maandag 8 december 2014

Zwaar (1); zonder gips

In elke familie gaan verhalen; ook in de mijne. Een aantal daarvan staat afgedrukt in boeken: niks geheims, dus ieder kan ze lezen. Een tiental van die geschiedenissen heb ik eerder opgeschreven voor de kinderen mijn zusjes. Van die generatie is een flink aantal al op jong - voor tijdelijk of voor goed - in het buitenland terechtgekomen. ‘In de diaspora’ is het niet vanzelfsprekend dat je door krijgt welke familietrekjes je bij je geboorte mee hebt gekregen. Om dat te bereiken is het nodig dat je regelmatig ooms, tantes, neven en nichten ontmoet. Die vertellen jou dan ‘op wie dè gij lijkent’. En waarom je als 18-jarige op moet passen met alcohol, omdat ome huppeldepup ‘ok gère te veul in’t glèske keek’. Of dat het geen probleem is dat je graag in een uniform rondloopt. Ik noem maar wat.

Die verhalen en aanwijzingen met een hoog nestgeurgehalte vormen een baken, een herkenningspunt: ze bevatten het antwoord op de vraag 'hoe kom ik daar nou aan?' Mijn Amerikaans nichtje lag in een deuk tijdens het lezen van een winderig verhaal uit eerdergenoemde reeks. De details doen er nu niet toe: ze herkende dat zij dus niet de enige is die met kennelijk plezier stiekem - waar dan ook - winden laat, terwijl ze elke prestatie ook nog van een waardering voorziet ook nog ook nog. Onlangs las ik een interview met moeders en dochters die na meer dan veertig jaar met elkaar herenigd waren. Een trieste aanleiding had de aanleiding gevormd tot deze scheiding. Toen ze elkaar eindelijk weer konden ontmoeten, ontdekte een van de dames dat zij en haar moeder van in de zeventig dezelfde loop hadden.

Kennis van je gezamenlijke achtergrond vormt een handig referentiekader. In het contact met ‘volle’ neven en nichten is dat opvallend duidelijk. ‘Zo zit dat’, denk ik dan al snel: je hoeft elkaar niks uit te leggen. Da's allemaal niet zo moeilijk: het is alsof we gelijktijdig door eenzelfde deur naar binnen gaan.

Neem nou het verhaal van 'zwaar zijn'. Dat zit aan mijn moeders kant in de familie. 'Zwaar zijn'. Niet van gewicht, zwaar op de hand. Best vervelend, weet ik uit eigen ervaring. Je kunt beter een been breken, dan ‘zwaar’ zijn. Op het gips van een gebroken poot zetten ze tenminste nog een handtekening, een goede wens of de kop van Donald Duck. Als je op de vraag ‘Hoe is het?’ het antwoord geeft ‘Nou, ik ben de laatste tijd redelijk depri’ laat je daarmee het gesprek even stilvallen. Welke reactie is daarop mogelijk? Iemand die bij tijden zwaar aan het leven tilt, is een brekebeen, hoewel zonder gips. En zonder de koppen van Kwik, Kwak en Kwek. En om het meewarige gekwek te voorkomen, is het maar beter die zwarte gedachten die van tijd tot tijd in je kop de kop op steken onvermeld te laten.

Laatst was ik onbedoeld getuige van een gesprek dat jonge moeders hielden op de dag van de rapportuitreiking. Veel kinderen bleken het slecht gedaan te hebben en voor al die kneuzen bleek een excuus voorhanden: autisme, dyslexie, dyscalculie, de recente scheiding van de ouders. Ik ben kleurenblind. En zwaar. Het eerste heeft ook grappige kanten. De vraag is: wat te doen met dat tweede?


(wordt vervolgd)

Geen opmerkingen:

Een reactie posten