woensdag 3 december 2014

Bossche ziel (slot); zielenroerselen

De eerste mijmering over de ‘Bossche ziel’ begint met: ‘Bestaat er zoiets als een Bossche ziel? Herken je een Bosschenaar van een afstand? Sommige inwoners van de stad zullen hierop direct bevestigend reageren. Anderen zeggen ‘wie weet’. Graag reken ik me tot die tweede categorie’.

Acht overwegingen verder, beantwoord ik de tweede vraag met ‘nee’. Of, met een parafrase op de eerste zin van een kinderliedje: ‘Een Bosschenaar zie je niet al van verre staan’. Op de eerste vraag volgt een ‘ja’: de Bossche ziel bestaat. Wat haar onderscheidt van andere plaatsgebonden exemplaren, is de aanwezigheid van aantal eigen lokale mythen. Schuilt volgens H.J.M.F. Lodewick in de sage en de legende nog een kern van waarheid, de mythe is volkomen ontsproten aan de fantasie. Een gedroomde waarheid.

Elke samenleving bezit eigen mythen. Ze worden gekoesterd, lijken onwrikbaar in het zadel te zitten, bewegen zich in een geur van heiligheid. Ieder die naar een Amerikaanse ‘cojboj’-film kijkt, beweegt mee - tot ‘THE END’ op het scherm verschijnt - in een van de grootste mythen van de Verenigde Staten. We ‘weten’ dat dit land van oost naar west op de wildernis en haar oorspronkelijke woeste bewoners ‘veroverd’ moest worden door hardwerkende blanke, gelovige (vaak protestantse) kolonisten met een Angelsaksische achtergrond. Zonder dit ingrijpen zou er van die enorme lap grond met zijn onbeperkt potentieel niks geworden zijn.

Een mythe neemt een loopje met de geschiedenis. Geert Mark volgt in zijn ‘Reizen zonder John' (2012) het spoor van een aantal Amerikaanse gedroomde verhalen. In dat boek wijst hij ook op een minder gebruikelijke benadering van de geschiedenis der VS, namelijk die vanuit de ‘hispaanse’ invalshoek. En daarmee verwijst hij naar de oudere ‘veroveringslijn’, die van zuid naar noord loopt. De in de staat Indiana werkzame en in Londen geboren professor Felipe Fernández-Armesto noemt tijdens een recent interview de Verenigde Staten (zelfs) een Latijns-Amerikaans land. En niet vanwege de groeiende aanwezigheid daar van Spaanstalige al dan niet illegale inwoners: belangrijke wortels van deze natie aarden al eeuwenlang in hispaanse grond. Dit heeft hij beschreven in ‘Nuestra América: una historia hispana de Estados Unidos’ (2014).


Voorlopig lijkt de historicus met zijn jongste boek nog een roepende in de Nevada-woestijn waar mannen met enorme snorren onder grote sombrero’s in witte kledij siësta houden, beschermd door de schaduw van groteske cactussen.

Ook de Bossche ziel is drager van een aantal verhalen die de lokale identiteit vorm geven. Feiten die onweerlegbaar lijken. Karakteristieken waarmee de Bosschenaar zich onderscheidt van ‘alle anderen’. Sommige van die verhalen zijn geldig, bijvoorbeeld dat van de aandacht in de stad voor de lokale historie. Andere blijken in werkelijkheid sagen en legenden: ze bevatten niet meer dan een kern van waarheid. Dat van die grote bek is er zo-eentje; echt uniek blijkt deze schildering niet. Tot een werkelijke mythe uitgegroeid is de aanwezigheid van een bourgondische inslag. Hoewel Den Bosch inderdaad op staatkundig terrein tot vijf eeuwen terug tijdelijk een Bourgondisch verleden kende, is deze mythe zelf nog zeer jong. Het gaat om niet meer en niet minder dan een marketingverhaal waarmee Brabant. Limburg en Vlaanderen schermen.

De sterkste en meest onderscheidende mythe in de Bossche ziel is die waarin Oeteldonk wordt verheven tot de (enige) wereld waarin het ideaal van ‘Alle Menschen werden Brüder’ bereikt kan worden.

‘Bossche Zielenroerselen’: een nieuw onderwerp voor Boschlogie? Ik hoor het wel.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten