zaterdag 2 april 2011

Vaderlandse geschiedenis (6); volksverhuizing

Vindt u het lied ‘Den Bosch is mooier dan Parijs’ overdreven? Ik niet. Zelfs Berlijn, Parijs en Madrid brengen me niet van dit standpunt. In Rome beving mij een lichte twijfel, maar het bleef bij een ‘Net iets aantrekkelijker dan waar ik vandaan kom’. Zelfs dat kwam met moeite over mijn lippen en het kostte echt de nodige kruim: als echte Bosschenaar versta ik namelijk de kunst om de grootheid van Brabants hoofdstad nagenoeg samen te laten vallen met die van de kosmos. Het feit dat we als gemeente steeds in de prijzen vallen (De stad van de Smaak, de Groenste stad, de Vestingstad, de Winkelstad en maak zelf het rijtje af), is niet meer dan vanzelfsprekend. Waar komt dat toch vandaan, die neiging Den Bosch tot de maat der dingen te maken? En als ik nou maar de enige was, maar mooi niet... Doen ze hier iets in het water, is het een kwestie van opvoeding? Den Bosch werkt al eeuwen als een niet te weerstane magneet op boeren, burgers en buitenlui. In een tekst van het Stadsarchief staat dat in 1775 de helft van de toenmalige inwoners van elders kwam. Hoewel de gevestigde orde toen niet op die nieuwkomers zat te wachten, integreerden de meeste inwijkelingen. Nog onbekend is wat daaraan meewerkte, maar kennelijk was het de moeite waard om hier te blijven en door te zetten in een omgeving die volgens Aart Vos ‘met een welhaast xenofobe ijver’ weerde of wantrouwde. De kans is dus groot dat de meest gepatenteerde Bosschenaar van nu de stamboom heeft van een lapjeskat. Om dicht bij huis te blijven, begin ik bij mijn eigen ouders. Die zijn alle twee hier geboren. Maar oma Pietje van den Berselaar-van der Burgt heeft een Vughtse vader: blijkt mijn ouweheer kwart Vughtenaar. Bovendien is hij langs de mannelijke tak derde generatie Bosschenaar dankzij de opa van zijn vader, ene Wout van den Bersselaar (spelling!) die van Gemonde naar Den Bosch trok, waar hij in 1850 trouwde met Anna van Thiel uit Empel en Meerwijk. Naar werkelijk alle kanten schiet de Bossche bloedlijn met de inbreng van moederszijde. Een van haar oma’s was Dien Dumernit, en zo’n naam met du erin klinkt toch wel erg buitenlands. Dat blijkt wel mee te vallen, maar uiteindelijk kom ik via een stamboomoverzicht van de familie Doomernik (!) uit bij Jakob Dommerniet, geboren in het Duitse Wolfshage(n). Hij trouwde hier in 1780 met Anne de Ruijter-Gans. Dommerniet was volgens Peter-Jan van de Heijden garnizoenssoldaat. Terug naar moeders oma: Dien Dumernit. Zij trouwde met Driek Lambooy en deze Bossche sigarenmaker had een tot de verbeelding sprekend ouderpaar. Vader Jacob Lambooy (barbier) kreeg voor zijn verdiensten in de slag bij Waterloo het Zilveren kruis met de vijf armen. Moeder Catharina Loew (Löw) stamde uit Weiler-la-Tour in het groothertogdom Luxemburg. De familie Loew-Lambermon kwam in het begin van de 19e eeuw naar Den Bosch. De entree van de Lambooys lag vóór 1700 met ene Jacob, meergenaamd Van Munsterbilsen. Als de hele wereld in je genen zit, kan er maar één stad zijn: Den Bosch!

Geen opmerkingen:

Een reactie posten