Deze tekst verscheen als column bij de rubriek 'Onder De Boschboom' in de Bossche Omroep van 7 september.
Op 5 en 6 september 1944 – nu dus 70 jaar geleden – ontruimden de Duitsers Konzentrationslager Herzogenbusch. In de 20 maanden dat ‘Kamp Vught’ in gebruik was, zaten daar 32.000 mannen, vrouwen en kinderen langer of korter gevangen. Zeker 749 stierven er; velen werden op transport gesteld, op weg naar een zekere dood. Nu houdt een klein deel van het oorspronkelijke terrein de herinnering vast aan die gruwelijke tijd. Een paar keer per week passeer ik de drie wachttorens en het prikkeldraad. Rennend. ‘Ik loop aan de goede kant’, denk ik dan.
Op 5 en 6 september 1944 – nu dus 70 jaar geleden – ontruimden de Duitsers Konzentrationslager Herzogenbusch. In de 20 maanden dat ‘Kamp Vught’ in gebruik was, zaten daar 32.000 mannen, vrouwen en kinderen langer of korter gevangen. Zeker 749 stierven er; velen werden op transport gesteld, op weg naar een zekere dood. Nu houdt een klein deel van het oorspronkelijke terrein de herinnering vast aan die gruwelijke tijd. Een paar keer per week passeer ik de drie wachttorens en het prikkeldraad. Rennend. ‘Ik loop aan de goede kant’, denk ik dan.
Die gedachte heeft in de
jaren een dubbele lading gekregen. Eerst ervoer ik met name de blijdschap om
het feit dat ik me hier vrij kan bewegen. Later kwam ook de vraag wat
toentertijd landgenoten aanvoerden als reden om aan de andere kant van de
afrastering te gaan werken. Aan de ‘verkeerde’ kant.
Ik kan meer dan zeven
decennia na dato niet in hun hoofden kruipen. Bovendien kent de discussie over
‘goed’ en ‘fout’ de nodige valkuilen. In haar proefschrift ‘Mensen, macht en
mentaliteiten achter prikkeldraad’ (2011) draagt Marieke Meeuwenoord motieven
aan voor de keuze van Nederlanders om (in Vught) als bewaker aan de slag te
willen. Twee zaken springen eruit: het ging om een relatief goed betaalde baan
met bijkomende materiële voordelen. Brood op de plank. Daarnaast was er ‘de
overtuiging voor de nationaalsocialistische zaak’. Bij de meeste kandidaten
streden opportunisme en overtuiging om voorrang. ‘Opportunisten’ met een gezin
blijken, omdat ze geen of een klein inkomen hadden, vaak al eerder voor de
Duitsers gewerkt te hebben. Vervelend genoeg bracht deze inzet hen dikwijls ver
van huis. Een baan in Nederland maakte de hereniging met partner en kinderen
mogelijk. Voilà. Voor jongemannen gold een combinatie van geld, avontuur, ‘weg
van thuis’. Niet alleen politieke overtuiging leidde dus tot deze vorm van
collaboratie.
Kandidaten die
goedgekeurd werden, kregen een opleiding. Deze vond plaats in onder meer de
Bossche Willem I-kazerne en het Kamp Vught. Na afloop waren ze SS’ers, leden
van een gevreesde categorie. Anders dan ik verwacht had, blijkt uit het
onderzoek van Meeuwenoord dat de jongere kandidaten slechts in een enkel geval
uit NSB-gezinnen kwamen. NSB’ers, een verachte categorie.
‘Ik loop aan de goede
kant’, terwijl ik kijk naar barak 13B. In mijn jeugd wisten ze precies welke
Nederlanders aan de verkeerde kant gestaan hadden. De verhalen daarover van
mijn ouders en hun leeftijdsgenoten waren scherpe kiekjes in zwart-wit. De
bewakers van Kamp Vught zijn vervolgd. Met hen heb ik geen mededogen als ik
twee keer per week langs wachttorens en prikkeldaad ren. Het feit dat ik
kennelijk aan de goede kant loop, is overigens niet mijn verdienste: ik ben
nooit voor de vraag gesteld om te kiezen in oorlogstijd.
Deze week verscheen van
Marieke Meeuwenoord ‘Het hele leven is hier een wereld op zichzelf’. Een
publieksboek met als ondertitel ‘De geschiedenis van het Kamp Vught’.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten