donderdag 5 april 2018

Brengt dit me verder?


Sinds maart 2016 meld ik me op maandagmorgen om 10.00 uur bij Geert de Bruijn. Geert woont in Vught en daar staat naast zijn huis een atelier waarin hij de prachtigste kunst maakt. Binnenkort al 35 jaar. Overigens gaat hij - als het weer dit toelaat - graag buiten aan de slag. En dat doe ik dan ook, onder het pakkende motto ‘In de leer bij Geer(t)’. 

U moet weten dat deze titel een woordgrap bevat: Geert past namelijk leer toe in zijn twee- en driedimensionale werk. En ik kijk bij hem de kunst af. 

Nu zijn er meer pensionistas die in hun vrijgekomen tijd beginnen te schilderen, beeldhouwen of met een andere techniek artistiek bezig gaan. Soms alleen, vaker in groepsverband. Dat is leuk. Punt. Van een enkeling weet ik dat zij/hij deze inspanning omschrijft - geheel conform de geest van de huidige tijd - als het waarmaken van een droom. Godbewareme.

Uiteraard wilde ik ooit de beroemdste brandweerman of kunstenaar aller tijden worden. Of in elk geval de beste docent, copywriter dan wel woordvoerder. Nu reikt mijn ambitie niet verder dan leren en ontdekken. Niet langer is de prestatie, het resultaat het doel. Wat dan wel? Zicht op een andere horizon.

Ik begrijp volkomen wanneer u op dit punt van de tekst besluit af te haken. Met de volgende verduidelijking wil ik graag uw aandacht vasthouden.

In het (buiten)atelier van Geert zit ik dus te frotten. Een potlood vasthouden kan ik al en verder mis ik elke scholing. Vier jaar Koninklijke Academie zou dat laatste kunnen compenseren. In mijn beperking ga ik dus op een klein terrein aan de slag: met redelijk gemakkelijk te kneden was voor de ‘beeldjes’ en met potlood voor de tekeningen. Daarbij wil ik ontdekken wat er mogelijk is. In technische zin: wanneer zakt een object van was net niet in elkaar, wat is het effect van arceren, etc. Moet er een verhaal zitten achter wat je maakt? Welk effect heeft deze maandagmorgenactiviteit op mijn leven?

Kijk, die laatste vraag is de belangrijkste. En wel in het kader van mijn nieuwsgierigheid naar nieuwe horizonten. Want die zijn er. Niet dat ik daar altijd per se op zit te wachten, want betonnen zekerheden geven een gerust gevoel. Het Januskopdilemma dus, wat weer klinkt als de volgende titel van Dan Brown.

Om een voorbeeld te noemen. Tot voor een aantal maanden meende ik dat kunstenaars à la De Stijl hun gekleurde blokjes op het doek zetten met de gulden snede en andere inzichten over de ideale vlakverdeling in hun achterhoofd. Niet dus. Een tentoonstelling in het Haags Gemeentemuseum liet zien hoe Bart van der Leck (1876-1958) tot De Houthakkers (1928) kwam. Hij maakte een realistische tekening van twee mannen die met bijlen een boom te lijf gingen, omkaderde vervolgens met vierkantjes en rechthoekjes de schaduwpartijen om tenslotte die ‘blokjes’ - ontdaan van hun herkomst - met olieverf op linnen over te zetten. Om de oude filosofische vraag nog ’s aan te halen: ‘Kan iets ontstaan uit niets?’ Sinds het bezoek afgelopen voorjaar aan ‘100 Jaar De Stijl’ ben ik meer dan ooit op zoek naar het verhaal achter de vorm. Naar het perspectief van de kunstenaar.

Zondag 25 maart jl. maakte kameraad en loopmaat Paul op mijn verzoek tussen de Kruisstraat en Rosmalen onderstaande foto onder het hardlopen. Ik vond dat die Zeeuwse knollen er mooi bijstonden. De dag erna stelde ik in gesprek met Geert de vraag waartoe deze in zichzelf perfecte vorm van de twee versmolten knollen zou kunnen leiden.
En dat ‘waartoe’ ben ik nu met het potlood in de hand aan het onderzoeken. Ik koos gaandeweg voor ‘weglaten’. Of, zoals Bomans gezegd zou hebben, voor een ander potloodequivalent: ‘schrijven is schrappen’.   

Wandelen is mijn favoriete sport. Wandelen als retraite in beweging. Een gelegenheid om in gesprek te gaan met jezelf. Deze week las ik dat we door de sociale media al zo in gesprek zijn met onze omgeving, dat een moment van stilte op mobiel of tablet al tot eenzaam gevoel leidt. Om dat gevoel weg te duwen, gaan we opnieuw bellen, appen, mailen, googelen. Met anderen. Mijn gefrot met was of potlood en gum leidt - net zoals het wandelen - naar een pad om te overwegen. Rekenschap af te leggen. Nieuwsgierig worden.

Brengt dit onderzoeken en experimenteren me verder? Met slecht weer - zoals deze morgen - is het net zoiets al ‘binnen wandelen’. Je hoeft niet érgens naar toe te lopen; onderweg zijn is al zinnig genoeg.

De volgende stap is wat kleur te gaan gebruiken. 50 jaar terug bleek ik tijdens een keuring in het kader van de dienstplicht kleurenblind te zijn voor de rood-groensector. Daarmee zou ik nooit soldaat-chauffeur kunnen worden, want ’s nachts zou ik bij duistere verkenningstochten de kleine lichtsignalen van het voor mij rijdende voertuig niet kunnen duiden. Verder was alles in de wapenrok mogelijk. Ik heb er geen gebruik van hoeven te maken. Het missen van het zicht op bepaalde kleuren, leidt nog steeds tot hilarische momenten. Ik zal Geert maandag a.s. vragen of het groen groen is, of toch weer grijs.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten