Natuurlijk
kick ik op al die ouwe meuk hier Sevilla. Gelukkig vormt het fikse historische
centrum - waarvan de toeristische trekpleisters een niet overheersend onderdeel
vormen - geen museum. Vanaf het eerste moment dat ik er rondstruin, voel ik me
thuis in deze levendige en aangename omgeving. Zeker in dit seizoen, waarin de middagtemperatuur
zeker de eerste dagen oploopt tot rond de 20ºC. 's Zomers is het vaak dubbel zo
warm en dan ontvluchten de bewoners massaal de warmste plaats van Spanje.
De kern
van Sevilla bevindt zich tussen het water van de Guadalquivir en de Calle María
Auxiliadora. Dat ‘Casco antiguo’ bestaat uit 12 wijken waarvan ik tijdens dit
verblijf met name San Vicente en San Lorenzo beter leer kennen en waarderen. Ze
liggen ver genoeg verwijderd van trekpleisters als kathedraal, Giralda en El
Alcázar om 'op zichzelf' te zijn.
De buurten
buiten het toeristische zwaartepunt lijken elkaars concurrent als het gaat om
de vraag waar de meeste en mooiste kerken, kapellen en kloosters staan. Of het
grootste aantal eetgelegenheden, kleine winkeltjes en werkplaatsen. De huizen
zijn vaak van verrassende schoonheid.
Een van
die vele godshuizen is de Iglesia de omnium Sanctorum. Die blijkt met de
noordzijde vast te zitten aan een levendige overdekte markt voor groente,
fruit, vlees en vis. De klokkentoren is opgetrokken in mudejarstijl; met
geadopteerde Arabische karakteristieken. Het hoofdgebouw is gotisch en onder de
vele beelden daarbinnen bevindt er zich een Maria, gemaakt door Roque de
Balduque.
Eenmaal de
poort gepasseerd, lijkt het interieur inderdaad de naam alle eer aan te doen:
wat een heiligen! En welke beeld van de Zoete Moeder is van De Balduque? Er blijken
meerder kandidates. Na enkele doorverwijzingen kom ik uiteindelijk terecht bij
een oudere heer die me verwijst naar een kleine Maria boven het hoofdaltaar.
'Ze is onze patrones', voegt hij toe. We praten wat over de achtergrond van
mijn interesse terwijl naast ons de aanbidding van een andere Maria onder grote
belangstelling verder gaat. Voor ik de kerk verlaat, krijg ik van de grijze
heer een blinkende sleutelhanger.
Buiten is
het aangenaam druk. De Plaza Mayor heeft sinds maart 2011 een reeks paddenstoelen
als schaduwbrengende overkapping. Wie krijgt dit oesterzwamdak bedacht? Ik weet niet of ik
dit moderne Fremdkörper in deze historische entourage nu een geniale vondst dan
wel een barbaarse ingreep moet vinden. Bijzonder is het in elk geval wel.
En dan
weer richting kathedraal. Dit keer voor het bouwwerk daarachter: Los Archivos
de las Indias. In een aantal zalen is een tijdelijke tentoonstelling ingericht
rond Spanjes ontdekkingsreizen van Mexico naar de Molukken over de Stille
Zuidzee. De expositie 'El Pacífo' heeft als decor honderden kartonnen dozen met
daarin een deel van het historische materiaal betreffende Spanjes verovering
van en handel met las Américas en het gebied westelijk daarvan.
Daarna is
het rond 16.00 uur weer tijd voor ‘Tapas y Jerez’. Met een uiteindelijke score
in vier dagen van 15 stuks, kom ik op 25% van het aanbod. Lekker. En mijn taks.
’s Avonds schijf ik op de eerste verdieping aan bij de eerder bezochte ‘Abecería
de San Vicente’ voor een volle maaltijd. Ook lekker.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten