zaterdag 6 april 2013

Afzetselke

Het woord 'afzetselke' lag ons moeder in de mond bestorven. Neem nou de vensterbank, vol met kamerplanten, waarvan zij - alsof het raspaarden betrof - de afstamming geheel kon duiden. En zij wist te vertellen dat die-en-die volle en felkleurige geranium ooit begonnen was als petieterig afzetselke dat zij van tante zus-en-zo had meegebracht. Als stekje dus.

In haar potten met sanseveria ontdekte ze constant jonge scheuten. Die mochten een tijdje lang opkomen tot zij ze van de moederplant losscheurde om ze als afzetselke - bij ons thuis of elders - aan een zelfstandig leven te laten beginnen. Een van mijn zusjes, die al een eeuwigheid in Italië woont, doet met haar kamer- en balkonplanten hetzelfde. In die zin is zij dus een echt afzetselke van moeder.

'Ge kunt wel zien van wie gij 'n afzetselke bent', zei ma wanneer zij voor het eerst iemand ontmoette van wie zij (een van) de ouders kende. Zag zij geen gelijkenis, dan leek die persoon net zoveel op de verwekker/verwekster 'as m'n kont op 'n kùmmeke soep'. 'Onechte' kinderen-van-koninklijken-bloede waren ook afzetselkes. In haar keuze van dat woord binnen die context vond ik altijd iets doorklinken wat het midden hield tussen vergoelijking en minachting. Zo zou zij zeker ook gesproken hebben over 'de jong' van prins Albert van Monaco, die de teller voor afzetselkes inmiddels op drie heeft staan.

In onze familie komt een aantal voornamen frequent voor. Om verwarring tegen te gaan, worden respectievelijke afzetselkes voorzien van een onderscheidend predicaat. Binnen moeders tak ben ik Harry van tante Riek, ter onderscheiding van Harry van ome Jan, Harry van ome Louis en Harry van ome Harry. Er is ook nog een Harry van tante Toos. Geen volle neef, maar een oom.

En al die afzetselkes zitten in elkaars gezelschap te verklaren van wie ze welke trekjes hebben. Zwaar op de hand zijn, van een glaasje bier houden, veel te vroeg op een afspraak komen: we weten het altemaal precies te traceren. Het gezelschapsspel heet 'Hedde gij dè toch ok'. In sommige gevallen werkt dat zeer opluchtend. Je zult maar opgroeien zonder medespelers om je heen. Voor je het weet, praat je jezelf een afwijking aan. Moet je in therapie.

In de bewoordingen van ma was mijn pa 'n keuleke vuur'. Hij lag nooit met kouwe voeten in bed en dat heb ik dus van hem. Altijd een deken minder nodig dan naast mij. Zelf herken ik tussen mijn hebbelijk- en onhebbelijkheden ook een tweetal neigingen die ik gemakshalve mijn opa in de schoenen schuif. 'Soms slaat het immers een generatie over', heet dat bij ons thuis. Geconstateerde aanvechtingen ervaar ik zelf als 'wel prettig' terwijl ze maatschappelijk gezien discutabel zijn. Wat te doen? Roepen dat ze me zo maar moeten nemen? Da’k daar nou eenmaal mee ‘aangemaakt’ ben? En er niks aan kan doen?

Dat heb je zo met afzetselkes, want die vormen een voortzetting. Gelukkig wel met de mogelijkheid - al is deze slechts marginaal - om binnen die voortgaande lijn een eigen wending aan te brengen. Niet helemaal voorbestemd en geprogrammeerd dus door brein, genen of ervaring. Gewoon maar doen, als ik dat wil proberen. Al lijken geraniums en sanseverias steeds weer op geraniums en sanseverias, ik kan die van mij op zijn minst ook in de zon zetten.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten