zaterdag 12 november 2011

Oeteldonk (14); carnavalslied 2012

Weer een mooie zondagochtend? Niet dus: gewoon mistig en waterkoud. Dat heb je al snel op dit vroege uur, half november. 'Wacht maar', houd ik mezelf voor, 'De zon komt nog wel door'. Ondertussen 'draai ik aan het grote wiel' en breng mezelf en het pontje naar de overkant van de Dommel. Welk lied is gisterenavond als winnaar uit de bus gekomen als Oeteldonks carnavalslied 2012?

Vijdag 11-11-11 werd een magnifiek straatfeest. Net of als gevolg van de klimaatverandering carnaval op een ander moment in het jaar terecht gekomen was. Vol sfeer en muziek, ook zonder intocht van de Prins of de grote optocht. De zaterdag daarna was het zoals het al jaren is tijdens het Kwekfestijn: clubkes in de stad.

Ik ren over de singeldijk ter hoogte van de Parklaan. Natuurlijk had ik vanmorgen kunnen kijken op de website van de Oeteldonkse Club. Daarop zal beslist de uitslag van de finale staan. Toch heb ik de computer niet aangezet. Nog gemakkelijker zou geweest zijn die informatie via mijn iPhone te zoeken. Dat heb ik ook niet gedaan: ik wil het morgen uit de krant vernemen. Is dat zinnig? Geen idee.

Vandaag leef ik in een soortement quarantaine. Ik mijd iedereen die me zomaar zou kunnen zeggen dat clubke huppeldepup als eerste uit de bus is gekomen. De telefoon neem ik ook niet aan. Laat ze maar bellen.

Bij de Zuiderplas breng ik mijn gedachten op een ander spoor. Gisteren heb ik 'Stil de tijd' gekocht, van Joke J. Hermsen. Het boek is een 'Pleidooi voor een langzame toekomst'. Kijk, dat werk heeft na lezing van de acht titelwoorden nu al zijn geld opgebracht: ik heb deze grauwe zondagochtend de snelle informatievoorziening via de elektronische weg genegeerd en daarmee de tijd vertraagd.

Ik ren verder weg en citeer de poëet Belcampo. Die bedacht 'Ik ben dichter/dichter bij het graf/dichterbij het graf dan gister/toen was ik er verder af'. Over het tijdsbesef in die regels denk ik al jaren na. De tijd die tegelijkertijd voortschrijdt en geschiedenis is. Een bijzondere parallellie.

Als ik bij Den Dungen de Poeldijk op loop, voel ik mij afgezonderd van de wereld, omhuld als ik me weet door de mist. Ik weet waar ik ben omdat ik hier elke meter ken en tegelijkertijd brengt de desoriënterende grijze deken me in een andere dimensie. Los van alles wat vertrouwd is. Een auto gaat me inhalen en ik stap uit lijfsbehoud over naar de berm: mijn tijd is nog niet gekomen, denk ik. Naast het nummerbord van de mercedes zie ik een sticker van OC: de Oeteldonkse Club. Dat leidt me weer terug naar de realiteit. De inzittenden zullen wel weten welk lied gisterenavond gewonnen heeft. Ik loop door en denk: 'Ik neem de tijd, ik geef de tijd'. Morgenvroeg wordt om 06.15 de krant bezorgd. Waarom zou ik me haasten? Waarna ik verder ren richting Dungense Brug.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten