dinsdag 30 november 2010

Kerven

Tenerife zit vol krassen en kerven. Net als de buureilanden waar het water voor de velden, plantages en kassen ook steeds van noord naar zuid moet. Rivieren ontbreken en een leiding stop je hier niet onder de grond. Dan maar langs de bovenkant.

Vooropgesteld dat die niet poreus is, kun je sleuven voor het transport van water gewoon in de rotsachtige bodem hakken. Bijvoorbeeld bij de Lomo de las Lajas. Gebruikelijker zijn kilometerslange irrigatiekanalen van metselwerk of beton. De makers hebben voor het bereiken van de kortste weg bij wijze van spreken ‘bergen verzet’. Op weg van Tamaino naar Los Gigantes voert het wandelpad door twee ‘kanaaltunnels’ (zie ‘Naam’). Voorbij de tweede doorgang gaat de waterloop na een korte duik bijna horizontaal verder over een richel die in de loodrechte wand is uitgehakt. Het lijkt alsof de bedenkers daarvan toentertijd hangend aan lange touwen hun werk verrichtten. Maar de meeste in steen of beton uitgevoerde kanaaltjes lopen als een niet te missen lint op wat makkelijkere plekken door het landschap. Vaak over of langs jouw pad of weg (zie foto).

Die leidingen monden op gezette tijden uit in enorme reservoirs. Van bovenaf is al van ver te zien of die bekkens nog in gebruik zijn of niet. Leeg lijken ze met hun cementen bekleding en hun randen van steen nog het meest op de gemeentelijke zwemkom die overbodig geworden is na de komst een ‘Aqua World’. Opruimen is zo te zien geen onderwerp. Dus ligt zo’n onnutte bak op verschillende plaatsen gewoon midden in het dorp, zoals in Adeje waar de huizen tot op het randje staan.

Met enige fantasie zijn al die in onbruik geraakte kunstmatige kerven, krassen en dieptes archeologisch erfgoed te noemen. Maar misschien zijn het verschijnselen waarom zich niemand druk maakt. Geen idee. Er zal wel een boek over bestaan. Mocht dat niet het geval zijn, dan lijkt me een stipendium op zijn plaats. Ik ken wel een kandidaat-auteur, denk ik. En die wil daarvoor best terug naar Tenerife. Zeker weten, nu hij hier weer de sneeuw moet ruimen van zijn ‘stuupke’ in Den Bosch.

maandag 29 november 2010

Weersalarm

Tijdens mijn verblijf hier maak ik dankbaar gebruik van twee boekjes over Tenerife. De uitgave van Klaus en Annette Wolfsperger met ‘De 70 beste wandelingen langs de kust en in de bergen’ heeft me al langs heel wat prachtige paden gevoerd. Voor informatie over steden en dorpen heb ik een tekst van Petra Possel bij me. De inhoud van beide edities gecombineerd, brengt me zondagmiddag aan tafel in het haventje van Los Abrigos. Daar zouden op dat uur de Spanjaarden zelf graag komen eten. Ik schuif aan bij ‘Restaurante Yaisara’ en geniet van het dagmenu. De smakelijke merluza (heek) is (zoals ons moeder hem ook bereid zou hebben) ‘in klaor goeje botter’ gebakken.

Onderweg over het kustpad richting Las Galletas, vallen de eerste druppels en op de Montaña Amarilla staat een stevige wind. Maar de temperatuur is heerlijk en vlak voor de bushalte aan de Costa del Silencio vraagt een zwik tetterende papegaaitjes op deze grijze namiddag om ieders aandacht. Eenmaal in Los Cristianos regent het echt. ‘Deportivo’ heeft het bier weer lekker koud staan.

’s Avonds vind ik een briefje onder de deur door geschoven. De huismeester geeft een weersalarm door. Hij adviseert om al wat kan wegvliegen bij een windkracht van 170 km per uur maar van het balkon te halen. Dat doe ik braaf en als ik op maandagmorgen ontwaak, staat Los Cristianos nog overeind. Het spul kan weer naar buiten en ikzelf ook. In zwembroek lees ik een sms’je uit Nederland dat me vast voorbereidt op de kou die ik daar dinsdag zal aantreffen.

Om 11.00 uur zet ik gehaast de spullen opnieuw binnen. Ook hier komt het slechte weer uit het westen. Water loopt onder de gesloten schuifpui naar binnen en ik laat het rolluik naar beneden. Onweer, bliksem, storm en felle regen. Kortom: noodweer dat een halfuur aanhoudt. Dat kan op de ‘Gelukzalige Eilanden’ dus ook. Misschien helpt dit om de stap naar het klimaat thuis wat te verkleinen. Hoewel: als ik later bij de boulevard de schade ga opnemen, blijkt het onveranderd 21°C. Ik denk dat ik maar al te vaak naar die vanzelfsprekende en aangename warmte zal terugverlangen.

zondag 28 november 2010

Berg

De tocht naar de Pico del Teide blijft voorlopig op het wensenlijstje staan. Na heel wat harde wind en regen in de voorgaande avond en nacht, lijkt het vrijdagochtend onverantwoord het klimplan uit te voeren. De website van Spanjes Nationale Parken laat zien dat het op 3.718 m sneeuwt bij een temperatuur van -2°C. Zicht is er niet. Het contrast met Los Cristianos kan dan niet groter zijn. Hier waait het weliswaar flink en dragen de golven schuimkoppen, maar de temperatuur geeft onverminderd 23°C aan. Op weg naar de het versgebakken brood loop ik langs het strand waaruit flinke happen zand genomen zijn.

Het klaart op en de dag wordt er een in de zon aan het water. Met kinderlijke blijheid speel ik in de branding. Om 17.00 uur komt er een donkere lucht vanaf La Gomera deze kant heen. Binnen de kortste keren staat er in de benedenstraten 20 cm water.

’s Avonds doe ik vanwege de wind een vestje aan als ik buiten de deur ga eten. Het etablissement ligt nog binnen de wijk van de autochtonen; de grens met het internationale gedeelte is goed herkenbaar. Misschien om het onderscheid te benadrukken, heet de gelegenheid ‘Restaurante-Bar Nuestro’. In de vroege avond zie je ook toeristen onder het witte neonlicht bij ‘Van Ons’ aan tafel zitten.

Het afgeraffelde menu is te lang om te onthouden en ik stel de kokkin voor om in de keuken maar onder de deksels te gaan kijken. Dit vereenvoudigt de keuze niet uit zoveel lekkers en ik vraag of ze wat gerechten kan combineren. ‘Si quieres’, luidt haar reactie en ze laat het klinken als ‘Nou ja, as gij dè gère het’, maar dat kan ook aan mijn invulling liggen. Na een veelvoud van vis die ik mezelf afgelopen weken voorschotelde ga ik vanavond voor het volle vlees, de specialiteit van dit restaurant.

Een berg geurige bouten verschijnt op tafel. Daar krijg ik een flinke kluif aan en ik begin manmoedig. Ik werk mij van rechts naar links door de massa heen en begin daardoor met het geitenvlees. Zacht, met een heerlijke pepersmaak en een delicate structuur. Dan het konijn. Dat is ‘alla cacciatoria’ en doet me denken aan het oppeuzelen van ‘polenta con coniglio’ bij de open haard van ‘all’Alpino’ in Bergamo. Ten slotte de kip: delicaat, boterzacht en met een zweem van kerrie. Dit alles gevarieerd met warm brood, mojo’s, friet en bier. Om de spijsvertering een handje te helpen, neem ik als toetje een bel Fernet-Branca.

Terwijl de rekening wordt opgemaakt, zeg ik dat ik als een koning heb gegeten. De kokkin echoot: ‘¿Como un rey?’ En ik verwacht opnieuw een meewarig ‘Si quieres’, maar het wordt een glaasje Muscatel van het huis. Ik betaal €12,95 voor dit festijn, de gebruikelijke prijs buiten de toeristencentra. Daarna begin ik als een tevreden mens aan al die trappen omhoog. Naar huis. Nu naar de Calle Noruega, over een paar dagen naar Den Bosch.

vrijdag 26 november 2010

Rups

Het staat beslist in ‘Het Grote Boek voor de Spaanse Kleuterleidster’: hoe je op pad moet met een zwik ‘jong’ (kinderen dus). We zagen de oplossing voor het eerst een jaar of drie geleden in Madrid. Om precies te zijn in de zaal van het Prado waar ‘Las Meninas’ hangt, een meesterwerk uit 1656 van Diego Velázquez. ‘Meninas’ zijn meisjes van adellijke komaf die aan het Koninklijke hof verbonden waren. Op bedoeld schilderij spelen twee van die dametjes met prinses Margaríta, het dochtertje van Filips IV en zijn tweede vrouw Maria Anna van Oostenrijk. (Geheel volgens de Habsburgse traditie overigens waren die twee echtelieden al vóór hun huwelijk familie van elkaar, namelijk als oom en nichtje.)

Velázquez kende ik al wel van bijvoorbeeld ‘Las Lanzas’, meergenaamd ‘La Rendición de Breda’ (‘De overgave van Breda’). En Filips II was die kluns die ’s-Hertogenbosch in 1629 kwijt raakte aan de Hollanders, maar de rest moest ik ook opzoeken. Maar wie wél wisten welke personen allemaal figureren op dat geweldige schilderij waren de hummels uit een kleuterklas. Met heel de bubs kwamen ze in stille aanbidding voor het meesterwerk staan. Alle kiendjes in schooluniform, meesterlijk geformeerd met behulp van een lange stoffen rups. Het beest in het midden en aan weerszijden hield elk kind een pootje vast. Ze kenden niet alleen discipline, maar ook alle antwoorden op de vragen over dat schilderij. De educatief medewerksters liep een gewonnen race en wij stonden paf.

De kleuterleidsters moeten vooraf met die jong het culturele uitstapje voorbereid hebben, incluis de scène op het beroemde schilderij. Misschien hebben ze in de poppenhoek wel gespeeld ‘En jij was de menina en ik de prinses’. Dat zegt iets over de kwaliteit van het Spaanse onderwijs. Nu is ‘Las Meninas’ in Spanje net zo beroemd als ‘De Nachtwacht’ in Nederland, maar probeer zelf maar eens uit het hoofd op te noemen wie op dat werk van Rembrandt afgebeeld staan.

Dit alles schoot door mij heen toen ik op 5 november in het oude centrum van La Laguna een aantal klassen jonge kinderen op excursie zag. De iets oudere leerlingen in blauw en grijs en de echte jonkies in wit en geel. En wat hield ze keurig bij elkaar (zie foto)? Ik wou maar zeggen: een processierups.

donderdag 25 november 2010

Opwarmer

Donderdag 25 november om 06.59 uur op de Playa de las Vistas; 22°C. Het moet nog echt licht worden. Over een maand is het kerstmis. In Nederland lopen de Friese rayonhoofden al warm en ik begin hier aan mijn gebruikelijke strandcontroleren. (Inderdaad: strand - controle - ren). Ik jog richting haven. Daar zullen de veerboten van Armas en Fred. Olssen over een uurtje uit La Gomera binnenvaren. 17 van de 18 taxiplekken zijn al bezet. Boven de Montaña Guaza wordt Homerus’ ‘rozevingerige dageraad’ zichtbaar, hoewel ik van de kleur die ik nu zie, niet echt zeker ben. Overigens meenden die Oude Grieken dat wat wij nu kennen als de Canarische Eilanden, de overblijfselen zouden zijn van het verdwenen droomland Atlantis.

Bij de kade voor de vissersboten staan de wagens van de handelaren klaar, maar de schepen laten nog op zich wachten. Bij de koffiekiosk is het erg druk. Misschien staan daar de chauffeurs de wachttijd te bekorten. Het strand bij de havenboulevard is nog leeg.

Bij de Playa de las Vistas zijn de eerste badgasten al wel gearriveerd. De westelijke pier vormt daar het verzamelpunt voor senioren uit Spanje en Italië. ‘Vertegenwoordigers van de derde leeftijd’ heet dat hier naar Latijns gebruik. Elke ochtend hetzelfde ritueel: de plomp in, kletsen, douche, naar huis. Op de kleine Playa de Camisón staan twee mannen in rubberpakken, harpoen in de hand. Ze komen om te zwemmen, want veel vis verwachten ze hier niet, zeggen ze. ‘Italiaan?’ ‘Nee, Nederlander’. Maar dan eentje met een poreus gevoel voor systeemscheiding vandaag.

Op dit vroege uur signaleer ik zowel yoga- als tai chi-beoefenaars. Ineens denk ik een wonder te zien als ik een oudere vrouw hardlopend tegenkom met haar twee krukken los van de grond. Een grap of net terug uit Lourdes?

Als ik terug ben op de Playa de las Vistas is daar de stranddweiler bezig. Da’s een apparaat dat tegelijkertijd het zand egaliseert als ontdoet van klein vuil. De ligbedden staan in rotten van drie en de parasols worden opgezet. Ik mag in mijn dagboek schrijven dat het om 08.14 uur is zoals gebruikelijk. Dat betekent dat de dag kan beginnen.

Op het programma staat ‘In 20 minuten naar Las Galletas met bus, om de terugweg in drie uur en drie kwartier te lopen.’ Een warming up voor de tocht morgen naar de Teide. Voor het eerst wordt er regen voorspeld. Zou die ook op 3.718 meter komen?

woensdag 24 november 2010

Kantwerk

Vanaf mijn balkon zie ik hoe de aankomende vliegtuigen boven het water de bocht nemen naar het Aeropuerto Reina Sofía Tenerife Sur. Da’s hier 18 km verderop. Horen doe ik ze niet. Hoe het er hier beneden vanachter de patrijspoorten (of hoe die raampjes ook heten) uit moet zien, weet ik uit eigen ervaring: als een bijeengeharkt zootje. Een stuk of wat vakantieoorden, met groen gaasdoek overtrokken bananen- en groentekassen, verlaten plantages en een zee die tegen de rotsen slaat.

Maandag vertrek ik om 13.30 uur bij El Médano voor de route zuidwaarts via de Montaña Roja. Daarmee zal ik het laatste stukje lopen van het traject parallel aan de aanvliegroute die bij Los Cristianos begint. Ook dit keer blijkt de aardse realiteit veel interessanter dan het zich vanuit de lucht laat aanzien.

Het oorspronkelijke gedeelte van El Médano maakt op mij een prettige indruk. Kleinschalig, kleurrijk, knus. Het pad naar de Montaña Roja voert aanvankelijk langs een kust die met zandsteenformaties is afgezet. Letterlijk ‘fraai kantwerk’ (zie foto). Later volgen zand, zand en zelfs duinen in een mini-uitvoering. Het is warm en ik besluit om in zwembroek en onder een dikke laag factor 25 verder te lopen.

Hup de berg op, die knots van een rots die een baken moet vormen ingeval de automatische piloot het af laat weten. Er komen regelmatig vliegtuigen laag over, maar ook hier merk ik er nauwelijks wat van. Halverwege de bult neem ik de afslag naar Playa de la Tejita. Volgens het wandelboekje is dat de omweg waard. Hoewel Tenerife weinig fraai zandstrand kent, ligt hier een pareltje. Maar dan wel een van een paar kilometer. En nog breed ook. De mensen die er komen, verzuipen: in de ruimte welteverstaan. Hoewel El Médano behoorlijk druk is, ligt deze ‘locus amoenis’ kennelijk wat uit de ‘gooièrrem’, zoals dat bij ons thuis heet.

Na deze paradijselijke plek met een dresscode van vóór de zondeval, gaat de weg verder over rotsen, met daar tussendoor piepkleine strandjes. Ik kom bouwsels tegen die veel van oude bunkers weg hebben. De meeste lijken betrokken, al dan niet permanent. Er staan palmpjes in de tuin van dit afgelegen bestaan. Bij de eerste huizen van Los Abrigos ga ik weer in vol ornaat de bewoonde wereld tegemoet.

Thuis houdt mijn stamkroeg ‘de Sport’ zijn wekelijkse sluitingsdag. Dan maar bier uit blik op het balkon.

zondag 21 november 2010

Loopdwang

De baan van ‘Hoofd Promotie Tenerife’ lijkt me een mission impossible. Vechten tegen de bierkaai, dat houdt toch geen mens vol. Ga jezelf maar na: ‘Welk beeld komt als eerste bij je op denkend aan dit eiland?’ Voilá, ‘strand’, ik dacht het wel. En dat ‘hoofd’ weet als geen ander dat er méér te vinden is op deze bult in zee.

Als je klaar bent met het lezen van dit stukje, doe dan de volgende proef. Googel op La Palma, La Gomera en Tenerife en nummer drie zal in afwijking van die andere twee niet als oord voor wandelaars ‘gepositioneerd’ worden. Onterecht, als ik naar de mogelijkheden op Tenerife kijk. ‘Het is hier fantastisch’, om die term nog maar eens te gebruiken. Dat mag ik zeggen, als bezitter van een paar op al die drie eilanden afgebeulde bergschoenen. Maar je moet er natuurlijk wel een paar meter voor van de waterkant.

Als liefhebber van zowel nat als droog, volg ik deze maand het dieet van één dag zweten op aanwijzing van mijn wandelbijbel, en één dag zwemmen bij La Playa de las Vistas (bij mij voor de deur). Voor dat beulswerk (zweten) biedt Tenerife een schat aan mogelijkheden; je struikelt bij wijze van spreken over de marsroutes. Overigens zijn er nauwelijks stranden, dus een duik vindt voor velen al snel plaats in het zwembad van het hotel. Ik vermoed dat het merendeel van de bezoekers zelfs niet verder komt dat de eigen douche, want zo lang het licht is, beweegt zich een massa mensen op de boulevard van A naar B. ‘Loopdwang’ (Hortor Ambulans Vulg. Bers.), denk ik dan. In gestichten kom je dat ook tegen.

Misschien is het maar goed dat Tenerife niet als wandelparadijs te boek staat: dan heb je als ‘hiker’ alle ruimte. Ik vind het zowel onvoorstelbaar áls een verademing om soms uren geen mens tegen te komen in dit gekartelde lavaland. Zelfs het stuk van Tenerife dat als het neusje van de wandelzalm bekend staat, het Anagagebergte blijkt uit eerdere eigen waarneming rustig. Geweldig toch!

Dat ‘Hoofd Promotie Tenerife’ krijgt van mij als vakgenoot een pluim: blijf vooral geheim houden dat het hier voor wandelaars een geweldig eiland is.

zaterdag 20 november 2010

Filmfragment

De hoogste berg van Spanje ligt op Tenerife! De voorgaande keren niet aan toegekomen, maar nu een must. Dus stap ik zaterdagmorgen om 10.30 uur op 2.200 m uit lijndienst 342 en op hetzelfde moment sta ik vol bewondering en met eerbied rond te kijken aan de voet van de Teide. Vrijdag a.s. volgt de echte klim naar de top op 3.718 m. De permissie om vanaf ‘La Rambleta’ ook de laatste 163 m te doen, is al binnen. Ik wrijf nu al van genoegen in mijn handen!

Het landschap bij de Roques de García komt groots over, waarbij de Teide in zijn dominante aanwezigheid alle aandacht vraagt. Een krater zoals die in schoolboekjes staat: een kale, gladde (op een enkel rimpeltje na) gelijkbenige driehoek, maar wel zonder rookpluim. De eeuwige sneeuw zal wel aan de schaduwzijde liggen, maar dat zien we vrijdag dan wel.

Ik bevind met bij een bushalte op niveau, genoemd naar El Parador Las Cañadas del Teide. Dit staatshotel wordt weliswaar gerenoveerd, maar bar-restaurant én toilet zijn open. Zeker die laatste faciliteit wordt goed bezocht, want er staan veel touroperators met bezoekers die even de vreemde rotsformaties komen bekijken. Dolle pret om bizarre geërodeerde steenformaties zoals de Osa Embarazada (Zwangere Beer), de Torrotito (Torentje) en de Chincado, in de vorm van een soortement boom, die uitgegroeid is tot een symbool voor Tenerife.

Nauwelijks 100 meter verderop is Wandelpad 3 bijna een oase van rust. De weg voert langs en door gekarteld steenlandschap dat me aan de Dolomieten doet denken. Verderop is een afslag (pad 26) naar een verlaten vlakte: de Llano de Ucanca. Ik onderga in die woestenij de sensatie dat ik in in een filmfragment loop dat groter is dan ikzelf ben. Als dit overweldigende gevoel me nu al overkomt aan de voet van de berg, wat moet dat dan wel niet op de top worden?

Om af te koelen zoek ik de parador op, waar gelukkig het bier - weliswaar uit blik - koud staat.

donderdag 18 november 2010

Naam

Donderdag dus écht vroeg op om in Los Cristianos de bus van 08.15 uur naar Los Gigantes te halen. Als ik de deur dicht doe, heb ik het gevoel iets thuis te laten liggen. Maar da’s niet anders dan anders. Daarna anderhalf uur met lijn 473 om 30 kilometer lang werkelijk bij elke halte te stoppen. Eéntje daarvan te laat uitgestapt, maar een vriendelijke autochtoon zet me weer op het juiste pad. ‘Als ik dat niet aan m’n knie had, liep ik mee. Ik ken de weg heel goed: ‘El Camino Real’. Nederlander? Heb twee jaar in Rotterdam gewerkt: tomaten. Nee, geen woord, want Spaans is toch voldoende. Goede reis. Als ik dat niet aan m’n knie had …’

De ‘Koninklijke Weg’ moet me in korte tijd 570 meter omhoog brengen. Na tien minuten loopt het water aan de binnenkant van mijn bril. En wèrrem … Kom geen hond tegen, nou ja, die dan net wel. 'Flikkergodsakkernondejuopklotenond!', die dus. Tamaimo ligt op een boogscheut. Daar loopt iemand me tegemoet die tijdens de volgende vijf uur mijn gezelschap wordt. Hij komt uit Keulen, maar natuurlijk niet vandaag.

Al snel staan we voor een tunnel van 1,2 km, compleet met smalspoorlijntje en vervallen irrigatiekanaal. Dát was het: de zaklantaarns thuis laten liggen! Gelukkig geeft de lamp van mijn wandelgenoot licht voor twee. We komen uit in de Barranco Seco, waar inderdaad geen druppel water in staat. Even de weg zoeken met de aanwijzingen in onze wandelbijbel om uit te komen bij weer een tunnel. Nu eentje van 1 km waarvan het irrigatiekanaal nog helemaal functioneert. Aan de andere kant zijn we op 215 m geïmponeerd door het uitzicht op de stenen muur van de Acantilado de los Gigantes.

De aanwijzingen vinden we hier niet echt duidelijk en dat leidt dus tot klunen. We keren op onze schreden terug en vinden dan toch weer het pad. Verderop herhaalt zich dat gepuzzel een paar keer, want het is bijzonder steil en kaal. Nu is duidelijk waarom deze route letterlijk te boek staat als ‘een uitdagende tocht, die een 100% zekere ‘pas’ vraagt, van mensen zonder enige hoogtevrees’. Het fantastische uitzicht maakt alle ‘ontberingen’ goed en veilig belanden we om 14.30 uur in Los Gigantes achter een pot bier.

Hier scheiden - onder wederzijdse dankzegging uiteraard - onze wegen. De man uit Keulen moet nog naar Tamaimo. Dus ook nog langs die hond, van wie hij inmiddels van mij de naam heeft.

woensdag 17 november 2010

Schizofreen

Op 14 november stond in de zondagbijlage van El País een artikel over het openen van (massa)graven uit de Burgeroorlog. Die macabere activiteit vond voor het eerst plaats in 2000, als ’wetenschappelijk onderzoek’. Een niet-Spanjaard kan zich afvagen waarom dit zo lang op zich heeft laten wachten (zie ook ‘Antiklerikaal’). Van de 100.000 vermisten werden in tien jaar tijd op 231 plekken de resten van 5.277 personen opgegraven. Het blijkt vooral het werk van archeologen, forensisch artsen, familieleden en vrijwilligers.

Hun inzet krijgt sinds 31 oktober 2007 meer ruimte door de ‘Ley de la Memoria Histórica de España’, de Wet op de Historische Herinnering van Spanje. Slachtoffers en hun nabestaanden hebben zo weer het recht op de geschiedenis die ze decennia lang onthouden bleef. Niet iedereen zat en zit op die mogelijkheid te wachten, waaronder de oppositie - de PP (Partido Popular) - die de wet niet wenst(e) te steunen.

Spanje deed na afloop van Franco’s regime geen ‘zelfonderzoek’. In Chili, Argentinië en Zuid-Afrika waar dit wel gebeurde, droeg het bij aan het verwerkingsproces en aan het eerherstel van de slachtoffers en hun nabestaanden. Overigens hebben de ‘roden’ tijdens de broederstrijd ook slachtoffers gemaakt. Maar die ‘linkse bende’ (er is een stroming die dat woord gebruikt) werd als snel door de ‘rechtse bende’ overwonnen, waarna de nieuwe overheersers nog 36 jaren de mensenrechten konden blijven schenden.

Dinsdag 16 november was ik in Santa Cruz de Tenerife. Daar zag ik het Monument voor de Gevallenen. Iedereen weet dat dit alleen op de franquisten betrekking heeft. Hoewel Spanje al veel heeft opgeruimd van wat naar Franco riekt, staat dit ding er nog. Maar mijn reisgids blijkt aan herdruk toe, want de Ramblas del General Franco heet inmiddels al Ramblas de Santa Cruz.

Overheden doen niet echt actief mee aan de opgravingen. En topjurist Baltasar Garzón - in het buitenland gerespecteerd omdat hij Chili's voormalige president Pinochet voor het gerecht wist te dagen - moet in eigen land als een schooljongen met de pet in de hand toestemming zien te krijgen om alsnog onderzoek te doen naar het ‘franquismo’. Naar gevallen van ‘kinderroof’, bijvoorbeeld.

Een schizofreen land, nou ja, op dit gebied dan. Met dagelijks in de openbare discussie die ene onvergelijkbare scène uit Fawlty Towers: ‘Never mention the war’.

dinsdag 16 november 2010

Muurtje

Santa Cruz de Tenerife moet de laatste eeuw harder gegroeid zijn. In elk geval sneller dan de monumentenzorgers konden bijbenen. Niet dat de stad nou zo oud is en bovendien zitten of staan de meeste interessante dingen toch om de hoek in San Cristóbal de La Laguna. Maar wat nog aan vroeger mag herinneren, doet dat op deze dinsdagochtend naar mijn ervaring op charmante wijze.

Neem nou het ‘Museo Municipal de las Bellas Artes’. Een beetje weggestopt aan de Calle José Murphy (spreek uit: Moerfie), maar je mag het wél voor nop bezoeken. De kleine vaste collectie bestaat deels uit bruiklenen van grote broer het Prado. Bij zowat alle exponaten is een relatie te leggen met Tenerife of een ander Canarisch Eiland. Hét werk waarvoor ik hier binnen sta, is van Pieter Coecke van Aelst. Het bevat scènes uit de vroegste jeugd van Jezus. Het werd eeuwen terug als triptiek geïmporteerd door een ‘Maestre de campo’ (vechtersbaas op niveau) uit La Laguna, waarna het in stukken binnen de familie verdeeld raakte. Nu staat het geheel weer in zijn oude glorie ten toon. Ik vind het grandioos en sta dan ook lang te kijken.

Tijdens mijn bezoek aan de drie ruimtes, houden twee vrouwelijke zaalwachters mij goed in de smiezen. Lange tijd ben ik de enige bezoeker en die krijgt glimlachend de onverdeelde aandacht van beide dames. Ik voel me bijna gevleid.

Een paar pleintjes verder (met volle terrasjes), plus avenidas (met nog meer terrasjes vol Spanjolen aan de koffie), bevindt zich het Monument voor de Gevallenen. Een monstrum uit de tijd van Franco. Het staat aan de rand van een schaalvormige vijver met de doorsnee van een voetbalveld. Dat ding staat kennelijk al zo lang droog, dat iedereen er doorheen loopt. Als ook ik aan de andere kant gekomen ben, wijst een man me op de ingang van een ondergronds ‘Centro de Interpretación’. Weer een zaalwacht, zo blijkt, en ook een en al glimlach. Zou hij door zijn vrouwelijke collega’s gebeld zijn? Beleefd nodigt hij me uit hem te volgen.

Onder de lege vijver is een soortement ‘bastionder’. Daar leer ik dat Santa Cruz in de 16e eeuw ontstaan uit een vestiging die Spanjes ‘rechten’ op het eiland hielp verdedigen tegen vooral de Fransen en Engelsen. Er is zowaar nog een overblijfsel aanwezig van dat oude ‘Castillo de San Cristóbal’! Niet meer dan twaalf meter, maar wel prachtig aangelicht archeologisch erfgoed.

Eigenlijk is het niet meer dan een fragment, maar ik voel me aangenaam verrast door de manier waarop bij dit muurtje-van-niks in een aantal doorgangen en zaaltjes het complete verhaal van Santa Cruz ‘multimediaal’ verteld wordt. En het kanon dat in 1797 de aanval van Horatio Nelson tegenhield, staat daarbij vol trots te glimmen. Niet dat dit wapen uiteindelijk veel indruk gemaakt heeft, want de Britten zijn hier al jaren niet meer weg te slaan.

Bij het weggaan bedank ik de zaalwacht dankbaar voor zijn uitnodiging. Hij is weer een en al glimlach. Met al die terrassende landgenoten is misschien wel elke bezoeker er een om te koesteren, vul ik maar in. Ik heb in elk geval een leuke ochtend. En dit ‘museonder’ stond nog niet in mijn reisgids. Op die manier zit het leven vol verrassingen.

Paradijs

Maandagmorgen al om 08.00 uur bij de haven van Los Cristianos om wat te buurten met een gepensioneerde visser. Zijn bootje ‘La Fe’ is het zeegat al uit. Twee schepen brengen net hun vangst-van-de-dag aan wal. Op de kaai sorteert een duo ploegen de vissen naar soort en grootte: vooral sardines en (kleine) kabeljauw. ‘Mijn’ vaste informant beschrijft de omvang van de vangst - in mijn ogen behoorlijk wat - als normaal. Wie ben ik?

Vorige week zondag heb ik aan deze kant van de berg een verkeerde afslag naar Las Galletas genomen. Vandaag ga ik zien waar het toen fout ging. Vanuit de haven loop ik de route opnieuw. Voor ik weg ga, rijdt een soort tankwagen de kade op. Ik herken het gevaarte, alleen al vanwege het opschrift dat hij uit Cantabrië komt. Dat ligt mooi wel aan de Golf van Biskaje. Dezelfde vaste bron weet raad. In de tank zitten heel kleine visjes: dorada’s. Die komen van ver weg uit Noord-Spanje om hier uit te groeien tot volwassen exemplaren. Dat gebeurt in kweekbakken verderop in zee. Die wagen komt zo eens in de paar maanden langs. De rest van de dag breek ik mijn hersens over de marge die op gekweekte dorada's zit. In de super betaalde ik vorige week voor een flinke vis €1,61.

De juiste weg blijkt al snel gevonden. Vanaf het massief van de Guaza zie ik beneden de kweekbakken liggen. Het landschap is ook nu weer indrukwekkend. In een groot keteldal vol met grote steensplinters heerst de rust. Voorbij een steenklomp begint de afdaling naar Palm-Mar. Steil, verdikkemes steil, dus concentreren.

De boulevard van Pal-Mar blijkt uitgestorven. ‘Een dooi kiendje mee ’n lam hèndje’, zou ons moeder in zo’n situatie gezegd hebben. Aan een groot hek hangt reclame in vier talen: ‘Het Paradijs breidt uit’. Da’s dan een oud plan, want het bouwterrein van zo’n drie hectare ligt er zo te zien al lang leeg bij. ‘El Paraíso crece’, luidt de Spaanse tekst. Iemand heeft er twee letters aan toegevoegd: ‘El Paraíso decrece’: het paradijs krimpt. Weer een droom aan stukken!

Voor ik het weet, denk ik aan een schilderij van Edward Hopper. Op de lege corniche ga ik d’r spontaan van zingen: ‘I walk this empty street, on the Boulevard of Broken Dreams’. Hier houdt de wereld dus op. Een bus komt er ook al niet: ik kan twee dingen doen. Ik kies voor het andere en loop door naar Las Galletas, bekend terrein. ‘We zijn wat we bij herhaling doen’, zei Aristoteles. In dat geval ben ik nu dan maar een wandelaar. Een wandelaar die vandaag op weg is naar zijn eigen kleine paradijs: de viswinkel.

zaterdag 13 november 2010

Steenmannetjes

De bus rijdt in een kwartier van Los Cristianos naar Arona. Om 10.15 uur passeer ik de afslag naar de Roque del Duque. Dáár was ik afgelopen dinsdag. Zaterdag ligt het doel verder weg: Adeje via een bergweg.

Langs oude irrigatiekanaaltjes waarin het water nu door slangen en buizen stroomt, kom ik gemakkelijk bij een verlaten boerderij. 1889 staat boven een nauwelijks gehavende deur. De keukendeur misschien? En voluit: ‘Bij óns staat op de keukendeur …’ Ik kan het niet laten en mijn gedachten zweven even naar Den Bosch. Daar gaat vandaag met het Kwèkfestijn het carnavalsseizoen 2011 van start.

Verderop bevindt zich op een verhoging bar/restaurant El Refugio: gesloten op zaterdag. Daarachter duikt het pad de Barranco del Rey in. Aan de andere kant snel weer omhoog, maar waar? Gelukkig staan er steenmannetjes. Het gebruik om met gestapelde stenen de weg te markeren, zou al uit de bronstijd stammen. Ook nu nog bewijst dit gebruik zijn nut.

Het volgende uur: weer verlaten boerderijen en terrassen, weer een dorscirkel (opgezocht!), weer prachtige vergezichten. Tot Ifonche kletsen met een Ier. Als katholieke jongens vinden we dat Christus hier in Spanje vol dramatiek aan een kruis hangt. Zelfs zijn gehavende knieën (3x gevallen, zegt de Ier) verwijzen naar een smartelijke tocht.

Daarna alleen verder, met tijd om onderweg te buurten met Duitsers, Polen, Fransen en toch ook Spanjaarden. Natuurlijk gaat het over de niet (of wel) te missen volgende bocht naar de Lomo de las Lajas op 1100 m. Maar ook daar zijn steenmannetjes. Bij de Boca del Paso sta ik voor het mooiste uitzicht van deze tocht. Sterker nog: tijdens mijn verblijf hier tot nu toe. Achter in een spiegelende oceaan zijn de silhouetten zichtbaar van La Gomera, La Palma en zelfs El Hierro. Dit compenseert bij voorbaat de bijzonder lastige en lange afdaling naar Adeje die dan volgt. Om 17.00 uur de bus in: kapot én voldaan.

donderdag 11 november 2010

Voorzichtig

Bij het busstation van Los Cristianos raak ik aan de praat met een jongedame. We blijken op de zelfde ‘guagua’ te wachten, alleen moet ik ietsjes verder. Dit keer ligt het startpunt van de wandeling in Los Abrigos. Van daar gaat het richting Las Galletas, waar zondag jl. de finish lag. ‘D’n dooie’ die ik toen op het strand zag, blijkt een volle neef te zijn van haar pa. ‘El mundo es un pañelo’: de wereld is niet groter dan een zakdoek. Hij was bij het vissen op de rotsen uitgegleden en ongelukkig terecht gekomen.

Familie dus. Op de vraag hoe oud hij was, gaan synchroon haar beide schouders en wenkbrauwen omhoog, blaast ze hamsterwangen en beluister ik temidden van al deze lichaamstaal: ‘Niet zo jong meer. Ergens in de vijftig’. Ik besluit ter plekke om vandaag uiterst voorzichtig te lopen. Bij het uitstappen wenst ze me een goede wandeling toe. Dat heb ik wel nodig na deze ontmoeting. Zo gauw ik weer Nederland ben, schrijf ik me in voor de cursus ‘Veilig lopen met de rollator’.

Het haventje van Los Abrigos is vanuit toeristisch oogpunt een snoepje. Met je rug naar de golfbaan annex nieuwbouw is dit het Tenerife van 20 jaar geleden. Een Engelsman staat er te vissen. Ze bijten vandaag niet hard: ‘It’s living in hope, sir’. Vissen lijkt net het échte leven.

Zo’n tien minuten verderop, vlak voor de resorts, blijkt de bouwhonger nog niet gestild. Een groot bord belooft de aspirant-kopers ‘Een nieuw leven in harmonie met de natuur’. Hoewel daarbij een jong gezin met twee kinderen staat afgebeeld, zullen het wel weer bejaarden zijn die aangesproken worden. Daar barst het hier van, vooral uit het Verenigd Koninkrijk. Ik hoop dat ze voorzichtig zijn bij het wandelen.

Na de bebouwing volgt een stuk desolaat maanlandschap. Met ineens zomaar hét huis dat direct uit de surrealistische film ‘Jamón, jamón’ lijkt te komen (zie foto). Nu nog Penélope Cruz zien te ontdekken. De golven van de branding polijsten de keien met een tinkelend geluid. Daar wordt zowaar een zeeschildpad met de hengel op het land gehaald. De vangst gaat op de foto en weer terug het water in. Bij Las Galletas blijkt het uitzicht vanaf de Montaña Amarilla magistraal.

Als ik nu zonder kleerscheuren van ‘diejen bult’ naar beneden weet te komen, is alleen al daarom deze donderdag er een uit duizenden. Met vanavond thuis als beloning in roomboter gebakken sardientjes!

Antiklerikaal

Het staat sinds 1978 in de grondwet. Voor de duidelijkheid formuleerde Spanjes premier het een paar jaar geleden nog maar een keer in de trant van: ‘Spanje is een democratie waarbinnen ieder zijn geloof in vrijheid kan volgen. De ‘staat’ Spanje is geen lid van welke kerkgenootschap dan ook’. Gebruik in deze zin de naam Nederland en dan is meteen duidelijk wat José Louis Rodríguez Zapatero bedoelde en nog bedoelt: ‘We zijn een land dat aan geen enkele godsdienst gebonden is.’ Daarmee lijkt het op ons koninkrijk: de natie waar ruimte is voor bijvoorbeeld een ‘Partij voor de Dieren’, ‘CDA’ of ‘PVV’.

Zapatero haalde de klas weer bij de les. Op papier is de scheiding tussen kerk en staat hier dan wel een feit, in de praktijk blijkt dat nog steeds moeilijk wennen. Beide machten ‘schuren’ traditioneel gemakkelijk tegen elkaar (zie foto). Het netwerk waarin aanhangers van ‘orde, recht en fatsoen’ elkaar nog steeds weten te vinden, blijkt een taaie tegenstander. Zeker in een land waar de staat, langs al dan niet verborgen geldstromen, jaarlijks nog steeds zo’n 6000 miljoen euro bijdraagt aan de katholieke kerk. Als het aan de regering van de linkse PSOE onder aanvoering Zapatero ligt, houdt die vanzelfsprekendheid op. Oppositieleider Mariano Rajoy van de centrumrechtse PP denkt daar (uiteraard) anders over.

Achter die spanning beweegt zich de schim van Spanjes laatste absolute vorst Francisco Franco. Hij is dit jaar 35 jaar dood, maar de voormalige dictator blijkt vanuit de Vallei der Gevallenen over zijn graf te regeren. In 1936 trok Franco - weggepromoveerd als gouverneur naar de buitenpost Canarische Eilanden - met de hulp van Italië en Duitsland op naar het vaste land van Spanje. Daar zou hij ‘orde, recht en fatsoen’ brengen, want de rooien maakten er een goddeloze bende van. Na de dood van de caudillo in 1975 besloten links en rechts om er het zwijgen toe te doen. Als vaderlandslievende lieden werkten zij aan de opbouw van de natie. Die Afspraak van de Stilte vertoont allengs meer en meer barsten, zeker nu in het hele land massagraven geopend worden. De stank die daaruit opstijgt, kan de daden van Franco niet langer buiten de politieke discussie houden.

Vorige week kwam de paus naar Spanje. Hij noemde de rationele opstelling van de Spaanse regering op het gebied van het de katholieke kerk ‘agressief antiklerikaal’. Het deed hem denken aan de periode van de Tweede Republiek (1931-1936) en juist daaraan maakte Franco dus een einde.

Weldenkend Spanje reageert geschokt op de boodschap van Benedictus XVI, al merk je daar aan de boulevard van Los Cristianos niets van. Want - met een knipoog naar de Bossche poëet Hans Vlek - hier ‘is het gras groen, in elk seizoen’.

woensdag 10 november 2010

Astronautjes

Ons huis in Den Bosch buigt door onder de boeken. Gelukkig heeft oud-collega Noël Wijffels (God hebbe z’n ziel) me geleerd dat ook landschappen te lezen zijn en die kun je rustig buiten laten staan. Ze zullen d’r nauwelijks van lijden. Later heb ik van volgende collega’s nog méér bijscholing gehad. Een vlotte landschapslezer zal ik overigens niet worden (avi-niveau 4 misschien), maar ik ben wel van goede wil.

Dinsdag liep ik van Vento (Arona) naar de top van de Roque del Conde. Op de kaart een stijging van 650 naar 1001 m, maar in de route zaten de nodige barrancos (kloven) en die kun je niet overslaan. Al met al een lekkere klim en als ik tien mensen tegen gekomen ben, is dat veel. Gelukkig was daar ook één Spanjaard bij, en die bleek nog een Bask te zijn, ook nog, ook nog. Met hem ben ik een stuk ‘opgelopen’, hoewel het meer de afdaling betrof.

Op de Canarische Eilanden is en was het zeker voor de boeren en vissers ‘hard labeur’. Weliswaar heerst hier een permanente lente, maar de bewoners moe(s)ten generaties lang bikkelen. Dat heeft in het landschap zijn sporen achtergelaten. Zo is buureiland La Gomera door vele decennia van terrasbouw, veranderd in een Klein-Java. Sinds de bewerkers daarvan wegtrekken om op Tenerife te oberen, beschermen vrijwilligers dit curieuze gestapelde landschap tegen verval. Zeer in uw aandacht aanbevolen.

Op Tenerife springen de verlaten bananenplantages in het oog. Brede terrassen zijn nog goed herkenbaar, daarbij geholpen door de aanwezigheid van lange, smalle irrigatiekanalen die in steen en cement zijn uitgevoerd. Onderweg naar die top van de Roque del Conde, passeerde ik vanmorgen de resten van een schuur. Of misschien toch van een boerderijtje? In de directe nabijheid lagen twee cirkelvormige plateaus, uitgevoerd in plaatselijke ‘keinderkùpkes’ (zie foto).
Op de terugweg wees meneer de Bask me op het voormalige systeem van de waterhuishouding. We waren het erover eens (maar wie zijn wij?) dat op de twee stenen plateaus naast de ruïne toeneerst graan gedorst werd. Vandaag de dag zou je van die cirkels helikopters laten opstijgen met wandelaars die getroffen zijn door een zweepslag. Het uitzicht op deze ronde elementen zou Erich von Däniken toentertijd tot de vraag gebracht kunnen hebben: ‘Waren de goden astronauten?’ Het antwoord moet zijn: ‘Bende gek! Het waren gewoon boeren’.

dinsdag 9 november 2010

Koornaarvisjes

Eten kun je hier de hele dag door: restaurants in overvloed. Alleen al voor het ontbijt concurreren talloze tentjes op het front van ‘Full English Breakfast’, of de Schotse variant daarvan. Kun je je al om 08.00 uur voor 5 euro helemaal klem eten. Wie vervolgens vanaf 11.30 uur aan de warme hap wil, kan kiezen uit bijvoorbeeld Italiaanse (vreselijk populair), Chinese, Argentijnse, Zweedse (wat zouden ze daar eten?) en hier en daar ook Spaanse gelegenheden.
De kwaliteit valt aan de buitenkant niet haarscherp af te lezen.

In de loop van de jaren heb ik zo mijn favoriete lijstje samengesteld. Da’s heel klein, want ik kook zelf graag (én lekker), plus weet ik hoe het écht moet smaken. Om toch wat ruimer in de keuze te komen zitten, vroeg ik twee jaar geleden aan de dame bij de receptie van ons ‘aparthotel’ naar een écht visrestaurant. ‘U kunt hier op elke straathoek vis bestellen’, was haar antwoord, maar die kennis had ik al. Uiteindelijk zette ik haar het pistool op de borst met ‘Waar zou u met uw vader en moeder aan tafel willen gaan?’ Die avond aten wij voor de eerste keer in ‘El Rincón del Marinero’, in een wat onopvallend hoekje bij de haven van Los Cristianos.

Vandaag ben ik een week hier. Eigenlijk dinsdagochtend vroeg pas, maar ik tel maandag als het zevende etmaal. Alle dagen thuis achter het fornuis gestaan, maar nog geen visje op. Op dus naar ‘El Rincón’. Hoewel we er 4 april jl. nog flink de verjaardagsbloemetjes buiten hadden gezet, sprak uit de ogen van het personeel geen enkele blik van herkenning. Maar over die teleurstelling wist ik me al snel heen te zetten. Omdat ik nu van weliswaar véél gerechten toch maar een beetje op mijn bord wilde, gingen de ober en ik voor overleg meteen naar de ‘vitrine’ bij de keuken.
In halve porties, maar dan nog altijd voldoende om een heel weeshuis te voederen, kwamen achtereenvolgens ‘chopitos fritos’ (echt kleine inktvisjes), ‘chipirones fritos’ (de iets grotere broertjes) en ‘gueldes’. Die laatste dingskes van twee tot drie cm. (zie foto) zouden in het Nederlands ‘koornaarvisjes’ moeten heten. Uiteraard bevond dit alles zich in het goede gezelschap van andere lekkernijen uit de lokale keuken: eigen bier, ‘papas arrugadas’ (gerimpelde aardappeltjes) met de sausjes ‘mojo verde’ en ‘mojo rojo’.

Als uitsmijter (nou ja) een bel Orujo. Zo kon onze jongen er weer even tegen.

(Wavroegu? Wattakostte? 20,01 euro. Echwaar, kliegnie.)

maandag 8 november 2010

Blind

Vandaag een wandeling uit het boekje. Een echte kuier voor de zondag: in de buurt en met maar één bergje. Vanwege de verwachte hitte al om 07.30 op pad, richting haven van Los Cristianos. Einde van het strand linksaf, vervolgens een lus over de Guaza. Een peulenschil van 428 meter, maar zonder kaartlezend familielid loop ik als een blinde. Op het foute pad staan ineens twee grote foute honden. Reusachtige, valse en héél foute honden, dus bedenk ik een list in de vorm van mijn eigen alternatieve route die een helling kent van wel 90 graden. Maar ik bereik de top en het uitzicht daar is magnifiek.

Fluitend weer verder door verlaten bananenplantages. Texas, Nevada, cowboyland-met-zeezicht. Geen foute honden, maar wel weer een verkeerde afslag. Stekeblind dus. Via oude irrigatiekanaaltjes eindelijk Los Mogotes over, richting Palm-Mar. Sla daar voorzichtigheidshalve alvast een extra anderhalve liter water in. Kustpad: dit kan niet fout gaan. Lavaland loopt de oceaan in en baden is onmogelijk. Hier en daar ‘n m² zand met parasol. Ik moet denken aan ‘De Witte’ van Ernest Claes. Wanneer de jonge hoofdpersoon en zijn kameraden na het zwemmen moe en tevreden aan de waterkant liggen te stoven, schrijft Claes: ‘En de zon scheen op hun blote flikkers’.

Broodje uit vuistje bij Faro de Punta Rasca. Het boekje heeft gelijk: een prachtig landschap. En nog beschermd ook. Iets verderop volgt in de bocht Punta Salema, het meest zuidelijke puntje van Tenerife. Daar ligt een dode man op het rotsige strand. De ambulance is net weer weg en de politie wacht op een ander soort wagen.

Even later het einddoel Las Galletas. Om 14.20 uur krijg ik bij de abri gezelschap van een zeer moeilijk lopende jonge vent. Hij weet van die dode. Nee, dit keer geen onfortuinlijke uit het naamloze leger van de ‘sin papeles’, de mensen die zich zonder documenten in wrakke bootjes richting Tenerife wagen. Het zou om een tenerifeño gaan die met teveel zaterdagse drank in zijn lijf naar beneden is getuimeld.

Mijn gezelschap komt uit Roemenie. Ik versta hem net zo moeilijk als de echte autochtonen die ook overal tussen- en eind-ssen weglaten. Hij geeft aan hoe hij aan de kost komt en ontvouwt een stuk karton. ‘Ach, u mag het nu wel weten’, zegt de gehandicapte en hij wijst daarbij naar zijn ogen. Ik lees de tekst: ‘Een aalmoes a.u.b., voor deze blinde’ Twee blinden op één dag. Hoe weten ze elkaar te vinden. De voorzienigheid?

zaterdag 6 november 2010

Tocuyo

‘España son más que las playas’, Spanje is meer dan alleen maar strand en dat geldt dus ook voor Tenerife. Vrijdag was ik in San Cristóbal de La Laguna, de oude hoofdstad van dit eiland én een oase van kunst en cultuur. Uiteraard waren er toeristen, maar dan van een soort dat zich groepsgewijs gewillig in de eigen taal laat rondleiden door iemand van de ‘Kring Vrienden van La Laguna’.

Eigenlijk had ik maar één doel: de bezichtiging van ‘El Cristo de La Laguna’, in het Real Santuario del Santísimo Cristo de San Cristóbal de La Laguna. Een in zijn categorie zeer bijzonder crucifix. Het is een voorbeeld van gotische houtsnijkunst, in 1514 vervaardigd binnen het oude hertogdom Brabant om tenslotte te belanden in Spanje. Nog niet zo lang geleden werd pas duidelijk dat het via Venetië, Barcelona en Cádiz naar Tenerife kwam. Het feit dat zich hier toen suikerriet verbouwende ‘Vlamingen’ gevestigd hadden, zal een rol gespeeld hebben bij de komst van dit beeld. Op veel Canarische eilanden zijn voorbeelden van ‘Vlaamse’ (religieuze) kunst uit de 16e en 17e eeuw te vinden. Dit kruisbeeld is gemaakt door Louis Van Der Vule. Ander werk van hem is niet bekend.

Buiten dit beeld van de lijdende Christus, telt het oude centrum meer interessante zaken, zoals een behapbare hoeveelheid al dan niet religieuze gebouwen. En op dit moment ‘La magia de Miró’.

Halverwege de middag - al op weg naar de bus - volgde ik in een impuls de tip uit mijn reisgids. En even later stapte ik aan de Calle Juan de Vera 16, bodegon Tocuyo binnen. Toen mijn ogen aan het duister gewend waren, zei ik tegen de heren achter de bar: ‘Volgens dit boekje moet het hier op dit moment van de dag aangenaam zijn’. En dat bleek zo: wijn (in mijn geval witte) uit het vat, gerookte ham (ja) of kaas (nu niet), pinda’s en toastjes. Bij het afrekenen kreeg ik een ‘copa’ van het huis aangeboden. Toen we dan eindelijk het handen schudden konden afronden, zei de man van de foto met de nodige zuidelijke charme en een breed armgebaar: ‘Amigo, ¡Es sú casa!’ Zo werd Tocuyo in een halfuur óók een plek om weer ‘thuis’ te komen.

donderdag 4 november 2010

Ansichtkaart

Het verhaal wil dat toen de Noor Fred. Olsen aan het begin van de vorige eeuw kennis maakte met de Gelukzalige Eilanden, hij versteld stond van de gebrekkige (boot)verbindingen binnen de archipel. Nou zijn Noren per definitie vissers of botenbouwers en dat soort lieden voelt zich overal thuis. Fred. Olsen leverde in die tijd snelle schepen voor het vervoer van bananen naar Groot-Brittannië en gaandeweg vestigden de eerste Olsens zich op de Canarische Eilanden.

De familie wilde haar nieuwe vaderland dienen met de ontwikkeling van een betere bootverbinding. De eerste lijndienst startte op 8 juli 1974 met Tenerife - La Gomera v.v. Op dit moment verbindt de maatschappij de gehele archipel. Zelfs het verre El Hierro valt vanaf Tenerife te bereiken: een tocht die een tijdje duurt, maar zeer de moeite waard is, zoals wijzelf wat jaren geleden mochten ervaren. Maar dan moet het er (zoals vandaag dus) niet te hard waaien, want dat maakt het kunstmatige haventje in het noordoosten van het kleine eiland onbereikbaar.

Wie Tenerife bezoekt, kan de vloot van Fred. Olsen niet over het hoofd zien. Zelfs de Spaanse Post komt - getuige de foto - zonder dit Noorse initiatief geen stap verder.

Toeval of niet, maar mijn tijdelijke adres hier is Calle Noruega 34, Los Cristianos. Beschouw dit berichtje dan maar als een ansichtkaart met ‘Vriendelijke groeten uit Tenerife’.

woensdag 3 november 2010

Tonijn

‘Tenerife met andere ogen’. Met dat in gedachten ben ik hier gisterenmorgen uit het vliegtuig gestapt. Het kleine appartement dat vier weken mijn ‘thuis’ zal zijn, ligt op de mooiste plek van het lichtelijk volgebouwde conglomeraat Los Cristianos - Playa de las Américas. Precies tegenover la Playa de las Vistas, op een ‘boogscheut’ van de haven van Los Cristianos.

Los Cristianos betekent ‘De Christenen’. Het is maar een weet, en als naam nauwelijks verwonderlijk in een land waar Jesús net zoveel voorkomt als Juan en Enrique. Zegt iets over de geschiedenis van de natie Spanje, die eigenlijk begon tijdens het bewind van los Reyes Católicos, de Katholieke Koningen, die hun dochter uithuwelijkten aan Philips de Schone. Na de plotse dood van die knapperd, werd Johanna op slag knettermaf. Vandaar dus Juana la Loca. Is overigens een mooie film van.

Door de open schuifpui hoor ik vanavond de oceaan ruischen. Ja hoor, de ‘De zee klost voort in eindeloze deining’ van de ouwe Willem Kloos zou ook hier op een bord bij het strand kunnen staan. Dus geen ‘beelden’ maar ‘poëzie’ aan zee (voor de Hagenezen).

Poëtisch en tegelijk ‘hard labeur’ is hier het beroep van visser. Vanmorgen en vanmiddag heb ik de kleine boten zien terugkeren van de Atlantische Oceaan. Ook hier hangen aan de kaai voormalige varensgasten rond die graag ingaan op mijn domme vragen. De tonijn die op de foto in de takels hangt, zou zo’n 120 kilo kunnen wegen. De ploeg die hem (of haar) om 18.45 uur aan land bracht, voer vanochtend om 05.00 uur uit. De tocht naar de visgrond duurde twee uur, en dit exemplaar is met de hengel gevangen, waarvan akte.

dinsdag 2 november 2010

Krasloten

Het is 01.30 uur ’s nachts als we de toegangpoort van Vliegveld Weeze voor ons zien. In het licht van de koplampen zoeken hordes konijnen het veilige gras op van de berm. Dan rijden we de wereld binnen van Ann-Marie MacDonald’s ‘De kraaien zullen het zeggen’. Sinds ik dat las, stel ik me zó de Amerikaanse legerbasis voor die er op elk continent hetzelfde uitziet.

De halfduistere hal die ik met mijn bagage op sleeptouw betreed, oogt compleet leeg, tot ik zie dat op de stoelen die her en der gegroepeerd staan, zo’n 30 opgerolde slapers proberen te pitten. Er liggen ook mensen op de kale grond. Zelf kruip ik weg achter de stalen bureaus van een autoverhuurder. Om 03.30 krijg ik van een surveillancedienst het vriendelijke, maar nadrukkelijke verzoek mijn heil elders te zoeken. Dit soort taferelen zal zich wel elke vroege ochtend afspelen. De eerste reizigers blijken al een rij te vormen voor de gesloten incheckbalies 4 t/m 16.

Om 04.00 begint het ritueel van inchecken, koffers wegen (het mag geen onsje méér zijn), op kousenvoeten en met afzakkende broek langs de beveiliging terwijl bergschoenen, riem, jack, handbagage en alle voorwerpen die de pieper activeren, door de scan gaan. Mijn laptop krijgt in een aparte ruimte een extra controle. Dat gebeurt ook met de apparatuur van een passagier die vergeten was vooraf te melden dat hij op doktersattest iets ingewikkelds mee moest nemen.

Dan is het nog een uur wachten. De tweede slaapronde begint in een iets comfortabelere omgeving. Om 05.30 uur kunnen we in de rij gaan staan met de boardingkaart in de aanslag. Ik blijk lang niet meer de enige te zijn met een prioriteitsstempel. Nog een kwartiertje buiten in de kou en dan mogen zoveel wachtenden zich eindelijk opvouwen voor een vlucht van viereneenhalf uur. Eenmaal in de lucht, probeer ik deze nacht voor de derde keer onder zeil te gaan. Binnen korte tijd verandert mijn omgeving in een bioscoop-zonder-film waarin de bezoekers met open mond knikkebollen. Vrolijk blijft het cabinepersoneel met krasloten leuren: twee voor de prijs van één. Die zullen beslist verkocht worden tijdens de vluchten die op christelijkere tijden vertrekken.