zondag 7 september 2014

Kant

Deze tekst verscheen als column bij de rubriek 'Onder De Boschboom' in de Bossche Omroep van 7 september.

Op 5 en 6 september 1944 – nu dus 70 jaar geleden – ontruimden de Duitsers Konzentrationslager Herzogenbusch. In de 20 maanden dat ‘Kamp Vught’ in gebruik was, zaten daar 32.000 mannen, vrouwen en kinderen langer of korter gevangen. Zeker 749 stierven er; velen werden op transport gesteld, op weg naar een zekere dood. Nu houdt een klein deel van het oorspronkelijke terrein de herinnering vast aan die gruwelijke tijd. Een paar keer per week passeer ik de drie wachttorens en het prikkeldraad. Rennend. ‘Ik loop aan de goede kant’, denk ik dan.

Die gedachte heeft in de jaren een dubbele lading gekregen. Eerst ervoer ik met name de blijdschap om het feit dat ik me hier vrij kan bewegen. Later kwam ook de vraag wat toentertijd landgenoten aanvoerden als reden om aan de andere kant van de afrastering te gaan werken. Aan de ‘verkeerde’ kant.

Ik kan meer dan zeven decennia na dato niet in hun hoofden kruipen. Bovendien kent de discussie over ‘goed’ en ‘fout’ de nodige valkuilen. In haar proefschrift ‘Mensen, macht en mentaliteiten achter prikkeldraad’ (2011) draagt Marieke Meeuwenoord motieven aan voor de keuze van Nederlanders om (in Vught) als bewaker aan de slag te willen. Twee zaken springen eruit: het ging om een relatief goed betaalde baan met bijkomende materiële voordelen. Brood op de plank. Daarnaast was er ‘de overtuiging voor de nationaalsocialistische zaak’. Bij de meeste kandidaten streden opportunisme en overtuiging om voorrang. ‘Opportunisten’ met een gezin blijken, omdat ze geen of een klein inkomen hadden, vaak al eerder voor de Duitsers gewerkt te hebben. Vervelend genoeg bracht deze inzet hen dikwijls ver van huis. Een baan in Nederland maakte de hereniging met partner en kinderen mogelijk. Voilà. Voor jongemannen gold een combinatie van geld, avontuur, ‘weg van thuis’. Niet alleen politieke overtuiging leidde dus tot deze vorm van collaboratie.

Kandidaten die goedgekeurd werden, kregen een opleiding. Deze vond plaats in onder meer de Bossche Willem I-kazerne en het Kamp Vught. Na afloop waren ze SS’ers, leden van een gevreesde categorie. Anders dan ik verwacht had, blijkt uit het onderzoek van Meeuwenoord dat de jongere kandidaten slechts in een enkel geval uit NSB-gezinnen kwamen. NSB’ers, een verachte categorie.

‘Ik loop aan de goede kant’, terwijl ik kijk naar barak 13B. In mijn jeugd wisten ze precies welke Nederlanders aan de verkeerde kant gestaan hadden. De verhalen daarover van mijn ouders en hun leeftijdsgenoten waren scherpe kiekjes in zwart-wit. De bewakers van Kamp Vught zijn vervolgd. Met hen heb ik geen mededogen als ik twee keer per week langs wachttorens en prikkeldaad ren. Het feit dat ik kennelijk aan de goede kant loop, is overigens niet mijn verdienste: ik ben nooit voor de vraag gesteld om te kiezen in oorlogstijd.

Deze week verscheen van Marieke Meeuwenoord ‘Het hele leven is hier een wereld op zichzelf’. Een publieksboek met als ondertitel ‘De geschiedenis van het Kamp Vught’.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten