In Den Bosch wordt veel
studie verricht over Den Bosch. Vooral over de geschiedenis van de stad, zoals
hiervoor aangegeven. Daarmee is niet gezegd dat het historisch besef tot in de
fijnste haarvaten van de lokale samenleving doorgedrongen is.
Zelf kom ik uit een gezin
met een vader die – bij wijze van spreken – met eigen hand de stad nog had
staan te verdedigen tegen de belegerende republikeinen. In 1629, wel te
verstaan. Nadat de Spaanse koning Filips IV afstand had moeten doen en Frederik
Hendrik van Oranje hier de wettig heer werd, ging het eeuwen minder met de
voormalige Moerasdraak. Wat mijn pa vooral stak, was dat in zijn (en later ook
in mijn) jeugd, de betere banen bij openbare bedrijven vaak nog steeds in
handen waren van (import-)protestanten. Ik heb die bewering van hem en van een
aantal ooms evenwel nooit door cijfers gestaafd gezien: voor pa leek het in elk
geval zo. Daarnaast wilde hij dat katholieke Brabanders, zeker uit de
arbeidersklasse, de kans kregen om ‘door te leren’. Dat hoorde ik hem op veel
plaatsen zeggen, bijvoorbeeld als ik met hem meeging wanneer hij deur aan deur
collecteerde voor een katholiek studiefonds. Al was de Roomse kerk al lang weer
‘gerestaureerd’: de katholieke jeugd uit ‘gewone huishoudens’ had recht op een
universitaire opleiding aan een katholieke universiteit.
Dat (katholiek) Brabant –
en daarmee dus ook Den Bosch – zo in de versukkeling geraakt was en moest
werken om geƫmancipeerd te raken, was allemaal de schuld van die Frederik
Hendrik van Oranje. Het verhaal kent uiteraard de nodige nuances.
Tegelijkertijd heeft het promotieonderzoek van Leo Adriaenssens (2007)
inmiddels wel duidelijk gemaakt dat die ‘stedendwinger’ geen haar beter was dan
Alva.
1629 is voor een aantal
Bosschenaren een litteken op de ziel geworden. Nou ja, een merkteken. Een
belangrijk jaartal waarvan letterlijk nog de sporen in de binnenstad terug te
vinden zijn. Voor wie er oog voor heeft. Voor een aantal getuigenissen verwijs
ik naar de eerdere blogs.
Pa vertelde graag over
zijn stad, waarbij 1629 een belangrijk onderwerp was, naast dat van de
katholieke arbeidersbeweging. Dat eerste heb ik van hem overgenomen. (Gelukkig
voor pa wist Frans van Gaal hem te vinden in het kader van zijn
promotieonderzoek dat in 1989 verscheen onder de titel ‘Socialisme en
zelfstandige arbeidersbeweging in ’s-Hertogenbosch 1886-1923: over organisatie
en mentaliteit’.) Ondanks alle algemene en specialistische kennis over Den
Bosch die bij de inwoners aanwezig is, verbaast het me steeds opnieuw dat er
toch nog gepatenteerde Bosschenaren blijken rond te lopen bij wie 1629 een
zwart gat moet zijn. Zo werd in 2007 ter gelegenheid van haar verjaardag de
toenmalige koningin Beatrix in de stad welkom geheten door Frederik Hendrik. Op
dit moment vaart er een salonboot rond – van de Kring Vrienden van
’s-Hertogenbosch nota bene – die ook naar dat heerschap vernoemd is. Veel
gekker moet het niet worden.
Is de ‘Bossche ziel’, zo
deze al zou bestaan, ondanks alle studiezin in de stad, met dit verhaal nu
getypeerd als ruimhartig, luchthartig, of gewoon als onbenullig?
(wordt vervolgd)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten