In de tijd dat je nog
zonder op je woorden te letten jodenvet en negerzoenen kon kopen bij de
Katjang, kwam tegenover ons huis een gepensioneerde lilliputter wonen. Ik was
een jaar of elf en vond dat deze kleine mens aan alle kenmerken voldeed die bij
zijn verschijning pasten. Hij liep energiek, had de lachers op zijn hand en
ging fluitend boodschappen doen.
Vlakbij zaten twee kruideniers: Van Hilst en
De Gruyter. De afstand tot die laatste was het grootst en gemakshalve zette hij
tijdens de weg terug de papieren zak met inkopen op zijn hoofd. Ik vond dat
knap, zo'n 'buil van De Gruyter' laten balanceren op je schedel. Op die verheven plek droegen in de films op school vrouwen uit
zwart Afrika een half huishouden mee: dagelijkse
kost. En de man aan de overkant torste zonder zichtbare inspanning zijn grutterswaren: ook niks bijzonders.
'As ge
't mar uit oewe kop laot', zij mijn moeder toen ze me op een woensdagmiddag in de hal aantrof met op mijn hoofd een stapeltje handdoeken. Die dingen lagen erg
stabiel en mannequins zouden thuis zo niet anders rondlopen voor de
ontwikkeling van een rechte rug. De overbuurman had zijn vaardigheid
ongetwijfeld in het circus opgedaan. Hij mocht met allerlei spullen op zijn
test over straat en ik niet. Nou ja, een wollen muts in de winter.
Zoveel jaar later loop
ik nog steeds regelmatig rond met wat handdoeken op mijn kop. Binnenshuis
weliswaar en als het kan onbespied om commentaar te vermijden. Wie mij kent,
weet dat ik wat gebogen door het leven ga. 'Lopt 's recht, daor komt 'nne kurassier
aan', hoor ik ons moeder nog zeggen. Dit heeft niet geholpen, noch de
houdingsgym op jonge leeftijd in een zaaltje aan de Keizerstraat. Wat wel wat
wil helpen is - na het opstaan ‘s morgens - een goede stapeling van de
ruggengraat. En dat lukt juist perfect met een handdoek op mijn schedeldak. Of
liever nog twee. Als ik nou in een circus gewerkt zou hebben, kon ik zo ook
over straat ook nog ook nog.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten