‘Zwaar zijn’ - zoals hiervoor aangegeven - zit
bij mij dus in de familie. Gelukkig alleen van moederszijde en dat is al meer
dan genoeg. Echt moeilijk wordt er bij ons niet over gedaan. Overigens leidt de
wetenschap dat er verschillende bloedverwanten ‘mee aangemaakt’ zijn er niet
toe dat het minder vervelend is voor wie het treft. Wel maakt het je minder
uitzonderlijk.
Misschien is dat het - familietrekje en niet echt
abnormaal - dat ervoor zorgt dat niemand echt staat te popelen om bij een
hulpverlener aan de bel gaat hangen. Ik zie me al aankomen. ‘Waarvoor bent u
hier?’ ‘Ja, ik heb van die periodes dat ik zwaar ben’. ‘Hoe zien die dagen
eruit?’ ‘Ja, dat weet ik eigenlijk niet. Op de automatische piloot hè. Gewoon
doorgaan, met name op het werk. En als dan de mist ineens optrekt, weet ik dat
het voorbij is. Dan schijnt de zon, ook als het regent. Dan vraag ik thuis of
het er weer was. Het antwoord is altijd bevestigend. Niet echt leuk, hoewel
collega’s er nooit iets van merken; gewoon de vrolijke jongen als altijd. Het
vreet energie dokter, veel negatieve energie. Bij tijden slopend, waarna er
tijden niks aan de hand is. Het is niet te voorspellen wanneer de grauwe hond
weer lachend op de stoep zit’.
Zo ben ik dat in de loop van de jaren gaan
noemen. Inmiddels ben ik erachter dat het grauwe gedoe voor een deel samenhangt
met iets wat neurotransmitters heet en deels met ‘bevattelijkheid’. Dat eerste
- een factor die buiten de eigen mentale invloedssfeer ligt - houdt ook een
excuus in, zoals dat ook voor de ‘maandagauto’ geldt. Zo’n voertuig is zoals
bekend van de band gerold met een hardnekkig en nauwelijks aan te pakken euvel
dat zich steeds op de gekste momenten manifesteert. Dan maar geregeld met die
kar naar de garage tot het moment dat je dat ding zat bent en het inruilt. Dat
laatste is uitgesloten bij de - als een mankement ervaren - eigenschap van
‘zwaar zijn’. Ligt de oplossing dan in het gaan slikken van pillen om de
werking van die neurodingesen te ‘corrigeren’?
Heb ik eens een keer geprobeerd. Toen het zo’n 15
jaar terug echt slecht met me ging, ben ik een tijdje op de chemische toer
gegaan. Daar ben ik snel mee gestopt want de lijst met mogelijke bijverschijnselen
kwam in zijn geheel langs. Het middel bleek erger dan de kwaal. Uiteindelijk
heb ik geleerd te berusten: de periodes gaan vanzelf voorbij. Bovendien blijkt
tóch heel wat te zijn wat je kunt ondernemen om die andere oorzaak, de
‘bevattelijkheid’, aan te pakken. Kennelijk was ik daar rond mijn 60ste
aan toe.
Jaren daarvóór al - dat moet eerlijkheidshalve
gezegd worden - had ik veel baat gevonden bij het wandelen in de bergen. Dat
begon met een damascusbekering tussen Kerst en Oudjaar in de Italiaanse Alpen.
Daar liepen wij met mijn zus en haar man in de buurt van hun woonplaats op
1.000 m. en ineens was het alsof de winter er niet toe deed. Prachtig, lekker lopen.
Inmiddels ben ik aan mijn zoveelste paar bergschoenen toe. Plus dat we het hele
jaar door op pad gaan. Ook de Loonse en Drunense Duinen blijken een prima
omgeving. Onlangs las ik in El País dat voor Louis XIV, de Zonnekoning, niet
altijd de zon scheen; hij was ‘zwaar’. Ook bij hem zat het in de familie. Zijn
remedie was de jacht. Sjouwen, struinen en schieten: hij ried het al zijn
verwanten aan.
Kleinzoon Carlos III de Bourbón (1716-1788), koning van Spanje kende
de verhalen die onder de bloedverwanten de ronde deden en hij deed er zijn
voordeel mee. Hij ging dagelijks, zowel vóór als na de uren met vorstelijke
verplichtingen, er met zijn schietgeweer op uit. Sinds kort zit Carlos VI op de
Spaanse troon. Hij zal beslist de familiegeschiedenis kennen. Zijn onlangs
afgetreden vader was een fanatiek jager. Bij ontstentenis van een wapen loop
ik. Daarnaast blijken er nog andere middelen te bestaan om aan de zwaarte in’t
heufd weerstand te bieden.
(wordt vervolgd)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten