Twee woorden uit onze Bossche stadstaal bewegen zich binnen mijn koesterzone: 'beslag' en 'de klèts vatte'. Deze warme bejegening berust louter op taalkundige en historische gronden. 'Beslag' betekent immers 'beroerte'. In vergelijking daarmee is de 'klèts' of de 'kou' die je oploopt, veel minder bedreigend. Maar aan beide ziektes kun je doodgaan en van 'al dat kwaads' moeten we niks hebben.
Kern van de koestering is de verbondenheid die beide woorden uitdrukken met het oude geloof in goed en kwaad. Er was namelijk een tijd dat de mensheid het bestaan van de (on)deugden buiten zichzelf projecteerde. Bedreigend was uiteraard vooral de boze macht die in allerlei gedaantes op ons loerde. Als je even niet oplette, kon die lelijkerd zomaar vanachter een bosje te voorschijn springen om je te pakken. Waakzaamheid was dus geboden.
In die periode van ons bestaan waren er ook toneelstukken waarin 'de Deugd' als personage op kon komen. Dat was dan iemand met een bordje om de nek waarop 'de Deugd' geschreven stond. Van belang was het om dat personage aan jouw zijde te krijgen, want hoe meer deugd, hoe meer vreugd. Vooral in het hiernamaals dus, de uitgestelde beloning voor een deugdzaam leven. Toen deze middeleeuwse magische manier van kijken verlaten werd, groeide het besef dat we zelf de goed- en slechtheid in ons hebben.
Iemand die 'de klèts vat', loopt - vaak door eigen schuld - een kou op. Eerst in de warme kroeg staan ouwehoeren en dan naar buiten gaan om te paffen. Van de hitte ineens naar de min twee en jawel hoor, even niet opgelet en het kwaad 'slaat je met een ziekte'. Letterlijk dus: de minne geest die zich listig opgesteld heeft achter het straatmeubulair, slaat zijn hand naar je uit, raakt je voluit en de volgende dag loop je met een rode neus en siepogen. De zakdoeken zijn niet aan te slepen. Eigen schuld, dikke bult.
Een 'beslag' is het resultaat van 'beslaan'. De verwantschap met 'een klèts geven' is duidelijk. Een 'beslag' valt meer te vrezen dan een 'klèts' en beide woorden houden de herinnering vast aan een periode in de ontwikkeling van het menselijk denken. Het dialect als tijdscapsule: leuk hè, 'taalarcheologie'.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten