Deze week breng ik door op Mallorca. Mogelijk draagt de afstand tot het vaderland er toe bij dat ik extra de oren spits wanneer ik gesprekken in mijn moedertaal opvang. Opmerkelijk ook dit keer - hoewel niet ongewoon - blijkt mijn aandacht voor de zogenoemde regionale en sociale indicatoren binnen het beluisterde taalgebruik. Uit welke hoek komen die lieden? Wat zouden ze als achtergrond kunnen hebben? Opnieuw blijkt het Nederlands-in-varianten volkomen verstaanbaar.
Dat geldt zeker niet voor ‘Die Sprache der Mitte’ die in veel kleuren gerealiseerd wordt. Het complex waar de jongedame en ik verblijven, is in Zwitserse handen. Misschien ligt hierin de verklaring voor het Alemannisch dat overal opklinkt. Hoewel de klankkleur vertrouwd in het gehoor ligt, versta ik niets van het Schweizerdeutsch. Het doet net zo Duits aan als het Occitaans in de Val d'Aosta me aan het Frans doet denken. Maar daarmee kom ik geen letter verder.
Het Nederlands in de
ligweide bij het zwembad is zonneklaar. Als gezegd: veel accenten en
desondanks een open boek. Klanken uit de provincie Zuid-Holland overheersen, de provincie van de jongedame dus. Daarbij
is zeker de taal van de twintigers en dertigers doortrokken van 'zeg maar'.
Paulien Cornelisse zegt hiervan 'dat de gebruiker ermee slag om de arm houdt'. Ik noem het een verschijnsel binnen de categorie
'Zwaktaal'.
Toen ik Nederlandse
Taal- en Letterkunde studeerde - 40 jaar geleden - kwam het woord 'ergens' opzetten.
Bijvoorbeeld in uitspraken als 'Ergens heb je wel gelijk, maar ...' Prof. Piet
Paardekooper ergerde zich aan dat gedoe: ergens moest naar een traceerbare locatie verwijzen en
niet naar iets wazig-zweverigs. Hij maakte zich in die tijd onsterfelijk met de
uitspraak: 'Ergens? Ergens heb ik een steenpuist!'
Bij 'Ergens heb je
gelijk' is de spreker niet in staat om exact de punten te noemen waarmee hij
instemt. Of hij is daartoe gewoon te lui. Onverschilligheid kan ook het motief
zijn. Hoe dan ook een zwaktebod. Vandaar 'Zwaktaal'.
Later kwam 'En dan heb
ik zoiets van ...' Ook wel in de versterkte versie 'helemaal zoiets van'. Gevolgd door bijvoorbeeld 'te gek', 'nee/ja', 'wauw'. Ook een gemakkelijke en weinig exacte manier om gevoelens of
gedachtes onder woorden te brengen. Bijzonder populair en desondanks gewoon 'Zwaktaal'.
Nu is het dan 'zeg maar'.
Mooi vind ik - terwijl ik 'Wachten op geluk' van Coen Simon probeer te lezen - de formulering ‘En dan wil ik dalijk lekkah in het zoutwaterbad duikah, zeg maar’. Dat is een klein puzzeltje. ‘Zeg maar’
wordt dan wel werd normaliter gebruikt ter vergelijking. Zoals bij: ‘Het
is geen sleutel: het lijkt op zo’n ding. Dus met die sleutel ‘zeg maar’, probeer
ik de kast te openen’. De toehoorder weet dat de spreker staat te priegelen met
iets wat op een sleutel lijkt. Het is het dus niet; het lijkt erop.
Welnu, dat
zoutwaterbad is zo echt als het maar zijn kan. De jongedame en ik hebben er vanochtend zelf na wat baantjes de zilte smaak van de lippen gedoucht. Het bassin is geen fenomeen dat toevallig iets weg heeft van een 'pool', nee het ligt hier in al zijn realiteit aanlokkelijk te glinsteren in de zohonnegloed.
En je kan er zó een duik in nemen. Of bedoelt de spreekster dat ze niet zal
duiken aangezien dat verboden is, en dus - zeg maar - springt? Het is me vooralsnog onduidelijk. ‘Zwaktaal’. Wat zal ze doen?
Dat kom ik niet aan de weet, want ik val op mijn
ligbed in slaap en mis de afloop.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten