donderdag 13 november 2014

Bossche ziel (4); studie en openluchtmuseum

Den Bosch is voor velen een interessant studieobject. En dan vooral de glorietijd der vestingstad. Die belangstelling reikt verder dan een uitgave als ‘Den Bosch in oude ansichtkaarten’. Wie binnen de gemeente ter wereld komt, wordt gemakkelijk geconfronteerd met de onderzoekende belangstelling voor ‘onze’ geschiedenis. Een ‘confrontatie’ via het werk van individuele wroeters, of via de opbrengst van instanties en verenigingen. Als voorbeeld hiervan kwam in voorgaande blogs ‘op zoek naar de Bossche ziel’, de Kring Vrienden van ’s-Hertogenbosch al aan bod, die op een breed front speurwerk verricht én bevindingen rapporteert aan de burgerij. Sinds enige tijd doet zij dat laatste ook in het blad ‘Bossche Kringen’, waarin ook het onderzoek doorloopt van de voormalige uitgave ‘Bossche Bladen’.

Tot voor een aantal jaren liep er een nauwelijks weg te denken stroom van boeken over allerlei onderwerpen. Met name via boekhandel Heinen vonden die hun weg naar belangstellende lezers. Tien jaar geleden vernam ik tijdens een werkbespreking rond opgravingen in Vleuten-De Meern ‘Hoe jaloers de stad Utrecht was op wat Brabants hoofdstad wist uit te geven over de lokale historie’. De bron voor die uitgeefdrift lijkt nu zo goed als opgedroogd. Niet dat er geen auteurs meer te porren zijn: de fondsen zijn moelijker te vinden. Potentiele schrijvers en andere vorsers blijven evenwel hun bevindingen presenteren via de cursus Boschlogie, tijdens lezingen, via activiteiten vanuit het Stadsarchief, de BAM, Jheronimus Bosch Artcenter, e.a. Inwoners die geen zin hebben om te lezen of om naar een presentatie te luisteren, kunnen bijvoorbeeld ook naar de drijvende Boschparade gaan kijken. Ook een aantrekkelijke manier om in het verleden te duiken.

Ongetwijfeld is deze lijst veel langer te maken. Waar het om gaat, is dat de geschiedenis van de stad niet zozeer voor het oprapen ligt, als wel gemakkelijk aan te raken (b)lijkt. Steeds weer. En zo moet je nu werkelijk van een andere wereld komen, als je de gedeeltelijke ‘herontwikkeling’ van de stadsmuur tegenover de Casinotuin niet ziet. Die herbouw staat los van de discussie over de wenselijkheid van de aanpalende autostalling of de keuze van de uiteindelijke naam.

Recentelijk vonden jongeren de binnenstad ‘een openluchtmuseum voor bejaarden’. Ze bedoelden ermee dat er voor hun leeftijdscategorie weinig te beleven valt. In elk geval kozen de jeugdige zegslieden voor een kwalificatie met ‘museum’ erin. ‘Ouwe meuk’ was bedenkelijker i.c. cultuurmagerder geweest.

Is belangstelling van de historie van de eigen stad typisch Bosch? Op zich niet. Wel blijkt een wachtlijstrijke cursus Boschlogie een uniek voorbeeld in ons land van cultuureducatie. Er is zelfs een onderdeel Jeubo: Jeugdboschlogie. Ook (nieuwe) raadsleden en ambtenaren kunnen er binnen Rambo een maatgesneden inwijdingsmodule volgen. Laten we zeggen dat in Den Bosch een bovengemiddelde inspanning bestaat voor de studie van de lokale geschiedenis en voor de kennisverspreiding. Vaak wordt die inspanning verricht door ‘vrijwilligers’, die ik graag liefkozend ‘gèk van de stad’ noem.

Een effect van al die inspanning is dat de kennis en de bewondering bijdragen aan een voorzichtigheid voor het cultureel erfgoed die zich met enige regelmaat vertaalt in behoudzucht. Deze zit vernieuwing in de weg en zet de discussie tussen de onverzettelijken en de rekkelijken op scherp. Een prachtig voorbeeld hiervan is de discussie over de herinrichting van de Markt met puthuis en Mariakapelletje. Of de vraag of de Vughterpoort weer terug moet komen. Voor de een belangrijke stap in het zichtbaar maken van het gedeelde verleden, voor de andere een poging tot vertrutting en vereftelingisering van de binnenstad.

Is de felheid waarmee discussies over afbraak, behoud en historiserend bouwen gevoerd wordt van invloed op de rijping van de ‘Bossche ziel’? Ongetwijfeld. Twintig jaar geleden noemden jongere bewoners Den Bosch nog wat vlakjes ‘De stad van ons moeder’. Inmiddels laten ze die ‘trouwe ziel van huis en haard’ met respect resideren in een museaal opluchtbejaardenhuis.


(wordt vervolgd)

Geen opmerkingen:

Een reactie posten