De afgelopen weken heb ik twee nieuwe woorden geleerd: Rumble en Rumer.
Rumble is een woordzoekspelletje, gratis verkrijgbaar bij de App Store. Ik
speel het op de iPhone en toen ik door de jongedame op deze game geattendeerd
werd, schreef ze: ‘Werkt verslavend’.
Op je scherm verschijnt een bord met 16 letters. In alle richtingen
zijn hiermee woorden te combineren. Dit doe je ‘tegen een ander’, in drie
rondes van elk twee minuten. Net zoals bij Wordfeud zijn er letters met extra
woord- of letterwaarde. Het allesbeoordelende woordenboek is geen Van Dale.
Daarmee wordt het zoeken in een aantal gevallen ‘trial and error’, of liever ‘frotwerk’, een
gepaste vertaling voor ‘rumble’.
Ik houd het aantal tegenstanders gelimiteerd: drie dames, familie. Mijn
grootste tegenstander ben ikzelf. Misschien overvoerd tijdens een aantal
kostschooljaren, houd ik mij in de regel verre van spelletjes. Bovendien mis ik het scherpe en snelle arendsoog. Scrabble vind ik wel leuk,
evenals Party&Co. En de mini-uitvoering van de Kolonisten van Catan. Sinds kort passen in
die trend Draw Something, Wordfeud en nu dus Rumble. Bij dit alles heb ik één wens:
winnen. Op het verbetene af. En juist bij Rumble bijt ik regelmatig in het
zand. Als het kan, zou ik uren aan dit spel kunnen spenderen. Een fanatisme
houdt me in de greep en na elk verlies denk ik: ‘de volgende slag is mijn’. Nu
weet ik ook waarom ik nooit meer naar een goktent ga, want ook daar herkauw ik
die zin als een mantra. En ga vervolgens keps naar huis.
Eigenlijk werd me die beheptheid zo’n 30 jaar terug al duidelijk
tijdens mijn eerste bezoek aan een speelzaal in Seefeld. Wijs geworden zette ik
me in Las Vegas op een kwantum van 50 dollar. Daarna volgde een laatste toets
in Nijmegen. Als ik gewoon buiten blijf, is er niks aan de hand. Maar binnen is
winnen. Ik zou best met mijn kop in een scanner willen om te zien welk plekje
in mijn hersenpan opgloeit bij het werken aan de gokkast.
Rumer is een zangeres, balsem voor mijn ziel. Na wat uurtjes Rumble heb
ik te lang mijn adem ingehouden en sla ik net niet aan het hyperventileren. De
schouders zijn opgetrokken en gefixeerd geraakt op oorhoogte. Rumer brengt mij
weer terug in ontspannen staat. Vorige week trad zij op tijdens het North See
Jazzfestival. Een vooraankondiging in NRC bracht mij via YouTube naar haar
uitvoering van ‘Slow’. En ik viel als een blok. Haar CD ‘Boys don’t cry’ ligt
nu bij mijn overlevingspakket. Mierzoet. En móói man. Van de categorie ‘Manjefiekomenarrie’,
om het met een ‘gefrot’ thuiswoord te kwalificeren.
Gisterenavond geen tv: Ziggo zat zonder stroom. Alternatief? Nou ja, Rumble. Daarna ver(p)licht chillen met Rumer.
BeantwoordenVerwijderen