maandag 24 november 2014

De Bossche ziel (7); de lijdende ziel

Voortgekomen uit een religieuze context is carnaval een festijn waarin het leven een aantal dagen op zijn kop gezet wordt. De deelnemers zijn narren die een loop nemen met de machtsverhoudingen van alledag. De rol van de kerk is inmiddels verdwenen; de vastentijd die op de carnavalsdagen volgt, is geen realiteit meer. Wat blijft zijn de narren. Plus - binnen een in 3 x 24 uur afgepaald machtsvacuüm - het spel.

Dit laatste krijgt sinds 1882 in Den Bosch vorm binnen het imaginaire dorp Oeteldonk. De bezielende en structurerende partij achter die verbeelding is sinds genoemd jaar de Oeteldonkse Club (OC). In principe gaat het hierbij om een faciliterende organisatie die de motor vormt achter de feestelijkheden. Een club met maar één pretentie: de organisatie van een geslaagd feest mét iedereen en vóór iedereen. Voor het Oeteldonkse leut is de OC een ‘conditio sine qua non’.

Overigens was er een periode (tussen 1968 en 2004) dat de OC niet alle betrokkenen vertegenwoordigde. De ‘clubkes’ hadden zich afgescheiden dan wel gebundeld in de Federatie van carnavalsverenigingen’: de OC werd als te elitair beschouwd. Meer Oeteldunk dan Oeteldonk, om een woordspeling van Toon Berkelmans (uit Helvoirt) te gebruiken. Na het nodige gepraat, gemasseer en gedemocratiseer wisten partijen elkaar uiteindelijk weer te vinden.

Zowel binnen de OC als in de periferie van de club zijn veel vrijwilligers actief. Belangeloos vormen ze de ruggengraat van het festijn. Het is in deze omgeving dat de vierders gezocht kunnen worden die hangen aan de eerdergenoemde blauw- en zwartgekleurde kledingcode. En aan Prins, Peer en andere gangmakers. Onder deze Oeteldonkers lijkt de beleving van carnaval, in casu van Oeteldonk steeds meer een magische lading te krijgen. Oeteldonk als 'Magical  mystery tour'.

Die magie wordt op verschillende manieren geuit. Opmerkelijk binnen de ‘betoverende’ werking van het feest is de opmars van kwalificaties als ‘kiepevel’ en ‘emosie’. De inhoud van deze begrippen laat zich moeilijk omschrijven. Ze bewegen zich eerder op het niveau van het gevoel dan van de rede. De definitie ‘Carnaval is emosie’ duikt meer en meer op. Is dat een verklaring ‘nec plus ultra?’: eentje die geen verdere toelichting behoeft? Een tendens overigens die in de pas lijkt te lopen met de buiten-Oeteldonkse i.c. Nederlandse samenleving. Zo zet het Brabants Dagblad reeds jaren dagelijks als bladvulling op de pagina met overlijdensadvertenties een vage illustratie met de woorden ‘Wat blijft is de emotie’.

Om welke emotie gaat het in beide gevallen? Om dezelfde die een eerder dit jaar falende wethouder uitte toen hij na afloop van de nodige kritiek zei ‘Ik werd er emotioneel van’? Of die van de voetbalvandaal die, nadat hij over het stadionhek was geklommen om een donkergekleurde keeper tegen zijn kop te trappen, de hem voor de rechtszaak toegewezen advocaat hoorde zeggen ‘Mijn cliënt was geëmotioneerd nadat hij die middag hoorde dat zijn ouders gaan scheiden?’ ‘Emosie’ is zo een passe-partout. Een verklaring voor alles. Een excuus ook. Sanctie noch discussie mogelijk. Dat laatste lijkt alleen al ondoenlijke omdat - zoals de Spaanse filosoof Emilio Llédo aangeeft - de emoties een andere grammatica kennen als de taal- en letterkunde. De een praat vanuit het gemoed, de ander vanuit het hoofd.

‘Carnaval is emosie’ (gelardeerd met veel ‘kiepevelmemènte’) past bij de beleving van Oeteldonk als een magisch verbond waarin, zoals hoogleraar bestuurskunde P.H.A. Frissen in ‘De fatale staat’ (2013) over het gewenste Nederland aangeeft, ‘het bereiken van het goede leven’ mogelijk is. Geredeneerd vanuit die optiek vormt het tijdelijke carnavalsdorp een maatschappij waarin alleen gelijken rondlopen. Een samenleving of geestestoestand die zich buiten de heersende orde van alledag afspeelt. In die externe heersende orde maakt de 'diplomademocratie' de dienst uit, terwijl in Oeteldonk niet iemands opleiding bepalend is. In dat ideale dorp geldt immers als enige verdienste het vermogen om samen met anderen de verbroedering te verwezenlijken. Een samensmelting waarin gedeeld kippenvel en verbindende emotie een bijna religieuze lading krijgen. Met als verlossend en belonend perspectief: 'eenmaal zijn we allemaal samen'.

Oeteldonk is geen populistische beweging. Eerder lijkt er sprake te zijn van een maatschappelijk zijweg. Van een vorm van escapisme dan wel illusie waarvan de tijd op carnavalsdinsdag om middernacht zonder pardon opgesoupeerd is. De wetenschap bij de vierders dat zij om klokslag 24.00 uur weer teruggeworpen worden in die andere, niet-ideale wereld waarop chaos een steeds grotere greep krijgt, geeft een verweesd gevoel. En zet aan tot tranen bij de begrafenis van Knillis. Carnaval blijkt niet langer een spel: er is sprake van een serieus toneel waarin de actoren het spel beleven als het werkelijke gewenste leven. Met een lijdende Bossche ziel als gevolg wanneer het sprookje voorbij is. En er tussen alle confetti geen glazen muiltje achterblijft op de Markt.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten