donderdag 26 december 2013

Brabo (6); bekant

Bekant. Dit woord ligt me als zuiderling zo in de mond bestorven, dat ik me in 'neutraal' gezelschap moet inhouden anders floept het er zomaar uit. 'Bijna', hoor ik me dan zeggen. 'We zijn er bijna'. Thuis wordt dat vanzelfsprekend 'bekant'. Alsof richting Maasbrug automatisch in mijn kop een taalknop om gaat. Overigens is dit woord ook bekend op plekken in Zuid-Holland.

Zoals bijna alle woorden uit een dialect of regionale taal heeft ook 'bekant' een geschiedenis. Als in de middeleeuwen iemand aangaf dat hij er bijna was, dus met andere woorden aan de rand of aan de kant van 'iets' gearriveerd was, dan heette dat 'bi cant'. Zo'n persoon was er dus bijna, met andere woorden.

Veel woorden hebben de weg naar het Algemeen Nederlands niet gevonden. 'Bi cant' niet, 'bi na' wel. 'Schoonbroer', haalde het ook niet. 'Mondfiat' evenmin.

Curieus vind ik 'de mijnese'. Als ‘possessiefconstructie’ ook buiten de algemene omgangstaal gebleven. Is het kindertaal? Het lijkt te gaan om een opmerkelijke verbuiging of wellicht beter samenstelling (mijn+se/z’n) van het bezittelijk voornaamwoord 'mijn' bij zelfstandig gebruik. In het Algemeen Nederlands zou je zeggen: 'Nee dat is niet jouw handschoen, dat is de mijne'. Ik gebruik in zo'n geval 'dat is de mijnese'. Gaat het om twee exemplaren, dat wordt het: 'Afblijve nondeju: dè zijn de mijnese'. Ligt de eigendom anders, dan heb je ook 'de jouwese' en de 'uwese'. Tegenwoordig zouden 'mijnese & jouwese' in het Algemeen Nederlands van jongeren aan populariteit winnen.

'Uwese' is verbonden met ‘uwes’, de beleefdheidsvorm enkel- en meervoud ' die naar het zich laat aanzien buiten Den Bosch niet meer voorkiomt. Het is een relict van Uw Edeles, de tweede naamval van het voorname Uw Edele, kortweg Uwé. Sara Burgerhart staat er stijf van. Op enig moment kon (in het Bosch) de genitief 'uwes' in alle naamvallen gebruikt worden. Zo hoorde ik mij op een dag aan mijn vader vragen: 'Heet uwes uwes jèske bij uwes thuis laote hange?'. Ook grammaticaal correct zou bij een volle kapstok de vraag kunnen zijn: 'Is di de uwese?' Met als mogelijke reactie: 'Als het de jouwese nie is, moet het de mijnese wel zijn'.

De vorm 'de hemmese' heb ik nog niet genoteerd  in  het Bosch. Wel gebruikelijk is 'de hemme': 'Neeje, dè's mijnen auto nie, dè is d'n hemme'. Die van hem dus. Waarbij de bezitsrelatie ook geformuleerd kan worden met: 'Dè's hemme jas/hemmen auto' of 'Dè's hem z'nne jas/hem z'nnen auto'. (Overigens is die eind-n ook een interessante zaak.)

Mocht die ‘hem’ uit het laatste voorbeeld toevallig Piet heten, dan mogen de constructies ‘Piete jas’ en ‘Piete-n-auto’ ook nog.

'D'r viel zonnen bak majem dè'k hemme bruur zô lang mar uwese jas heb geleend, want de mijnese kon'k zô gauw nie veinde'. Het klinkt bekant Nederlands.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten