De laatste aflevering zette een boze aannemer op het toneel. Ondanks de
aanwezigheid van zware sloten, hadden jongelui toch nog ‘de hekkes’ open
gekregen. ‘De hekken’, viel er synchroon te lezen. Je hoeft echt niet zoals ik
uit Den Bosch te komen om te snappen wat die grimmige ondernemer bedoelde. Wij
zeggen dat ook ‘de hekkes’, het meervoud van ‘het hekke’. In een kleine
uitvoering heet zoiets ‘het hekketje’. Het is verboden om fietsen te plaatsen
bij ‘de hekkes van de Grôte Kerk’, bij de St.-Jan dus. Hoeft ook niet, want als
fietsstad van Nederland barst de stad van al dan niet gratis stallingen.
‘Hekke’ is een nevenvorm van ‘Hek’. En die laatste heeft de status
Algemeen Nederlands gekregen. De eerste leeft regionaal voort. Voor veel
begrippen bestaat deze linguïstische schizofrenie, bijvoorbeeld bij ‘hauwkes’
en ‘peultjes’. Wij zeggen ‘hauwkes’.
‘Hauw’ en ‘peul’ zijn synoniemen, waarbij het eerste woord een wat
anoniem bestaan leidt. Op de menukaart zul je het niet tegenkomen. Gisteren heb
ik ze verwerkt in een salade: lekker. Als ik ze op de markt bestel, kijkt
niemand me vragend aan. Nou ja, misschien een wachtende klant die op peultjes
uit is. En vervolgens verbaasd kijkt als ik op de vraag ‘Hoeveel?’ antwoord met
‘Doe maar ’n haffelke’.
Tijdens de geweldige cursus ‘Boschlogie’ heb ik heel wat cursisten
ontmoet waarbij thuis op het spreken van dialect een verbod stond. Begrijpelijk
én jammer. In dat soort gevallen reageer ik met: ‘Als je je thuistaal koestert,
loop je rond met cultureel erfgoed in je mond’. Aangezien dit in het Bosch gezegd
wordt, klinkt dit laatste als: ‘in oewen bèk.’ Lust je nog peultjes?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten