Andalusië
is rijk aan zogeheten ‘pueblos blancos’. Ze vormen een ‘must’ voor toeristen. We
hebben er inmiddels de nodige bezocht. In het meer westelijk gelegen Sahara de
la Sierra hebben we 14 jaar geleden een tijdje in een afgelegen ‘casa rural’ mogen
verblijven. We waren de enige bewoners: ’s morgens verse eieren rapen, na het
ontbijt de bergen in, om tijdens de lome hitte van de namiddag de schaduw op te zoeken
aan en in de snelstromende beek.
Na afloop van onze
paradijselijke week legden we de sleutel in het hokje waarin we hem bij aankomst
volgens aanwijzing gevonden hadden. En zoveel tijd later op weg naar Mojácar
hadden we onlangs eenzelfde ervaring bij het veel grotere ‘casa rural’ in Guadassuar
(Valencia), de plek van waaruit we enkele dagen het waterrijke Parque Natural
Albufera bezochten. Daarover misschien later.
Uiteraard zijn die witte
dorpjes ook rijkelijk aanwezig in de provincie Almería. Een daarvan is Bédar,
en daar slenteren we doorheen op zondagmiddag 5 januari. Elke foto die je
maakt, ziet eruit als een plaatje in een reisbrochure: witte samenklonterende
pittoreske huisjes die afsteken tegen een strakblauwe lucht en overal bloeiende
klimplanten. In het perfecte plaatje herinnert een waarschuwingsbord aan het
huiselijk geweld waarvan - met name in Andalusië - elk jaar veel vrouwen
(dodelijk) slachtoffer worden.
We
bewegen ons - zoals mijn vrouw opmerkt - als de gewenste ideale reiziger uit
Ilja Pfeiffers ‘Hotel Europa’: tijdens het volgen van de route ‘Los rincones de
Bédar’ komen we niemand tegen. We lijken de unieke toerist die de ervaring met
niemand hoeft te delen.
Dit hoger gelegen stadje is prachtig: schilderachtig, goed
onderhouden, met een magnifiek uitzicht op de Middellandse Zee. ‘Het balkon van
Oost-Almería’, las ik in een Spaanse beschrijving.
Het
is dus ongemeen rustig op deze zonnige dag. In Mojácar Pueblo liepen meer
toeristen rond, toen wij daar op 25 december jl. waren. Hier zijn ze nu niet.
Het oogt ook authentieker; iets dat wij ook proberen te vinden.
Tegelijkertijd is ook in Bédar is, zoals in een aantal andere
kleine oude plaatsjes, de oorspronkelijke Spaanse bevolking een minderheid
geworden. De buitenlanders die er neergestreken zijn - hoofdzakelijk Britten -
hebben die dorpjes behoed voor leegstand of totaal verval. De opgeknapte huizen
zien er pico bello uit. De lokale politiek heeft de tekenen des tijds begrepen
en nieuwkomers een stem gegeven bij de verkiezingen. Afhankelijk van hun
wettelijke de status kunnen inwijkelingen op een kandidatenlijst komen of als
‘meepratend vertegenwoordiger’ een rol gaan spelen.
Veel
van die nieuwe bewoners - wat misprijzend ‘guiris’ genoemd - blijken in deze
tijd de feestdagen door te brengen in het land van herkomst. Dit zal bijdragen
aan de rust.
Na vandaag zullen we het stadje nog tweemaal bezoeken. Ook dan
komen we geen hond tegen, met uitzondering van een podenco die ons tijdens de
tweede wandeling tot aan de Stationsstraat nieuwsgierig zal volgen.
Stationsstraat?
Liep hier in dit verlaten oord ooit een trein dan? Onvoorstelbaar. Later, tegen
de tijd dat de amandelbomen in volle bloei staan en we hier voor de derde keer
komen, kennen we het antwoord op die vraag.
Zo
ver is het nog niet als we na onze rondwandeling langs een goede en smalle
slingerweg naar Serena rijden. Een gehucht met 40 inwoners, niet ver van Bédar.
Als snel is duidelijk dat ook in deze afgelegen worp huizen zich de nodige
buitenlanders gevestigd hebben.
Er
staat een bordje dat de weg naar een Boeddhaklooster aangeeft. De oude moskee
weten we zonder aanwijzing te vinden na een tocht te voet langs de eerste bloeiende
amandelbomen.
Het gebouw werd begin 16de eeuw een katholieke kerk. Vervolgens
kwam er een olijfolieperserij in en nu is het een ruïne. Het complex is door
een particulier te koop gezet voor €85.000. De nieuwe eigenaar is wel gehouden
aan een restauratieverplichting. De stilte is intens.
Voor
wie zou deze plek aan het eind van de wereld voldoende aantrekkingskracht
kunnen uitoefenen om het kavalje naar behoren op te knappen?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten