‘We hebben de kunst om
niet aan de waarheid te sterven’. Nietzsche. Dit is het commentaar van Mirjam
op de blog ‘Rijping’. Van haar siert sinds deze zomer een beeld ons huis.
‘Verzacht het ook?’, schrijf ik op Facebook. Vrijdag 13 november vult dan al
dagen het nieuws. De aanslagen in Parijs hebben een lange en indringende echo.
Ze antwoordt: ‘Kunst kleurt, verzacht en verrijkt het leven’. Escapisme,
troost, optimisme? Ik moet de context opzoeken waarin Nietzsche deze uitspraak
heeft gedaan.
Allerlei deskundigen
worden erbij gehaald om voor de duiding de gecoördineerde aanval. Zeker is dat
het geval in de Spaanse krant El País; misschien omdat Spanje een bloederige
jonge optelsom kent van terroristische aanslagen. Eerst door de ETA, meer
recentelijk door mohammedaanse extremisten. De experts proberen vanuit hun
invalshoek de achtergrond van de haat te verklaren waarmee de daders zich tegen
Frankrijk i.c. het westen richten. Een geïnterviewde is Alí Ahmed Said Ésber
(85). Hij ontvluchtte Syrië in 1956. Zijn gastland Libanon bleek in 1986 ook
niet langer veilig en sindsdien woont hij in Parijs. Onder de naam Adonis is
hij uitgegroeid tot een van de grote Arabische dichters, lees ik in de krant.
‘ISIS heeft een marge weten te vinden in de mentaliteit van een aantal
Arabieren die in een nihilistische denkwereld leven’. Hij pleit ervoor om eerst
en vooral de cultuur aan te pakken waarin de nietsontziende denkbeelden kunnen
ontstaan. Een cultuur die gevoed wordt door een weinig kansrijke omgeving. Én
door het feit ‘dat binnen de Arabische wereld het onderscheid niet gemaakt is
tussen geloof en politiek’. Ik denk aan de christelijke wereld ten tijde van de
Kruistochten. Of in tijd wat dichterbij: Noord-Ierland.
Psychiater en antropoloog
Richard Rechtman, expert op het gebied van ‘het mechanisme der haat’ haakt aan
bij die negatieve omgeving ‘waarin het niet te voorspellen is wie de stap zet
naar het extremisme’. Farhad Khosrokhavar, onderzoeker in Parijs zegt: ‘Een van
oorsprong sociaal probleem wordt er een van religieuze en culturele aard.
Mensen die de maatschappij haten en hun afwijzing omzetten in een radicale
versie van de islam’.
Het mag duidelijk zijn
waar de oorzaak gezocht kan worden: bij een afwijzing van mohammedanen door
onze Europese maatschappij. Wat brengt deze wetenschap? Een extra inspanning
van overheid en ondernemingen om meer banen te creëren? Of een betere
opleiding?
De avond voor de aanslag
in Parijs las ik op pagina 190 van Sebastien Valkenberg ‘Op Denkles’ dat uit
onderzoek in Nederland en vijf andere Europese landen blijkt dat tweederde van
de ondervraagde moslims hun religieuze wetten belangrijker vinden dan de wetten
van de landen waarin zij leven. Deze passage uit een Duits onderzoek (2013)
herinnerde ik me uit een publicatie in de NRC. Evenals de zin uit een ander
Nederlands onderzoek (2014) dat 73% van de ondervraagde jongeren van Turkse en
Marokkaanse afkomst moslimstrijders die afreizen naar Syrië en Irak als helden
zien. Een dag later klinken uit deze bevindingen meer urgentie. En Nog sterker
op 19 november wanneer in ons land op bepaalde scholen de één minuutstilte
wordt verstoord met de kreet ‘Allah is groot’. In de beschrijving van een
tweedeling in Nederland vormen vaak financiële aspecten de meetlat. Hier is
sprake van een culturele component.
Nog een keer: wat brengt
deze wetenschap? Meer aanhang voor de PVV? Een grotere inspanning om financiële
en culturele grenzen aan te pakken? Begrip voor de kansloze jongeren of een
bevinding als: ‘Niks slachtofferrol: ze hebben zelf voor hun radicalisme
gekozen en zijn dus zonder meer verantwoordelijk voor hun daden?’
Ik probeer vooral om de
ratio aan het woord te laten bij mijn overwegingen. Een radicale opmerking is
zo gemaakt; zo’n kunst is dat nou ook weer niet. Ik kijk nog een extra keer
naar de kunst aan de muur, waarin Geert de Bruijn wellicht aanwijzingen geeft
voor een evenwichtig antwoord. Of voor verzachting.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten