zaterdag 10 februari 2018

De man op de keukentrap

Viert een echte Bosschenaar van jongs af aan carnaval? Het lijkt er wel op, afgaande op de talrijke foto’s die binnen het thema van dit jaar op Facebook verschijnen. Uiteraard zijn er ook echte soortgenoten die zonder dit feest kunnen.

Zestig jaar geleden werd in de Bossche parochiekerk van het H. Sacrament het ‘Ons Heer’ uitgestald gedurende de carnaval. De gelovigen werden uitgenodigd om tijdens de drie feestdagen te komen bidden voor de zielen die in een blauwe kiel naar de verdommenis gingen. Als jongen van 11 kende ik al jaren de spanning die er in Oeteldonk was tussen geloof en leut, iets wat me er niet van weerhield om met klasgenoot Guus steeds weer de stad in te trekken. Elders op Bolduque heb ik al eens beschreven hoe we een keer als mènnekes zelfs in een bordeel terecht kwamen en daarbij onze zieltjes nog wit hielden, ook nog ook nog. (Nieuwsgierig? klik op bordeel)

In 2018 is de relatie tussen carnaval en kerk afwezig, hoewel sommige feestneuzen roepen dat het Oeteldonkse festijn op zondagmorgen moet starten in de St.-Jan. Die lieden zijn kort van memorie. Of domweg te jong. Een bezoek aan het carnavalsmuseum zal de kennislacune snel wegwerken. In het oorspronkelijke carnaval werden hooggeplaatste lieden, waaronder vertegenwoordigers van de clerus, juist op de hak genomen! Van dat laatste vind je nog de nodige sporen terug tijdens de volkse Intocht van de Prins.

Waarom vieren we nu nog carnaval? Ik dacht het al die jaren te weten: voor de humor en de klets. Oeverloos zwetsen is niet zo vreselijk ingewikkeld. En ik kom nog steeds met veel plezier feestgangers tegen die de moeite doen om ‘de grap’ elk jaar weer een nieuwe invulling geven. Bijvoorbeeld tijdens de In- en Optocht, Poemiek en Jankbokaal, bij de scherpte van de Klètsavonden, in de fantasie van de meziekskes, met Piep ende Blaoslust als lichtend voorbeeld. ‘Allenig’ kan ook. Neem nou die vent die met een keukentrap Plaats Royaal binnenkwam. Hij zette dat ding in het midden uit, klom erop, keek rond en riep: ‘Hier ziej ik d’r ok al nie, nondeju’. Waarna hij met ingeklapte trap naar de volgende kroeg ging. Paljas. Prachtig. Pretentieloos.

Dit kleinood vormt een contrast met de humor die gezocht wordt in bepaalde ‘evenementen’ die onderdeel zijn geworden van de aan- en uitbouw rond de drie dagen. Zeker als die activiteiten massaal zijn en geen voeding hebben in de creatieve zijde van carnaval. Dan hoef je er alleen maar te zijn. Net zoals bij Koningsnacht. Zo kun je de wenkbrauwen optrekken bij de 'traditie' (sinds 2011) van een uitgesponnen 11-11-viering. Of bij de netwerkbijeenkomst van Bossche Businessclubs waarvoor op donderdagmorgen (vóór carnaval) de publieke ruimte van de Korte Putstraat een aantal uren alleen toegankelijk is voor kaarthouders. 

Carnaval dient - behalve voor kastelein & kok - geen zakelijk oogmerk. Het bestaat om zichzelf. Carnaval wortelt in scherts, onzin en elkaar een spiegel voorhouden. Wordt die levenslijn doorgesneden, dan blijft niet meer over dan het feesten om ... om wat? Misschien om de mateloze verveling weg te duwen? Er staan steeds minder wegwijzers om ons heen, want kerk, overheid, school, verenigingsleven boeten als richtinggevende instanties aan waarde in. Nu wij mensen zelf voor een zinvolle invulling van het leven moeten zorgen, blijkt dat niet mee te vallen. Je ontkomt bovendien nauwelijks aan de onszelf opgelegde verplichting om te genieten. Dus wordt het lichaam bij zoveel mogelijk gelegenheden gelaafd in de hoop de ziel te zalven. 

Carnaval lijkt een moment geworden om ons eraan te herinneren dat onze onschuld onderweg is ingehaald door de tijd. Wie ‘het hart nog in zijn donder heeft’ en de grap zoekt, viert ‘heimwee’. Dinsdagnacht wordt er niet gejankt omdat het feest van de humor en de pretentieloosheid voorbij is. De tranen rollen omdat we elkaar vanaf woensdag niet meer argeloos kunnen ontmoeten. De keukentrap gaat weer voor een jaar het hok in.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten