donderdag 24 januari 2013

Donker

Thuis komt de zon op boven het Bossche Broek. Wil ik dat goed kunnen zien, dan moet ik naar buiten voor een onbelemmerd zicht vanaf de Vughterbrug. Zeker vijf minuten lopen. Hier kijk ik gewoon uit het raam. In pyjama ook nog ook nog.

In de dagen dat ik nu op dit Canarische eiland ben, heb ik er een gewoonte van gemaakt om zeker een half uur voor aanvang aanwezig te zijn. Om 07.00 uur wordt het al wat lichter en 60 minuten later komt de zon achter de horizon vandaan. Je moet er dan wel even bij blijven, want in een poep en een scheet hangt ze in volle glorie te schetteren.

Vandaag ben zit ik wel erg vroeg in de wacht. Het wordt vloed en het water van de Atlantische Oceaan zal het komende uur tot twintig meter van de kademuur bezit nemen van het zwarte strand. 300 meter naar links lees ik zevenhoog 'tel Médano'. 'Ho' staat om de hoek.

Viereneenhalf uur vliegen van het Bossche Broek hoor ik in gedachte mijn moeder zeggen: 'Ge bent toch wel veur d'n donkere thuis'. Ik denk het niet, ma, en zometeen wordt het licht. Voor de toestand van 'licht zijn', kent mijn dialect geen apart zelfstandig naamwoord. Voor het tegenovergestelde wel. Een mannelijk woord, wat af te leiden valt van d'n. Dat staat namelijk vóór mannelijke substantieven die met een klinker beginnen, een b, d, h of t. 'D'n donkere' ken ik alleen in combinatie met voorzetsels als voor en na.

Ik pak het woordenboek Nederlands-Spaans. 'Antes del anochecer', voor het vallen van de avond. Toevallig ook een mannelijk zelfstandig naamwoord.

06.28 uur en nog geen sprietje licht te zien. 'De madrugada', vóór zonsopgang. Ik pak een boek en wacht als in een gedicht van Paul van Ostaijen op de morgen: 'Dag zon'.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten