Hoe komen we aan zo’n
woord? Het Bosch Woordenboek biedt geen informatie. Opmerkelijk, want zoals de
lezer van de eerdergenoemde Bossche tekst kan begrijpen, moet het horen tot het
taaleigen van mijn stad. Dus verder bladeren, waarbij blijkt dat verschillende
onderzoekers zich aan een verklaring hebben gewaagd. Echt veel uiteen lopen de
lezingen niet en hier volg ik die van de grote Brabantse prof. Toon Weijnen in
zijn Etymologisch Dialectwoordenboek. Hij geeft vindplaatsen aan voor de varianten
‘preut, prot, brot’ in Brabant, Oost-Vlaanderen, Groningen en Noord-Holland.
Hij legt een verband met
koffiedik dat behalve ‘prut’ ook ‘preut’
heet. In mijn jeugd stond koffiedik op zeer laag vuur te ‘pruttelen, of zoals
Weijen schrijft: te ‘preutelen’. Dat koffiedik was een weke massa van waaruit ‘plofjes’
klonken. Waarna die zachte substantie dus ‘preut’ ging heten. Een volgende stap
zou zijn geweest om ook andere weke delen met dat woord te omschrijven. Voor
het woord ‘trut’ wordt eenzelfde verklaring gegeven door etymologen.
En wie nou denkt, ‘wat
een gemeut’, bedoelt ‘wat een geklets’. Dit woord staat wel in Het Bosch
Woordenboek. Meuten is kletsen. Los van wat het in Markelo betekent, is meuten geklets
in verschillende betekenisvarianten. ‘Lig
nie te meute mens’ betekent in het Bosch – en andere thuistalen – ‘zeur niet
mens’. Waarbij ‘mens’ een man of vrouw kan zijn. Iemand die oeverloos kan
ouwehoeren, is ook aan het meuten. Klinkt dus iets positiever. Meuten kan zelfs
ook gehanteerd worden om aan te geven dat iemand grappig uit de hoek kan komen.
Een meuter is ’n meut’ wanneer het een
vrouw betreft, en ‘nne meut’ voor een manspersoon. En misschien denkt de lezer na dit verhaal
wel: ‘wenne meut, dieje mens’.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten