Na een eerste stop in Zwolle, gaan we opnieuw richting Hamburg. Na het zand komt het veen. Véél veen. Dan geeft een bord aan dat we in Ostfriesland zijn. Over de bewoners van deze streek bestaat hier hetzelfde soort moppen als wij over de Belgen vertellen. ‘Waarom is de lucht in Oost-Friesland zo zuiver? Omdat de bewoners met de ramen dicht slapen’. Dat gaan we niet controleren. Met Oldenburg in het vizier slaan we af naar Bad Zwischenahn. Het is schitterend weer. En dorstig.
Achter een halve liter lokaal
donker bier lees ik dat het Zwischenahner Meer vóór ons, met zijn 5,5 km2 in
grootte het derde van Niedersaksen. In de omgeving komen veel plaats- en
veldnamen voor op -fehn, -moor en -brook. Een drassige streek dus waar
ongetwijfeld veel turf gestoken is. Aan diezelfde dagbouw dankt Nederland
bijvoorbeeld de Reeuwijkse en Vinkeveense Plassen. Het lijkt vanzelfsprekend
dat ook dit Noord-Duitse water het resultaat is van eenzelfde soort geploeter.
Niet dus. Voor we de
volgende ochtend op woensdag 5 juni op pad gaan, verneem ik twee verklaringen
voor het ontstaan van dit water. In de eerste slaat de duivel op tilt wanneer hij hoort dat
in Oldenburg de eerste kerk gebouwd wordt. Kwaad rukt hij groot stuk grond uit
de aarde en gaat hiermee richting het godshuis dat hij onder de kluit wil vermorzelen.
Onderweg afgeleid door een haan die drie keer kraait, smijt hij zijn vracht weg
zonder schadelijke gevolgen. In werkelijkheid spoelde 10.000 jaar terug een
ondergrondse zoutlaag weg waardoor een gat ontstond dat zich vulde met water.
De wandel- en fietsroute
van 12,5 km rond het meer blijkt op deze zonnige dag van een aangename
schoonheid. Water, naald- en loofbomen, vakwerkbouw. Privé-bezit van hotels,
restaurants en particulieren onttrekt regelmatig het zicht op het meer.
Bij het dorpje
Dreibergen rookt Fischerei Rabben al
meer dan 350 jaar zelf gevangen paling. 'Op natuurlijke wijze', staat op
de menukaart aangegeven. Hier in Ammerland blijkt 'Smoortaal' de Platduitse
benaming voor het officiële 'Räucheraal'. Buiten in de zon eten we als lunch
gerookte zalm en forel. Tot mijn grote vreugde is er Köstritzer Schwarzbier van
het vat.
Bij Dreibergen liggen
langs de oever wat heuveltjes. In zo'n vlak landschap als dit, heten
molshoophoge oneffenheden van nauwelijks tien meter al snel 'berg'. Iets
verderop kun je op een grote witte boot stappen die voor toeristen een
lijndienst onderhoudt.
Na een aantal uren
bereiken we weer Bad Zwischenahn waar bezoekers jonger dan 65 jaar gewoonweg
opvallen. Veel hotels en gezondheidscentra richten zich op de aanpak van kwalen
en kwaaltjes. Acht dagen geleden werd ik aan een liesbreuk geopereerd en als
'kuierend patiënt' voel ik me dus geheel op mijn plaats. Dit kuuroord is voor drie
dagen onze tweede poosplaats richting Hamburg. Toen we hier gistermiddag arriveerden,
hadden we geen idee van waar we terecht kwamen. Één voordeel heeft deze
eenzijdige populatie: er heerst een serene rust.
In de buurt van de oever
bevindt zich de St.-Johanneskerk uit de 12de eeuw. Het interieur leest als een
boek met gekleurde plaatjes. Het altaarstuk is een klassieke uit hout gesneden
triptiek. Op het kerkhof staan tussen de Duitse namen ook De Groot, Schipper en
Remmers.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten