donderdag 26 maart 2020

Mojácar - Den Bosch (5); luiken dicht

Woensdag 18 maart: waarom zouden we hier uit het Zuid-Franse Chalabre weg willen? In dit dunbevolkte departement van de Aude zou de de eerste ‘vermoede’ geïnfecteerde zo'n 20 km verderop wonen. En hoewel onze bewegingsvrijheid sinds maandagavond beperkt is, mogen we in elk geval ‘s morgens de natuur in. En boodschappen doen. Voor de rest van de dag zijn er de enorme tuin, het ruisen van de snelstromende en visrijke Le Blau en de inmiddels aangename temperatuur.

Er valt hier voor ons voldoende te doen. Bijvoorbeeld - als de tuin 'af' is - onze zwager helpen bij de uitvoering van het recente renovatieproject in zijn rustieke vleugel van het voormalige klooster. Onze afspraken in Nederland zijn toch tot eind april afgezegd en onze laptop staat boven zo we echt wat willen ‘doen’. We vermaken onszelf en elkaar. 


Onder meer met verhalen. Het zou veel te ver gaan om deze te vergelijken met die uit Giovanni Boccaccio’s Decamerone. De aanleiding tot onze al dan niet serieuze praat past wel bij de ontstaansgeschiedenis van dat beroemde boek uit de 14de eeuw. Wanneer in 1348 Florence geteisterd wordt door de pest, verlaten zeven vrouwen en drie mannen de stad om zich terug te trekken op het veilige platteland. Om de verveling te lijf te gaan, vertellen ze elkaar om beurten een novelle. Dat worden er in tien dagen precies honderd, wat in de titel besloten ligt. Elke literaire inspiratie is ons vreemd. Het drinkt overigens wel lekker weg.

De bewegingsvrijheid die we bij het opstaan nog menen te hebben, wordt die ochtend al snel in een harnas gegoten: wie zich op straat begeeft, moet in het bezit zijn van een officieel papier. Op een zelf uit te printen ‘attestation de déplacement dérogatoire’, die je vanaf nu bij je moet hebben, kruis je de voor jou geldende categorie (ev/mv) aan.

Er zijn nog vijf redenen om het huis te verlaten, waaronder boodschappen doen, sport, beroepsuitoefening. Wij beperken ons vandaag tot de eerste om spullen in te slaan voor het middag- en avondmaal. Nu de lente weer helemaal terug is, lunchen we buiten bij een temperatuur van 20C. In de grote tuin dragen verschillende bomen overdadig bloesem. Zo heerlijk.

Nog voor de lunch gaat de gisteren gemaakte brandstapel in de hens. Heel de middag blijven we ouderwets fikkie stoken. Hier mag dat nog. Kruiwagen na kruiwagen sjouwen we kortgemaakte takken aan. ‘s Avonds stinken we als kolenbranders. Ondertussen kruipt onze zwager op de motormaaier om het gedeelte achter de van de mot geredde buxushaag te kortwieken. Tegen 18.00 uur kijken we tevreden rond: we hebben eer van ons werk. Hoezo naar huis?

Nadat het zweet en de rookstank onder de douche weggewassen zijn, is het tijd voor het aperitief. Vervolgens gaan mijn zwager en ik aan de slag in de keuken. Dat deden we in Nederland ook regelmatig. Koken vinden we leuk. Vervolgens zitten we zonder oog voor de tijd lang aan tafel.

Als we voor het slapen de luiken met het moustache-beslag dicht doen, sluiten we de wereld buiten. 

(wordt vervolgd)



Geen opmerkingen:

Een reactie posten