Mijn dialect blijft
boeien. Zoals bij elke andere taal, is er voor elk verschijnsel een verklaring.
Voor de klankrijkdom, voor woordvorm en -volgorde en -betekenis. Niet dat die
verklaring altijd voor de hand liggend is.
Zo heb ik er lang over gedaan om de
‘essesair’ die bij ons in de kamer stond, thuis te brengen. Kapucijners en hauwkes leverden minder problemen op. Naar ‘mondfiat’ ben ik - ondanks allerlei getheoretiseer - nog steeds op zoek. 'Kulleke' (lief jong kind, meestal meisje) staat op mijn lijstje 'etymologie'.
Daarop heb ik ‘drieten’ uiteindelijk afgevinkt. Driten, dreet, gedreten: zijn
behoefte doen, volgens de Middelnederlandse Spraakkunst (1969). Ze zeiden het
al zeven eeuwen of langer geleden. Mij pa kende het ook. Jaren speelde ik met
de mogelijkheid dat hij een hier in onbruik geraakt en daarmee een ‘vergeten
woord’ bewaard had in het reservaat van zijn Bossche taal. Want pa bleek de
enige vindplaats; nergens anders in het Bosch trof ik – vastgelegd in reacties
op vragenlijsten of op mijn interviewbandrecorder – dit ‘drieten’ aan.
Had hij het dan elders gehaald? Toen ik me die vraag stelde, was mijn vader inmiddels overleden. Ik ben nu geneigd te zeggen dat hij het meenam vanuit de periode vóór 1925 waarin hij als adolescent in het oosten van Nederland werkte. In De Steeg, gelegen in oostelijk Gelders gebied waar ‘drieten’ nog steeds gebruikt wordt. In een aantal aspecten lijk ik op mijn vader. Ook ik ga ’s morgens - voorzien van de ochtendkrant – naar het toilet met de woorden: ‘Ik ga eens lekker drieten’. Een importwoord. Een export- eigenlijk ook best.
Had hij het dan elders gehaald? Toen ik me die vraag stelde, was mijn vader inmiddels overleden. Ik ben nu geneigd te zeggen dat hij het meenam vanuit de periode vóór 1925 waarin hij als adolescent in het oosten van Nederland werkte. In De Steeg, gelegen in oostelijk Gelders gebied waar ‘drieten’ nog steeds gebruikt wordt. In een aantal aspecten lijk ik op mijn vader. Ook ik ga ’s morgens - voorzien van de ochtendkrant – naar het toilet met de woorden: ‘Ik ga eens lekker drieten’. Een importwoord. Een export- eigenlijk ook best.
Iemand kan in mijn
thuistaal ‘In de grauwe bonen lopen’. Zo van: ‘Ontzie Herman de eerste tijd:
hij loopt in de grauwe bonen’. Dan is Herman er om de een of andere reden er
tijdelijk met zijn hersens niet helemaal bij. Als dit jezelf geldt, dat
vertrek je van huis zonder boodschappenbriefje, sta je in de winkel zonder dat
handige papiertje en zeg je ‘Loop ik nou zó in de grauwe bonen dat ik zelfs dat
vergeet?’ Van vroegtijdige vergeetachtigheid is veelal geen sprake. Als de
boodschapper weer geestelijk op scherp staat, zijn de grauwe bonen ver weg.
Grauwe bonen lijken na enig zoekwerk niet te bestaan. Wel grauwe erwten, of rozijnerwten. Vaak verwisseld met kapucijners (velderwten, raasdonders). ‘Vaalgrijs’, heten ze te zijn. Erwten dus, en geen bonen. Lange tijd geen idee gehad waar ik de herkomst van deze uitdrukking zou kunnen vinden. Dat zat me dwars. Jaren. En als ik me daartegen niet verzet had, dan was ik wellicht ‘ in m’n lellen geslagen’. Zover is het gelukkig niet echt gekomen. Totdat het tegendeel bewezen is, beschouw ik dat grauwe bonengeloop als een variant van ‘in de bonen zijn’. Van Dale Etymologisch woordenboek (1997) zegt: ‘De uitdrukking in de bonen zijn [het spoor bijster zijn] berust op het volksgeloof dat een veld bloeiende grote bonen iemands hersens aantast’.
‘In mijn lellen geslagen’? Mijn
meelezende zussen zullen ook deze uitdrukking herkennen. Het betekent zo veel
als ‘Ik ben geraakt’. Emotioneel geraakt en voorlopig teruggetrokken, stillekes
en bezig om mentaal weer op krachten te komen. ‘Lam geslagen’, zegt Het Bosch
Woordenboek (2009). Wat zijn die ‘lellen’? Slappe neerhangende stukje vlees of
vel, zoals datzelfde boek aangeeft? Vind ik voorlopig niet overtuigend. Wie het
weet, mag het zeggen. Of liever schrijven.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten