarvan akte.
Tijd voor de namiddagthee. Met een door Jane neergezette stukjes chocogebak type arretjescake. Paf, dat vult.

Dagboek Nieuw-Zeeland (12); regenwoud

29/01
‘We kunnen zo meedoen met de Dakar-rally’, merkt mijn vrouw op als we vanaf Catlins Mohua Park over een gedeelte rijden waar de gravelweg richting Franks Creek vol zit met gaten. Daarin staat water en aanvankelijk is de diepte een gok. Nu snappen we waarom er bij aankomst in Christchurch een forse 4W-drive voor ons klaar stond. De wagen heeft er geen moeite mee.
Van onze cottage in is het 20 minuten rijden naar het startpunt van onze wandeling over de Catlins River Track.

Het bos hier is onderdeel van het Catlins Coastal Rainforest. In overeenstemming met het idee van ‘regenwoud’ blijkt de begroeiing uitbundig. Forse bomen die hoog oprijzen, middelhoge, dunne exemplaren en als bodembedekking een zee van varens en soorten mos. De zon wordt goed gefilterd en de temperatuur is aangenaam. Mijn inmiddels favoriete ´fern tree´ is uitbundig aanwezig.

Het pad loopt meestal dicht bij de snelstromende rivier. ‘Hier komen we voor’, zeggen we tegen elkaar. De natuur van NZ leren kennen; bij voorkeur tijdens wandelingen als deze of op de mountainbike (met trapondersteuning, dat dan weer wel.)
Het is goed opletten: gladde stenen, knoestige wortels, dan weer omhoog en volgende moment weer omlaag. Zo bebost zouden grote delen van NZ er uitgezien hebben voor de schapenboeren uit Schotland, Engeland en Ierland er weiland van maakten.

Dan staan we voor de eerste hangbrug. Stalen kabels en ijzeren vlechtwerk dragen een smal metalen opengewerkt voetpad. Er mag één persoon oversteken terwijl de rest wacht. Wij zijn met z’n tweeën en terwijl de een oversteekt, maakt de ander foto’s. Wie hoogtevrees heeft of niet over een vloer-met-doorkijk wil lopen, moet door het water. Geen optie, denk ik, gelet op de snelheid van de Catlins River. Zo’n tocht zie je op tv, bij Floortje op Reis of zoiets. Altijd ver weg, nat voorhoofd, nu lopen we er zelf. Alleen de apen die we 25 jaar geleden in Thailands regenwoud tegenkwamen, ontbreken nog. Leven tussen de varenbomen nog dino’s?

Na een tijdje gaan we weer zo’n oeververbinding over. We hebben het over twijfelachtige hangbruggen van lianen waarover - in de geïllustreerde verhalen uit onze jeugd - missionarissen het oerwoud introkken. Een derde brug blijkt niet voor de wandelaars bedoeld. Op niet meer dan het slappe koord met draadleuningen kunnen medewerkers van ‘Staatsbosbeheer’ hun ‘evenwichtige’ werk doen. Misschien onderwerpt de overheid tijdens de sollicitatieprocedure de kandidaten aan een proef over de stormbaan.

We bereiken Wallis Stream waar we op een picknickplek wat eten en drinken. De terugweg is een kopie van deel een. Toch ziet het er als nieuw uit, behalve die twee bruggen uiteraard: we zijn inmiddels routiniers op de evenwichtsbalk.

In totaal duurt de wandeling een kleine drie uur. In die tijd zijn we twee solo lopende jongelui tegengekomen: een meisje en een jongen, alle twee goed bepakt. Het laatste stuk tot de auto loopt omhoog: bezweet komen we aan de finish bij Franks Creek. Het is zonnig, 23°C, gevoelstemperatuur 32°C (ik over’drijf’).

zaterdag 30 maart 2019

Dagboek Nieuw-Zeeland (11); kannibalen en leeuwen

28/01
We staan om 04.45 uur op. Drie kwartier later gaan we met gastheer en gids Lyndon McKenzie op pad. Voor we vertrekken, is er een warm weerzien met het echtpaar dat we in ons eerste B&B leerden kennen. Zij rijden mee met een begeleidster van de regionale natuurbescherming. Wij met Lyndon. Als ik op de passagiersstoel wil plaatsnemen, vind ik ineens een stuur voor me. ‘Je bent niet de eerste Europeaan die automatisch rechts instap’, grinnikt Lyndon. Ik voel me door zijn ‘excuus’ wat minder stom.

Rond 06.15 uur gaan we op privéterrein achter de kijkgaten in een scherm van hout en takken zitten wachten op de komst van de geeloogpinguïns die aan de overzijde van de inham van hun hooggelegen nesten naar de zee moeten afdalen.

Volgens de gids van regionale natuurbescherming neemt het aantal geeloogpinguïns af. Dat ze slachtoffer zijn van zeeleeuwen, niet-aangelijnde honden en het eten van plastic is een deel van de verklaring. 

Een echte oorzaak achter de voortdurende uitdunning is nog niet gevonden. Mogelijk bevat de oceaan minder voedsel voor deze dieren; daarnaar loopt nu een onderzoek.

Ons geduld wordt op de proef gesteld. Gelukkig is het droog na een nacht met veel regen. Echt koud is het niet. Om 07.30 uur: een pinguïn! Kort daarna trekken wij met Lyndon verder. De anderen - die een langere excursie maken - zullen later nog drie exemplaren zien.

Volgende stop: Cannibal Bay. Ooit werd hier menselijk bottenmateriaal aangetroffen. Volgens de legendes waren dit overblijfselen van schranspartijen door Maori’s. Daar is geen wetenschappelijk bewijs voor.

Ik word acuut verliefd op deze plek. Het volkomen lege strand, in een flauwe bocht tussen twee rotsen, met een lage duinenrij als kraag, vormt mijn voorstelling van de klassieke ‘locus amoenus’: het ideale ‘aangename verblijfsoord’. Kennelijk vinden de zeeleeuwen waar wij langs wandelen dat ook. Ze liggen ontaard lui in het zand te lamballen. In het zand op het strand zijn hun ‘voetsporen’ te volgen.

Op de derde plek die we bezoeken, is het drukker: de vuurtoren bij Nugget Bay. Hier volop zeehonden op de rotsen beneden ons. De aangereikte verrekijkers komen goed van pas. Inmiddels is de zon doorgekomen en hebben we de buitenste ‘kledinglaagjes’ in de rugzakken zitten.

Tegen 11.00 uur zijn we weer bij Catlins Mohua Park. Voor het centrale huis waar Gill ons een ontbijt serveert, staat een boom die ik aanzie voor een soortement palm. Het blijkt een fern tree, een varenboom. Een curieus en mooi gezicht. ‘Dit wordt mijn favoriete boom’, zeg ik. Later zal blijken dat de fern tree voor NZ een speciale betekenis bezit.
Een mooie tocht. Met Cannibal Bay blijvend op het netvlies. 


Dagboek Nieuw-Zeeland (10); Schots kind

27/01
Op zondagmorgen rijden we om 10.00 uur van Portobello Road op het Otago Peninsula naar de stad Dunedin. We parkeren in het centrum om ons vervolgens bij het VVV te laten informeren over een wandeling langs ‘emblematic buildings’, zoals ik het omschrijf. De stad is gesticht in 1848. Rond die tijd werd mijn overgrootvader Driek van den Berselaar geboren en dat jaar ligt in mijn beleving niet zo ver weg. ‘Historical monuments’ was ook een passende omschrijving geweest; die heb ik om genoemde ‘nabijheid’ omzeild.
Voor we gaan wandelen, bezoeken we het nabijgelegen openbare toilet. Een van de fijne voorzieningen in de Angelsaksische wereld is de dichte verspreiding van dit soort voorzieningen. In Groot-Brittannië, de VS en nu ook hier altijd op loopafstand aanwezig: schoon en prima onderhouden. Gisteren was er zelfs eentje op het schapenland tijdens onze excursie naar de zeeleeuwen en andere dieren.

Als hiervoor gezegd, is Dunedin een kind van Schotse ouders. We lopen langs St. Pauls’ Cathedral om vervolgens, tussen twee diensten in, bij de First Church naar binnen te gaan. We worden er verwelkomd door een hartelijke dame met wie we het hebben over ‘historisch besef’. Een mooi gesprek. Ligt voor ons de Romeinse Tijd ver weg, voor haar was het op enig moment een eye-opener om in Engeland te ervaren dat er huizen te koop stonden waarvan de stichtingsakte het jaar 1500 aangaf.

We vervolgen onze tocht met het VVV-kaartje in de hand. De oude gebouwen waren oorspronkelijk bedoeld als handelshuis, magazijn, hotel, werkplaats. Ze staan tussen nieuwbouw of tijdelijke parkeerterreintjes waar voorheen iets gestaan moet hebben. Vrijgekomen blinde muren zijn voorzien van reusachtige schilderingen.

Op muziek uit een draagbare radio/cd-speler staat iemand in traditionele kleding (wat ik betitel als) Chi Gong te doen. De langzame bewegingen worden uitgevoerd onder een Chinese poort. Tegen dat wij die plek bereiken, ruimt de persoon de spullen op en verdwijnt in een huis dat qua bouwstijl bij de poort hoort. Het blijkt een museum waarin de geschiedenis van de Chinezen uit en rond Dunedin wordt verteld. Een bord buiten maakt duidelijk dat Dunedin en Sjanghai zustersteden zijn. Wat hier staat, is een geschenk vanuit het oorspronkelijke moederland aan haar nakomelingen in NZ, Tijdens de goldrush kwamen veel arbeiders en gelukszoekers uit China hier; hun nakomelingen vormen - volgens de info - na zo’n 150 jaar een hechte en gewaardeerde  kiwi-gemeenschap.

Iets verder ligt het klassieke station. Een mooie klomp graniet dat zo in Edinburgh past. Tijd voor een bezoek aan een sportwinkel. Daar kopen we een paar bergschoenen voor mij. De oude (afgesleten) trappers heb ik thuisgelaten en morgen wil ik droogvoets de wandeling naar de kleine geeloogpinguïns maken.

Na het middagmaal (vegasalade en een soortement erwtensoep) rijden we naar het Catlins Mohua Park, in The Catlins Coastal Rainforest Park.

Voor het eerst deze reis verruilen we ‘harde weg’ voor de zogenoemde ‘gravel road’. Het spoor is ‘dubbelzijdig’ te gebruiken. Ik speur naar passeerstroken; volkomen overbodig want we komen niemand of niks tegen. Ook geen bord naar ons volgende adres; deze aanwijzing zou volgens de beschrijving op een bepaald punt moeten staan. 

Dan passeren we het terrein van een schietvereniging. Ik parkeer en loop naar iets wat het clubhuis zou kunnen zijn van een handboogschutterij. Aan de overzijde staan onder een afdak vier ‘rozen’; een persoon probeert knallend zijn geluk.

‘Of we die container onderweg hebben zien staan. Met die balen hooi. Nou, daar dus linksaf’.

Simpel. Voor ik bedank voor de aanwijzingen, vraag ik hoe makkelijk hier wapens te krijgen zijn. Amerikaanse toestanden? De club mannen lacht. Nee, er zijn strikte regels. Je kunt niet zomaar een vergunning krijgen.
‘En hoe verdedig je dan je gezin en eigendommen in dit dunbevolkte land waar je als snel in de bush woont?’
Het antwoord wordt lachend gegeven: ‘Met de honkbalknuppel’. Ik krijg er een amicale por bij ter verduidelijking.
Honkbal is hier heel populair. 

We vinden snel de goede afslag. En het bord dat door wat bosjes aan het oog onttrokken blijkt.

Onze cottage in de ‘eco accomodation’ bevat de nodige ruiten waardoor we een geweldig uitzicht hebben op de groene heuvels om ons heen. ‘Alsof je woont in een landschapsschilderij’, zegt mijn vrouw als we voor de avondboterham naar buiten kijken. Een wel zeer treffende omschrijving. 


vrijdag 29 maart 2019

Dagboek Nieuw-Zeeland (9); beestenboel aan zee

26/01
We beginnen de dag met een warme zit in de ruime jacuzzi. Dit bad staat op het terras voor de slaapkamer van onze cottage ‘Bellbird’. Het regent; een licht afdak houdt ons droog. 

Uiteraard proberen we wat we in dit voor ons nieuwe land zien, te beschrijven. Hiervoor gebruiken we bekende kaders, zoals: ‘Dit is net Schotland, op een warme dag dan’, ‘Hé, rijden we door de Ardennen?’, ‘Een cowboystadje in de VS’, ‘Als je naar buiten kijkt zou het zo de weg Gestel-Schijndel kunnen zijn’, ‘Dit is zo super-Engels’. En nog legio van dit soort zaken. Ik vraag me af of en in hoeverre dit zoeken naar bekendheid (of is het vertrouwdheid?) het objectief waarnemen van Nieuw-Zeeland aan een leiband legt. Bovendien zouden we al een beeld kunnen hebben van dit land: door foto’s van anderen of via de serie ‘Lord of the Rings’. ‘Geframed’, heet dat zo mooi. Die ‘inkadering’ kan heel sterk zijn. Toen ik 23 jaar terug voor het eerst op Times Square in New-York stond, dacht ik: ‘Ja, dit is het precies’. De vraag is wat je doet met de info die niet in een bestaand kader past: negeren of onderzoeken? Coen Simon zegt: ‘Een reis naar buiten is een reis naar binnen’. Da’s sinds ik dit wat jaren terug las, mijn devies geworden. Of eigenlijk ‘aansporing’. Om (in nieuwe situaties, waaronder reizen) te achterhalen of dat wat je ziet ook is wat je denkt te zien. Tegelijkertijd ligt veilig of gemakzuchtig ‘invullen’ op de loer.

We zullen wat dagen in de buurt van Dunedin verblijven. We oefenen steeds op de uitspraak: doe-níé-den. Uit de beschrijving blijkt dat om religieuze redenen uit hun land vertrokken Schotten, de stad stichtten rond 1850. De eerste naam was New-Edinburgh; later werd het Dunedin, gebaseerd op het Keltische naam Dun Eidann voor Edinburgh. Het centrum telt een aantal gebouwen die zo in de Schotse stad zouden kunnen staan. De eerste kolonisten bouwden dus verder op de kennis waarmee ze binnenkwamen. Vanuit hun ideeënwereld traden ze ook de bevolking die er al zat, de Maori’s, tegemoet. Pas sinds een jaar of 20 is er sprake van een vorm van ‘Wiedergutmachung’.

De zon staat hier om 12.00 uur in het noorden. Tegelijkertijd is het westerse beeld tot nog toe dominant in wat we in en van NZ zien. Een verleidelijke omstandigheid om onze waarnemingen vanuit dit bekende perspectief te duiden. De Angelsaksische en onze ‘Nederlandse’ verhalen sluiten bij elkaar aan. Nou ja, de afstanden worden hier al in kilometers aangegeven; nu nog overgaan op rechts rijden.

Op aanraden van gastheer Vic laten we ons op zaterdagmiddag om 15.50 uur ophalen door een busje van de organisatie Elm Wildlifetours. Hiermee rijden we naar het uiterste puntje van het Otago Peninsula. We komen door het gehucht Ōtākou., waaraan deze streek zijn naam ontleent.

Eerste stop bij het Royal Albatross Centre. Vic is hier jaren vrijwilliger geweest. Hij vertelde dat dankzij de gezamenlijke inspanningen van overheid en burgers de bedreigde kolonie - de enige van op het vasteland broedende albatrossen - weer groeit.

Gids Donna neem haar negen gasten verder mee richting Cape Saunders. Ook de volgende diersoorten die wij gaan zien, staan onder druk. Voorbij de vogelrijke baai Papanui komen we op privéterrein; dit schapenrijke deel is alleen onder begeleiding toegankelijk. Even later zien we heel wat zeehonden op de rotsen; deze soort is lang bejaagd voor hun huid: ‘pelszeehond’. Tien minuten later komen we bij een afgelegen strand: Papanui Beach. Hier wordt een beschermingsprogramma uitgevoerd door Elm Wildlifetours. Met goedvinden van de landeigenaren (schapenboeren) wordt met herbeplanting de oude natuurstaat voor de ontbossing en de komst van het grasland enigszins nagebootst. Zo kunnen geeloogpinguïns weer op de heuvel in de bosjes nestelen en de zeeleeuwen in de duinen liggen. Parallel aan ons paadje komt zo’n pinguïn voorbij’gesjokt’.

Op het strand bespieden we vanuit een vogelhut nog een rijtje van deze soort wanneer de exemplaren uit het water komen. Het zicht op de zeeleeuwen is grandioos. Even later laten deze kolossen ons dichtbij komen. Een magnifieke namiddag. Om 21.00 uur zijn we weer hij de cottage.

Dagboek Nieuw-Zeeland (8); boerderij

25/01
Afscheid van Gin (na een lang verhaal over de boerderij en de drie kinderen).
Gin en Geoff hebben hun boerenbedrijf overgedaan aan hun zoon Chris. De overdrachtsconstructie is zodanig, dat het ouderechtpaar er ook van kan leven. Gin werkt bovendien parttime bij de rechtbank waar zij tijdens het proces de stem van het slachtoffer vertegenwoordigt.
De boerderij ligt twee uur van Lawrence. Op de uitgebreide landerijen worden koeien, schapen en herten gehouden. Had de oude generatie nog personeel in dienst, Chris schakelt bij drukte loonwerkers in. Om bij de tijd te blijven, is de zoon lid van een groep jonge boeren geworden, die i.s.m. wat ervaren gasten de ontwikkelingen bediscussiëren en daar waar nodig nieuwe wegen volgen.

Zijn vee staat zomer en winter buiten. Er zijn bomen en struiken om de dieren uit de wind of de zon te houden; geen stallen. ‘It’s sometimes the survival of the fittests’, zegt Gin. Desgevraagd geen Oostvaardersplassenscenario.

De koeien worden voor de slacht gehouden; melken is er niet bij. Tegen de kerst is er veel vraag naar hertenvlees. (Eerder hoorden we al dat de huiden naar China gaan). Uiteraard leveren de schapen wol. Afgezonderd wonen, betekent dat de kinderen - zeker voor het voortgezet onderwijs - naar een kostschool ‘moeten’.

Dan gaan we op pad door een prachtig heuvellandschap, Een stuk volgt de Clutha River. Voor we in Lawrence pauzeren, komen we door een groot gebied met boomgaarden (steenvruchten). We drinken thee, bezoeken de plaatselijke Four Square waar we behalve levensmiddelen ook een opvouwbare koeltas plus koelelementen kopen. We lunchen in een parkje en al snel na Lawrence moeten we aansluiten bij een rij stilstaand verkeer. Verderop is de weg afgezet vanwege een ongeluk. Iemand komt vertellen dat het wachten is op een helikopter. Ondertussen schrijf ik deze dagboekaantekening. 

Als we weer verder kunnen, zien we hoe het land weidser wordt. De bergen en heuvels worden heuveltjes. Na Milton komt Dunedin in zicht. Een slingerende kustweg voert ons over het Otago Peninsula naar Portobello Road. Ons nieuwe tijdelijke adres bij de Broad Bay is snel gevonden. De cottage ligt achter in een weelderige tuin. Als de koffertjes binnen staan, loop ik even langs de baai. Er hangt veel bewolking, wat een speciaal plaatje oplevert. 



Dagboek Nieuw-Zeeland (7); High Noon

24/01
Een zonnige en frisse start van de dag. We ontbijten op het terras, praten later met Gin over het uitzonderlijke weer van gisteren en vertrekken voor een wandeling in de buurt. Achter het huis loopt de Rail Trail en omdat we juist dit stuk gisteren ‘overgeslagen’ hebben door de route langs de rivier te nemen, begint daar ons ommetje. We komen langs wijngaarden en een golfclub. Even later door stukken bos en iets dat op hei lijkt: het zijn lappen tijm. Het ruikt ernaar. Lekker. 

Na de lunch bel ik met wijngaard Como Casa voor een bezoekje; daar blijken ze wat anders op het programma. Het wordt een ritje naar Cromwell, een stadje aan een stuwmeer. Tot nu toe hebben we de nodige van dit soort waterbekkens bezocht. Ze zijn niet van echt te onderscheiden.

Het oude Cromwell ligt sinds 30 jaar op de bodem van Lake Dunstan. Een klein gedeelte dat gespaard gebleven is, vormt de Cromwell’s Heritage Precinct. Oude handelshuizen, winkels en een voormalige smederij zijn gerestaureerd en herbergen nu horeca en galerieën. De rest van het plaatsje is nieuw.

Zowel het oude als het nieuwe deel brengt mij tot de gedachte dat een Amerikaan hier geen heimwee hoeft te krijgen. We zien wat huizen in aanbouw en de werkwijze komt bekend voor. Op een betonnen plaat met uitsparingen voor de leidingen komt een fijnmazig houten staketsel van regel- en stelwerk. Dat wordt opgevuld met isolatiewol waarna de afwerking volgt met kunststof. Aan de buitenkant zit veel metaal. De onderkomens worden niet voor de eeuwigheid gebouwd. Ze liggen over het algemeen wel riant in het groen. Bij het antieke deel eind 19de eeuw kunnen zo Gary Cooper en Grace Kelly te paard arriveren voor een remake van High Noon. Ik neem wat 'western-foto's' en stuur ze met wat bevindingen naar mijn neef(je) in Houston.

Verschillen zijn er uiteraard met het ‘echte’  Amerika. Tot nog toe lijkt de bevolking overwegend te bestaan uit nazaten van West-Europese boeren en goudzoekers. En die zijn overwegend slank. Ze lopen niet over straat met oversized drankbekers. Plus: ze rijden links. Vol overtuiging. 

‘s Avonds eten we smakelijk bij Shaky Bridge, wines&bistro, Alexendra.

Dagboek Nieuw-Zeeland (6); fietsen in het spoor

23/01
Vandaag fietsen we een flink stuk van de Otago Central Rail Trail. We melden ons om 08.45 uur bij ‘Bike It Now!’. Met nog drie andere Nederlanders krijgen we van Duncan informatie over de route waarna Jeremy ons (en de e-mountainbikes) met een busje naar Auripo brengt. Onderweg vertelt hij over het land dat we doorkruisen. De tijmgeur die hier en daar buiten hangt, komt van de plantjes die zo’n honderd jaar geleden zijn geïmporteerd door Chinese mijnwerkers.

Overigens stopt de overheid veel energie in het buiten de deur houden van niet endogene planten en dieren. Zo werden bij aankomst de zolen van onze meegenomen sportschoenen nauwgezet gecontroleerd op ‘vreemd zaad’. Verder lopen er programma’s om van buiten aangevoerde dieren ‘aan te pakken’ die een bedreiging vormen voor de authentieke NZ fauna en flora. Zo kwamen wij bij Akaroa vallen tegen om de possums of buidelratten weg te vatten. De lijst met pestbeesten is omvangrijk:https://www.doc.govt.nz/nature/pests-and-threats/animal-pests/

Het is warm als wij bij Auripo (goed ingesmeerd) op de fiets stappen. Het voelt aan als 26°C. Het is alsof we door een boomloos Schotland fietsen bij mooi weer. Al snel passeren we de eerste brug, waarna twee tunnels volgen. Lichten aanzetten. We passeren de voormalige stationnetjes van Lauder (theepauze) en Omakau waar we kunnen ‘afstempelen’. Af en toe komen ons regenspatjes toegewaaid. Bij Chatto Creek bellen we volgens afspraak met ‘Bike It Now!’. Voor dit soort contacten heb ik bij aankomst in Christchurch direct een tijdelijke NZ simkaart aangeschaft. We zijn halverwege en indien gewenst komt het busje ons ophalen. Vanmorgen hoorden we dat Nederlanders altijd doorfietsen. Wij dus ook: we hebben poncho’s bij ons.

Weer een stempeltje bij Galloway en dan komt Alexandra in zicht. Daar kunnen we de Train Trail verlaten om een alternatieve route te nemen. Terwijl ik mijn poncho aandoe, zoeken we de afslag. Een man wijst ons de weg en terwijl we staan te kletsen, wordt het weer droog. Uiteindelijk groeit de club gezellige kletsers uit tot vijf. Daarna volgen we een kronkelig pad langs de Clutha River: snelheid maken en dolle pret. Ik doe een vestje en vervolgens een dun windjack aan. Het koufront is er en takken waaien uit de bomen: we worden er niet door geremd. Bij Clyde gaan we de brug over. Rond 16.30 uur brengen we de fietsen en helmen weer terug. We hebben 60 km achter de rug.



We zitten nog niet in de auto of de regen zet door. In onze ruimte bij B&B Rockview hangt de hitte nog. We zetten de schuifdeur naar het terras op terwijl buiten de peppels en wilgen buigen onder de wind en het water van de ruiten gutst. Mazzel.

Als we om 18.45 uur richting Alexandra rijden om te eten bij Monteith’s Brewery Bar Alexandra (MBBA), blijkt het 10°C te zijn. De dag begon warm en zonnig met wind uit het noordwesten. En zoals Duncan al voorspeld had bij de instructie, bracht de zuidoostenwind de kou. Bij het eten maak ik kennis van het zwarte bier van brouwerij Monteith’s. Het is liefde op het eerste gezicht.

Om 20.00 uur is de lucht weer blauw. Als we in de B&B komen, staan er kaarsen en een zaklamp. Tijdens onze afwezigheid heeft de buurt tijdelijk zonder stroom en water gezeten; inmiddels is de orde weer hersteld.

De volgende morgen ligt er verse sneeuw op de bergen aan de overkant. Van Gin krijgen we de krant waarin op de voorpagina het nieuws over het - in dit jaargetijde uitzonderlijke - noodweer staat. Het is opnieuw zonnig: ontbijt op het terras. De temperatuur zal vandaag de 18°C niet overschrijden. Overmorgen wordt het opnieuw 30°C.

woensdag 27 maart 2019

Dagboek Nieuw-Zeeland (5); leeg land

 22/01
Om 10.00 uur gaat het met de auto richting Mt Cook; met 3.724 m de hoogste berg van NZ. Eerst over de prairie en dan langs Lake Pūkaki langzaam omhoog. De weg houdt op bij Mt Cook Village met vanuit The Old Mountaineers’ Café een pracht zicht is op de NZ Alpen. De gletsjers lijken zo dichtbij. Deze voortkruipende ‘eeuwige’ sneeuw schraapt deeltjes van de rots af die met het smeltwater in het meer terechtkomen. Dit zorgt voor de azuurblauwe kleur van Lake Pūkaki. Bij Lake Tekapo hadden we dat mooie effect al mogen zien.

De weg gaat omhoog richting Lindis Pass die de Mackenzie Basin verbindt met Central Otago. Het aantal wijngaarden dat we zien, neemt toe. Evenals de hoeveelheid schapen. Bij het kleine Tarras stappen we uit voor een bezoek aan winkel met producten van merinoswol. Tarras is de eerste bewoonde plek sinds we een poos terug Mt Cook Village achter ons lieten. De stadjes en steden liggen hier ver van elkaar verwijderd. Daartussen bevindt zich veel leeg (ogend) land. Nu we de pas over zijn, voelt het veel warmer aan. De wind is weg: we zijn in een volgende klimaatzone aangeland.

Tegen 16.00 uur arriveren we in Clyde en gaan naar de fietsenwinkel waar bij ‘Bike It Now!’ twee elektrische mountainbikes voor ons (op hoogte afgesteld) klaar staan. Niet dat we er nu al op gaan rijden: dat gebeurt morgen. We krijgen fietstasjes mee voor de proviand. Meepesant kopen we daar ieder nog een fietsbroek met een stuk zeemleer in de zolder. Daarna gaan we naar het volgende B&B, ‘Rockview’ in het nabijgelegen Alexandra. Dit stadje staat bekend als de plek waar in de winter de koudste en in de zomer de warmste temperaturen van NZ gemeten worden.

We bevinden ons in het centrale deel van de streek Otago. Deze omgeving beleefde rond 1900 een ‘goldrush’. De toestroom van mensen en het vervoer van materiaal leidde tussen 1879 en 1907 tot de aanleg van de ontsluitende Otago Trail Rail. 152 km tussen de oostelijke kustplaats Dunedin en Clyde in het westen. In de jaren ‘80 van de vorige eeuw verdween de spoorweg en kwam er een pad voor wandelaars, fietsers en ruiters. Morgen doen we het stuk Auripo - Clyde. Terwijl we ons inlezen over spookstadjes en de florerende wijnbouw, zien we hoe een uitgebreide kwartelfamilie foerageert ik de grote tuin (met veel lavendel in de borders) die het huis omgeeft. Het echtpaar Geoff en Gin waar we te gast zijn, houdt een paar uur rijden hiervandaan vee: 150 koeien, veel schapen en een zwik herten. In een wei naast de tuin staat een kleine groep schapen. ‘Die zijn van mij’, zegt Gin, ´En mesjokke bovendien´.


Dagboek Nieuw-Zeeland (4); Lake Tekapo

20/01
Na het gezamenlijke ontbijt nemen we bij de B&B in Akaroa afscheid van medegasten Monique en Paul. En van onze geweldige gastvrouw Jane.
Onderweg hebben we het over de vraag waarom zoveel zaken ons hier aan de Verenigde Staten doen denken. Een echt antwoord hebben we niet.

We rijden door het land van boeren en tuinders. Daar waar het boomgaarden betreft, zien we metershoge donkergroene hagen staan. Ongetwijfeld om de bloesem en de vruchten tegen wind en kou te beschermen.

We moeten tanken en willen eten. Voor dat laatste stoppen we links van de weg in Geraldine bij Orchard Farmshop. Het is mooi weer en de tafeltjes buiten in de schaduw zijn bezet. Wij lunchen binnen. We doen de bestelling, betalen en zetten de standaard met ons ‘klantnummer’ op de tafel. Het eten wordt gebracht en het smaakt prima. Na afloop doen we wat inkopen in de 'Boomgaard Boerderijwinkel': het volgende onderkomen is ‘self containing’, dus zullen we zelf voor de bik moeten zorgen.

De bergen die we al de hele tijd in de verte zien liggen, komen onder het rijden langzamerhand dichterbij. Veel verkeer rijdt ons tegemoet. Nogal wat auto’s hebben achter zich een boot op een trailer hangen. Verderop bevindt zich een aantal meren; ongetwijfeld worden daarop ook pleziervaartuigen toegelaten. En als de weg de bossen verlaat, zien we tussen spitse bergen ineens een grote waterplas. Niet lang daarna arriveren bij Le Chalet, onze verblijfplaats voor de komende nachten, pal tegenover Lake Tekapo, azuurblauw en gelegen op 710 m hoogte.

Als we ons geïnstalleerd hebben, wandelen we naar het kleine centrum waar zich ook een supermarkt bevindt. Onderweg passeren we een klein kerkje van natuursteen. Het zou zo in Schotland kunnen staan. Niet zo vreemd, blijkt achteraf, want de eerste Europese schapenboer hier was een Schot.

Het kleine gebedshuis blijkt zeer populair bij de toeristen; daarvan bestaat zo op het oog het merendeel uit Chinezen. En die willen allemaal op de foto, met dat stenen kleine bouwwerk op de achtergrond. Ze willen overal op de foto: aan het water, bij het beeld van die Schotse herder, bij de brug. Alles lijkt een uitnodiging om uitgebreid te gaan poseren. De dames met een knietje vooruit, lachend en de armen in de lucht. De vingers maken V-tekens, hartjes of geven oké-duimpjes. De foto’s worden gelijk geïnspecteerd en zonodig gaat de sessie opnieuw.

Als we de boodschappen ‘thuis’ opgeborgen hebben, gaan we nog een eindje om langs het water. Het late licht valt mooi op de bergen. Daarna is het tijd voor een glas pinot gris (oogst 2018) van het NZ wijnhuis Selaks. De fles hebben we een paar uur terug op goed geluk gekozen: smaakt uitstekend.

Na het eten in onze ruime kamer-met-open-keukentje-en-zithoek, wandelen we nog even een stukje richting Schotse kerk. Inmiddels staan de sterren dik aan de lucht. Onze gastheer had er al op gewezen dat ze er iets bleker zouden uitzien dan gewoonlijk: het is namelijk volle maan. Ook mooi.

21/01
Om 10.30 uur lopen we langs het water naar de zuidwestelijke hoek van het Lake Tekapo. Op dat punt beginnen we aan een klim die ons van 710 m hoogte tot 1.013 m brengt. Ons eindpunt is Mt John, met op de top het Mt John Observatory, waar vanuit een aantal universiteiten de sterrenhemel bestudeert. Lake Tekapo is een van de beste plekken ter wereld voor dit soort onderzoek. En de volle maan staat er tenslotte ook niet elke week.

Sommige stukken van het pad blijken steil; dit wordt onze eerste serieuze klim in dit land. Tussen de bomen lopen we goed beschermd tegen de felle zon en de harde wind. Op enig moment gaan de dennen over in grasland: daar krijgt de wind grip op ons. Om niet al te  sterkt af te koelen, trekken we dunne isolerende jackjes aan. Op de punt staat een aantal koepels van de sterrenwacht. Daarachter loopt een weg naar beneden.

Tijdens de terugtocht hebben we voortdurend zicht op het meer dat prachtig ligt te schitteren onder de zon. In het gras eten we onze middagboterham. Daarna is het nog een paar uur tot Te Kapo.