maandag 23 maart 2020

Mojácar - Den Bosch (2); de ommekeer



Deze winter is Mojácar onze stek om de zon op te zoeken. Het naamgevende Mojácar Pueblo ligt iets van de kust af. Zo konden de bewoners in vroeger tijden de vijand al van verre over de Middellandse Zee zien aankomen. 
Wij verblijven in het vakantiedorp Mojácar Playa. Zomers hangt het er met de benen buiten. Nu kom je er amper iemand tegen. Wie je ziet, zijn overwinteraars.
Over de schoonheid van het land in de noordoostelijke hoek van Andalusië kan ik inmiddels een boek schrijven. Wie van wandelen houdt in heuvels en bergen, vindt er een prima omgeving. Wij krijgen er de nodige kilometers in de benen.

Natuurlijk volgen we er het nieuws over Covid-19. En ach, het gebeurt allemaal ver weg. Als de eerste geïnfecteerde van Andalusië verpleegd wordt in Sevilla, komt hij met naam en foto in de krant. Hij zegt in een interview dat het goed met hem gaat. En dat een cocktail van oude en recentere middelen op hem wordt uitgeprobeerd.
In de weken die volgen, neemt het aantal besmettingen in het land rap toe. Nog steeds ver weg. In het Baskenland zorgt een begrafenis voor een kleine uitbraak. Barcelona gaat snel en even later wordt Madrid dé brandhaard.

Op de vroege ochtend van 13 maart ga ik voor de laatste keer hardlopen tijdens dit verblijf. Dit keer niet vanaf het prachtige strand bij Vera Natura, via Garrucha naar ‘huis’. Ik kies voor het boerenland achter ‘onze’ wijk. De rond de jaarwisseling geploegde velden staan inmiddels vol kool. De mimosa bloeit uitbundig onder de blauwe lucht. Ik zweet en voel me zeer voldaan. En dankbaar voor dit alles.

Vrijdagmiddag 13 maart lijkt er iets in de lucht te komen hangen: de regering zou rigoureus willen ingrijpen. De bezoekers van bars en lunchrestaurants zijn zich van geen kwaad bewust. In de super dragen ineens wat klanten plastic handschoenen. Een flink aantal schappen met verse groeten is leeg. Omdat we voor ons vertrek nog iemand willen zien, spreken we af om elkaar om 17.00 uur bij een strandtent te ontmoeten. Het is er gezellig. Iemand brengt ter sprake dat de centrale regering op plannen broedt. 
En de uitkomst wordt die avond nog duidelijk: vanaf maandag geldt de noodtoestand. Kunnen we nog weg? Wat is wijsheid? Langer blijven is wellicht ook een optie.

Ik vraag raad aan M., de eigenaresse van het appartement. Die ochtend heeft ze op een vraag van me laten weten dat we de sleutels op tafel achter kunnen laten. Ze komt niet zelf over uit Sevilla: misschien toch te riskant. Over de huidige toestand appt ze: ‘Al wat ik nu zeg, kan over een uur achterhaald zijn. De beslissingen volgen elkaar snel op’. 

Zaterdagmorgen ga ik om 10.00 uur tanken bij het benzinestation om de hoek. Ineens liggen er bij elke pomp plastic handschoenen; daar nog niet eerder gezien. Het winkeltje is gesloten. Ik reken af door een lade onder de raamkassa. 
Daarna rijd ik een stukje verder naar Garrucha: de toegangen tot het strand zijn met linten afgezet. Een mededeling verklaart waarom. Ik koop El País, trek geld uit de muur en doe bij Mercadona mijn boodschappen. De versvakken voor vlees en gevogelte vliegen in een mum leeg. De pizza’s blijken ook in trek. De eerste mondmaskers verschijnen. De stemming is er een waaruit verwarring spreekt.

Onder de lunch op ‘ons’ terras komt een omroepwagen de Protectión Civil door de straten. In het Spaans en Engels worden we opgeroepen om binnen te blijven. ‘¡Mojácar cuenta contigo!’, Mojácar rekent op jou!’ Dan komt er een app uit Sevilla: M. stuurt ons een Koninklijk Decreet. ‘Volgens mij kunnen jullie vertrekken’, staat erbij. Ik lees de tekst door en vindt onder d) de rechtvaardiging voor onze aanwezigheid op de weg: ‘de reis naar huis’. Dat van ons staat in Nederland. 

Eind van de middag zijn de koffers zo goed als gepakt. In 24 uur is de horizon gekanteld. 
Die avond kook ik ons ‘galgenmaal’: alle eetgelegenheden voor een afscheidsdiner zijn dicht. 

(wordt vervolgd)



Geen opmerkingen:

Een reactie posten