Vandaag een wandeling uit het boekje. Een echte kuier voor de zondag: in de buurt en met maar één bergje. Vanwege de verwachte hitte al om 07.30 op pad, richting haven van Los Cristianos. Einde van het strand linksaf, vervolgens een lus over de Guaza. Een peulenschil van 428 meter, maar zonder kaartlezend familielid loop ik als een blinde. Op het foute pad staan ineens twee grote foute honden. Reusachtige, valse en héél foute honden, dus bedenk ik een list in de vorm van mijn eigen alternatieve route die een helling kent van wel 90 graden. Maar ik bereik de top en het uitzicht daar is magnifiek.
Fluitend weer verder door verlaten bananenplantages. Texas, Nevada, cowboyland-met-zeezicht. Geen foute honden, maar wel weer een verkeerde afslag. Stekeblind dus. Via oude irrigatiekanaaltjes eindelijk Los Mogotes over, richting Palm-Mar. Sla daar voorzichtigheidshalve alvast een extra anderhalve liter water in. Kustpad: dit kan niet fout gaan. Lavaland loopt de oceaan in en baden is onmogelijk. Hier en daar ‘n m² zand met parasol. Ik moet denken aan ‘De Witte’ van Ernest Claes. Wanneer de jonge hoofdpersoon en zijn kameraden na het zwemmen moe en tevreden aan de waterkant liggen te stoven, schrijft Claes: ‘En de zon scheen op hun blote flikkers’.
Broodje uit vuistje bij Faro de Punta Rasca. Het boekje heeft gelijk: een prachtig landschap. En nog beschermd ook. Iets verderop volgt in de bocht Punta Salema, het meest zuidelijke puntje van Tenerife. Daar ligt een dode man op het rotsige strand. De ambulance is net weer weg en de politie wacht op een ander soort wagen.
Even later het einddoel Las Galletas. Om 14.20 uur krijg ik bij de abri gezelschap van een zeer moeilijk lopende jonge vent. Hij weet van die dode. Nee, dit keer geen onfortuinlijke uit het naamloze leger van de ‘sin papeles’, de mensen die zich zonder documenten in wrakke bootjes richting Tenerife wagen. Het zou om een tenerifeño gaan die met teveel zaterdagse drank in zijn lijf naar beneden is getuimeld.
Mijn gezelschap komt uit Roemenie. Ik versta hem net zo moeilijk als de echte autochtonen die ook overal tussen- en eind-ssen weglaten. Hij geeft aan hoe hij aan de kost komt en ontvouwt een stuk karton. ‘Ach, u mag het nu wel weten’, zegt de gehandicapte en hij wijst daarbij naar zijn ogen. Ik lees de tekst: ‘Een aalmoes a.u.b., voor deze blinde’ Twee blinden op één dag. Hoe weten ze elkaar te vinden. De voorzienigheid?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten