dinsdag 24 oktober 2017

Dokkum (2); monnikenwerk, Friese nagelkaas en de Italiaanse primitivo

Tot gisterenavond (11 oktober) viel mijn kennis over de historie van Dokkum samen te vatten in de volgende zin: ‘Bonifatius werd hier in de buurt rond zijn 80ste vermoord in 754 en Sinterklaas komt er op 18 november a.s. per boort aan’. Twee feiten en da’s wel mooi 50% meer aan historie dan wat ik over Heiligerlee weet te produceren.

Ondertussen heb ik wat bijgelezen. Het hotel (bijvoorbeeld) waar we nu verblijven, was lange tijd weeshuis. (Een groot ‘uithangteken’ boven de entree uit 1854 herinnert daaraan.) Daarvóór was het een abdij: het (hoe kan het ook anders) St.-Bonifatiusklooster (760-1580).

Monniken hebben Nederland aan de blub ontrukt. Vooral in deze hoek; ook elders kom je ze tegen als droogleggers, inpolderaars, landwinners. Ze woonden tot 1580 in het Dokkumer klooster, het jaar waarin dit soort onderkomens verviel aan de Staten van Friesland, om vervolgens uit de geschiedenis te verdwijnen. In het jaar daarvoor had Dokkum zich aangesloten bij de Unie van Utrecht en daarmee de Spaanse koning afgezworen ten gunste van de Republiek-in-wording.

De stad was er niet echt zonder kleerscheuren vanaf gekomen. In 1572 werd het ‘voor ontrouw aan de koning’ bestraft door de stadhouder Caspar di Robles op gezag van Filips II: de zogeheten ‘Waalse Furie’ legde meer dan 200 panden in de as. Hieraan herinnert een infobord bij ‘het gotische huis’ aan de Boterstraat 8. Behalve dit pand bewaart ook het huidige Abdijhotel nog een gotische vleugel binnen het centrale gedeelte. Andere stukken klooster verdwenen mop voor mop naar de overbuur: de (inmiddels protestantse) Grote of St-Martinuskerk moest namelijk verhoogd en uitgebreid worden: in elke strijd met een geloofsachtergrond zullen religiegebonden gebouwen het ontgelden. Niks nieuws.

Vandaag staat een fikse wandeling op het programma ter verkenning te voet van Dokkum en ommelanden. Morgen fietsdag.

Eerst de oude vesting. In 1581-1582 werd het havenstadje voorzien van een omwalling (bolwerken) met bastions op zes punten. Wie weet kwamen de Spanjaarden op revanche. Deze versterkingvormt nu een beeldbepalend element. Er blijkt veel te zien binnen de oude (soms hellende) straatjes, al dan niet in het zicht van vaarten en singels.

Na 1925 kwam de eerste bebouwing aan de overkant van de wallen tot stand. En eenmaal buiten het historisch centrum blijkt er veel ruimte te zijn voor ‘groen’. In een van de lommerrijke hoeken bevindt zich de St-Bonifatius- of Brouwersbron. Overigens moet ook in het oude klooster het Bonifatiuswater gevloeid hebben: mogelijk uit een ader van de ‘tobbe’ verderop. Op de huidige Markt wordt daaraan herinnerd. Uiteraard is het opmerkelijk dat ergens zoet water spontaan opborrelt in een zoute of op zijn minst brakke omgeving. 

Tegenover de (hoofd)bron van de Angelsaksische heilige bevindt zich sinds het Processiepark. Het plan hiervoor kwam in 1853 van pastoor J.G. Demes, en in 1926 vond de eerste St.-Bonifatiusbedevaart-nieuwe-stijl plaats. Op het terrein bevindt zich sinds 1993 een ‘waadplek’, waardoor het water uit de geneeskrachtige grote bron stroomt.
Het park herbergt sinds 1934 de Bonifatiuskapel, een in romaanse stijl opgetrokken bouwwerk, ontworpen door de in Den Bosch zeer bekende architect H.W. Valk, die ook tekende voor het huis van onze achterburen.
De 14 kruiswegstaties zijn er in 1936 geplaatst op initiatief van Titus Brandsma.

Voorlopig even voldoende Bonifatiusherinneringen. De route voert ons door bosjes en weidegebied naar Wouterswoude, dan wel Wâlterswâld. De zon is doorgebroken, wat het lopen in een straffe wind veraangenaamt. We rusten en gebruiken wat bij een ‘melktappunt’ (zelfbediening), kopen er een pak pannenkoekenboekweitmeel kijken naar de Friese stamboekkoeien op stal en gaan verder. Onderweg blijkt het hier nog een goede gewoonte iedereen die passeert - jong en oud - te groeten. Gelukkig blijft ons een ontmoeting met Piet Paulusma bespaard.
Weidse blikken, leeg hooiland en weidegebied, Bijna leeg, want schapen zijn er in overvloed, alleen vallen die niet zo op. Veel paddenstoelen onderweg, met name vliegenzwammen. Op een beschutte plek eten we een boterham.

Via een lange omtrekkende beweging komen we in de middag uit op de Harddraversdijk. Daar is het nu rustig vanwege de werkzaamheden aan de weg door firma Sjouke Dijkstra. Spontaan lees ik Sjoukje; misschien haar broer. Of neef.
Vlakbij is de bieb met een leescafé, waar we een half uur lang verpozen en de koffie/thee voor niets uit de machine gehaald mag worden. Als ik hier zou wonen (wat buiten mijn woonplaats een vaste gedachte is) - om de hoek is een flink en fris seniorenkwartier - ging ik hier dagelijks langs voor de uitgebreide leeshoek. Wat een bijna gewijde rust! En dan verder richting de Markt en het Abdijhotel.

’s Avonds gaan we er - zonder een aanloop in de gelagkamer - aan tafel in het restaurantgedeelte. Ik bestel als hoofdgerecht harder: een vis die je elders niet op de kaart vindt. Ze wordt gevangen in de Waddenzee en op enkele plaatsen in de Zeeuwse Delta. De kok laat zich weer van zijn beste kant zien. Ook het nagerecht komt uit de streek: een plankje met zes soorten Friese kaas. De wijn - ook bij de vis genuttigd - komt uit Zuid-Italië: een milde primitivo. Rood bij vis lijkt vloeken in de kerk: ‘me frega’, zeggen ze in het land van herkomst, ‘kan mij wat bommen’. Het zuidelijke rode en het noordelijke blanke blijken een prima combinatie. Ik neem mij voor om a.s. vrijdag bij de visboer na te gaan of ook in onze contreien harder aan te voeren is. Of anders heek, ook al zo’n ‘vergeten’ (?) vis: ‘Dokkum inspireert’. Dat lijkt me een mooie pay-off voor het VVV hier. 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten