Oeteldonk heeft elk jaar een carnavalslied. De verkiezing daarvan vindt plaats op of rond elf-elf. Dit jaar dus op zaterdag twaalf-elf. Op die dag passeren bijna zestig clubkes het toneel van de Kleine Zaal van het Casino (Theater aan de Parade). De eerste deelnemers moeten om 09.45 uur de sterren van de hemel zingen en spelen. Voor een bijna lege zaal, welteverstaan. Een aantal jaren geleden moest ik met een collega-zanger ook op zo’n vroeg uur de anderhalve toeschouwer enthousiast zien te maken. Geen sinecure. Ook nu verdienen de vroegelingen mijn sympathie.
Zo'n dag barst van de tradities. Om te beginnen is er de inschrijving die op een bepaald moment sluit. Het gebeurt wel eens, dat iemand te laat is en dat veroorzaakt dan een klein relletje. Daarna volgt de loting. Niemand staat te trappelen om het spits af te moeten bijten. Op de zaterdag van de loting vind je al verklede lieden in stad. Meziekskes ook, en da’s leuk voor de toeristen. Die denken dan dat het hier elk weekend carnaval is. Tenslotte staat het Kwèkfestijn op de kalender. Acht uur lang optredens, gevolgd door het oordeel van de jury. Elf finalisten mogen ’s avonds om de hoogste eer strijden. ’s Maandags staan de eerste ingezonden brieven al in de krant van Oeteldonkers die zich om welke reden dan ook geaffronteerd weten. De boosheid richt zich bijvoorbeeld op de jury.
Die jury is conservatief. Het publiek is nog conservatiever. Dus weet een deelnemend clubke met een wals, tango of cha-cha-cha zich tevoren kansloos. Op het prijswinnende lied moet je kunnen lopen, marcheren. Het wordt dus een ritme in kwarten. Dus doen De Poeiers, Clubke Grauw, Tussen Kneus en Klippen, Nooit wè, Ventje Allenig, De dochters van ons Pa en hoe zo ook mogen heten hun uiterste best om een variant te bedenken op wat al jaren hoge ogen gooit.
Ook dit jaar is de kans groot dat het winnende lied een ode aan Oeteldonk is. Met zinnen als ‘Oeteldonk ik gaoj drie daoge op sjouw, alleen mee jouw, vuul ik gin kouw, de mooiste vrouw’. Of ‘Oeteldonk ik leef veur jouw, nooit is d’n hemel grauw, m’nne kiel is blauw, de liefste vrouw’. Dan wel 'Oeteldonk ik zwier deur oew straote, ik zal oe nooit verlaote, laot ons gezellig praote, Knillis houdt alles in de gaote’. Ik heb overigens geen voorspellende geest en ik denk dat de zanger(s) die op één eindigen/eindigt in een kiel staan/staat te zingen, met rood-wit-gele das, plus de nodige emblemen op de kleding. ‘Den Bosch is mooier dan Parijs’, en dan in de Oeteldonkse versie.
Het wordt beslist weer een leuk Kwèkfestijn en een prachtig lied.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten