Deze tekst verscheen op 25 februari als column in de rubriek 'Onder de Boschboom' van de Bossche Omroep. Het is een samenvatting van de blog die ik een paar dagen voor carnaval gepost heb op mijn bolduque.blogspot.com, waar 'De man op de keukentrap' een flink aantal lezers kreeg. Die belangstelling leidde tot de ingekorte 'doorplaatsing' in de zondagskrant voor Den Bosch e.o.
Zestig jaar geleden stond in onze parochiekerk ‘Ons Heer’ uitgestald
gedurende de carnaval. Gelovigen konden bidden voor de zielen die in een blauwe
kiel naar de verdommenis gingen. Als jongen van 11 kende ik de spanning in
Oeteldonk tussen geloof en leut, wat ons ‘mannekes’ niet weg hield uit de
binnenstad.
Tegenwoordig is de relatie tussen carnaval en kerk ‘dunnetjes’, hoewel
sommige feestneuzen roepen dat het festijn zondag moet starten in de St.-Jan.
Ze zijn kort van memorie. Of domweg te jong. Het oorspronkelijke carnaval nam
hooggeplaatste lieden, kerkdienaren incluis, juist op de hak. Je vindt dit nog
terug bij de volkse Intocht.
Waarom nu dan nog carnaval? Ik dacht het ‘van keinds af’ te weten: voor de
humor en de klets. Dat laatste is geen kunst. En ik ontmoet nog steeds
feestgangers die ‘de grap’ elk jaar weer een nieuwe invulling geven.
Bijvoorbeeld tijdens In- en Optocht, Poemiek en Jankbokaal, bij de scherpte van
de Klètsavonden, in de fantasie van de meziekskes. Of ‘allenig’. Zoals de vent
die met een keukentrap Plaats Royaal binnenkwam, dat ding in het midden
uitzette, erop klom, rondkeek en riep: ‘Hier ziej ik d’r ok al nie, nondeju’.
Met ingeklapt attribuut ging hij naar de volgende kroeg. Paljas. Prachtig.
Pretentieloos.
Een contrast, dit kleinood, met de humor in bepaalde ‘evenementen’ die de
driedaagse zouden opwarmen. Zeker als die activiteiten massaal zijn en geen
voeding hebben in de creatieve zijde van carnaval. Dan hoef je er alleen maar
te zijn. Net zoals bij Koningsnacht. Zo kun je de wenkbrauwen optrekken bij de
'traditie' (sinds 2011) van een uitgesponnen 11-11-viering. Of bij de
netwerkbijeenkomst van Bossche Businessclubs waarvoor op donderdagmorgen (vóór
carnaval) de publieke ruimte van de Korte Putstraat een aantal uren alleen
toegankelijk is voor kaarthouders.
Carnaval dient - behalve voor kastelein & kok - geen zakelijk oogmerk.
Carnaval wortelt in scherts, onzin en elkaar een spiegel voorhouden. Zonder die
levenslijn rest niet meer dan het feesten om ... om wat? Misschien om de
mateloze verveling weg te duwen? Nu wegwijzers om ons heen verdwijnen – omdat
kerk, overheid, school, verenigingsleven als richtinggevende instanties aan
waarde inboeten – gaan we zelf voor een zinvol leven zorgen. Die invulling valt
niet mee. Bovendien moeten we doorlopend genieten. Dus wordt het lichaam bij
zoveel mogelijk gelegenheden gelaafd in de hoop de ziel te zalven.
Carnaval lijkt een moment geworden om ons eraan te herinneren dat onze
onschuld onderweg is ingehaald door de tijd. Wie de grap zoekt, viert
‘heimwee’. Carnavalsdinsdagnacht werd niet gejankt omdat het feest van humor en
pretentieloosheid voorbij was. De tranen rolden omdat we elkaar vanaf
Aswoensdag niet meer argeloos kunnen ontmoeten. De keukentrap staat weer tot 3
maart 2019 in het hok.
De uitgebreidere versie staat hier: klik
De uitgebreidere versie staat hier: klik
Geen opmerkingen:
Een reactie posten