Deze winter is Mojácar onze stek om de zon op te zoeken. Het naamgevende Mojácar Pueblo ligt iets van de kust af. Zo konden de bewoners in vroeger tijden de vijand al van verre over de Middellandse Zee zien aankomen.
Wij
verblijven in het vakantiedorp Mojácar Playa. Zomers hangt het er met de benen
buiten. Nu kom je er amper iemand tegen. Wie je ziet, zijn overwinteraars.
Over
de schoonheid van het land in de noordoostelijke hoek van Andalusië kan ik
inmiddels een boek schrijven. Wie van wandelen houdt in heuvels en bergen,
vindt er een prima omgeving. Wij krijgen er de nodige kilometers in de benen.
Natuurlijk
volgen we er het nieuws over Covid-19. En ach, het gebeurt allemaal ver weg.
Als de eerste geïnfecteerde van Andalusië verpleegd wordt in Sevilla, komt hij
met naam en foto in de krant. Hij zegt in een interview dat het goed met hem
gaat. En dat een cocktail van oude en recentere middelen op hem wordt
uitgeprobeerd.
In
de weken die volgen, neemt het aantal besmettingen in het land rap toe. Nog
steeds ver weg. In het Baskenland zorgt een begrafenis voor een kleine
uitbraak. Barcelona gaat snel en even later wordt Madrid dé brandhaard.
Op de vroege ochtend van
13 maart ga ik voor de laatste keer hardlopen tijdens dit verblijf. Dit keer
niet vanaf het prachtige strand bij Vera Natura, via Garrucha naar ‘huis’. Ik
kies voor het boerenland achter ‘onze’ wijk. De rond de jaarwisseling geploegde
velden staan inmiddels vol kool. De mimosa bloeit uitbundig onder de blauwe
lucht. Ik zweet en voel me zeer voldaan. En dankbaar voor dit alles.
Vrijdagmiddag
13 maart lijkt er iets in de lucht te komen hangen: de regering zou rigoureus
willen ingrijpen. De bezoekers van bars en lunchrestaurants zijn zich van geen
kwaad bewust. In de super dragen ineens wat klanten plastic handschoenen. Een
flink aantal schappen met verse groeten is leeg. Omdat we voor ons vertrek nog
iemand willen zien, spreken we af om elkaar om 17.00 uur bij een strandtent te
ontmoeten. Het is er gezellig. Iemand brengt ter sprake dat de centrale
regering op plannen broedt.
En
de uitkomst wordt die avond nog duidelijk: vanaf maandag geldt de noodtoestand.
Kunnen we nog weg? Wat is wijsheid? Langer blijven is wellicht ook een optie.
Ik
vraag raad aan M., de eigenaresse van het appartement. Die ochtend heeft ze op een vraag
van me laten weten dat we de sleutels op tafel achter kunnen laten. Ze komt
niet zelf over uit Sevilla: misschien toch te riskant. Over de huidige toestand
appt ze: ‘Al wat ik nu zeg, kan over een uur achterhaald zijn. De beslissingen
volgen elkaar snel op’.
Zaterdagmorgen
ga ik om 10.00 uur tanken bij het benzinestation om de hoek. Ineens liggen er bij elke pomp plastic handschoenen; daar nog niet eerder gezien. Het winkeltje is gesloten.
Ik reken af door een lade onder de raamkassa.
Daarna rijd ik een stukje verder naar Garrucha: de toegangen tot
het strand zijn met linten afgezet. Een mededeling verklaart waarom. Ik koop El
País, trek geld uit de muur en doe bij Mercadona mijn boodschappen. De versvakken
voor vlees en gevogelte vliegen in een mum leeg. De pizza’s blijken ook in
trek. De eerste mondmaskers verschijnen. De stemming is er een waaruit
verwarring spreekt.
Onder
de lunch op ‘ons’ terras komt een omroepwagen de Protectión Civil door de
straten. In het Spaans en Engels worden we opgeroepen om binnen te blijven.
‘¡Mojácar cuenta contigo!’, Mojácar rekent op jou!’ Dan komt er een app
uit Sevilla: M. stuurt ons een Koninklijk Decreet. ‘Volgens mij
kunnen jullie vertrekken’, staat erbij. Ik lees de tekst door en vindt onder d)
de rechtvaardiging voor onze aanwezigheid op de weg: ‘de reis naar huis’. Dat
van ons staat in Nederland.
Eind
van de middag zijn de koffers zo goed als gepakt. In 24 uur is de horizon
gekanteld.
Die
avond kook ik ons ‘galgenmaal’: alle eetgelegenheden voor een afscheidsdiner zijn
dicht.
(wordt vervolgd)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten