In een lange aanloop die
op 8 december 2019 in Den Bosch begint, pauzedagen kent bij familie in Chalabre
(Frankrijk) en in ‘El huerto del Médico' (Guadassuar, provincie Valencia) rijden
we op 15 december de gemeente Mojácar binnen. De komende drie maanden zullen we doorbrengen in de Levante Alemeriense, het oostelijke deel van de provincie Almería.
Volgens afspraak ontmoeten we om 12.00 uur
M. en haar man bij het appartement dat we van haar voor de winter gehuurd
hebben. Het is onderdeel van een complex dat deel uitmaakt van Mojácar Playa,
een langgerekt zomervakantiedorp. Nu kun je er een kanon afschieten. In de
periode juni - september zal ook dit deel van de Costa de Almería veel
badgasten trekken. Snel blijkt dat we in deze periode de levendigheid moeten
zoeken in het havenstadje Garrucha dat op loopafstand ligt.
Echte hoogbouw is hier
niet. Toen we onderweg Benidorm passeerden, was dat anders. Het naamgevende
Mojácar zelf ligt, evenals het naburige Vera, wat kilometers het binnenland in
om vanaf een flinke hoogte de zee in de gaten te houden. In 1492 viel het
laatste Moorse rijk op het Iberisch Schiereiland, dat van Granada. In de eeuwen
daarna zouden uit Noord-Afrika piraten de kusten van dit Zuid-Europese deel
bezoeken met weinig vredige bedoelingen. Je kon ze maar beter van verre zien
aankomen om vervolgens rap de verdediging in stelling te brengen. In Mojácar
Pueblo is, net zoals we later zullen zien in Vera Pueblo, de kerk opgetrokken
als een fort.
De piratennesten in het
Noord-Afrikaanse Beberije blijken lang een plaag voor Europese handelsnaties.
De rovers worden uiteindelijk ook zelf aangevallen. Zelfs Michiel de Ruyter zou
daarbij betrokken zijn geweest. ‘I-hin een ‘blauwgeruite kiel’ zoals het lied
bezingt?
Daarmee blijven de schepen
uit Noord-Afrika nog niet definitief weg. Toen we zes jaar geleden een aantal weken in Águilas verbleven - hier zo’n 60 km noordelijker - bezochten we een
fort waarin zo’n beetje constant militairen gelegerd werden na de herbevolking
van dat stadje onder Filips IV. Tot diep in de 18de eeuw wordt aan het Castillo
de San Juan de Águilas gesleuteld. Eerder was de plek verlaten omdat de
bewoners genoeg hadden van de plunderingen. De bezetting van het fort moest de
kust bewaken tussen Vera en Mazarrón.
Het plaatsje Mojácar bezit
ook een oude versterkte plek, nu bekend als het ‘castillo’. Het voormalige Arabische
Alcázar is herkenbaar in het hoogste punt van het dit witte stadje dat we op de
middag van de Eerste Kerstdag bezoeken. Een verhaal vooraf over
‘een-en-al-souvenirwinkeltjes’ herkennen we niet. Als ‘een van Spanjes mooiste
plekjes’ is het de aandacht voor de toeristische belangstelling niet uit de weg
gegaan. Misschien hangt het hier zomers met de benen buiten; nu is het rusting.
Aangenaam rustig, terwijl het blikkert in de lekkere zon.
Zo’n 2000 voor Christus -
in de Bronstijd - wordt de heuvel voor het eerst bewoond. Vervolgens komt zo’n
beetje alles wat rond de Middellandse Zee woont, voorbij. Feniciërs,
Carthagers, Grieken, Romeinen, Arabieren en uiteindelijk ‘Spanjaarden’. De
Griekse naam Murgis-Akra wordt achtereenvolgens Moxacar, Muxacra, Mojácar. Aan
de voet van Mojácar Pueblo strekt zich nu het lange bebouwde lint van Mojácar
Playa uit. Ook in dit stille seizoen lijkt heel Europa hier in personenauto’s
langs te komen. De nummerborden geven de landen van herkomst aan. Spanje staat
uiteraard op één. Verder zijn Duitsland, Groot-Brittannië, Frankrijk en België
goed vertegenwoordigd. Er zijn ook Nederlanders. En een enkeling uit Roemenië,
Hongarije, Estland, Finland, Zweden en Noorwegen.
Na een lange reeks
overwinteringen op het eiland Tenerife (en vorig jaar een in Nieuw-Zeeland), wordt
dit verblijf in deze ‘koude’ periode op Spanjes vasteland een nieuwe ervaring
voor ons. Bovendien hebben we dit stuk aan de zuidoostkust bij eerdere
rondreizen in dit land stelselmatig overgeslagen. Waarschijnlijk omdat er
weinig aanknopingspunten te vinden zijn voor het onderzoek dat me sinds 2002
bezighoudt: de connectie tussen het voormalige hertogdom Brabant en het Iberisch
Schiereiland in de periode 1450-1648. Wat me in elk geval meteen opvalt, is de
Habsburgse dubbelkoppige adelaar in het wapen van Mojácar. Die vogel staat ook op de
houten ombouw van het puthuis op de Bossche Markt; de connectie is gemaakt.
(wordt vervolgd)
(wordt vervolgd)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten