Tante J. knapte steevast af op vuile nagels. Zo erg zelfs, dat ze een keer bijna weigerde om de communie te ontvangen uit de handen van een priester met weinig propere vingers: hij had rouwrandjes. Netjes verpakte ze haar weerzin in de formulering ‘Jongen, en ik kreeg me ineens een degout!’. Zelf heb ik dat met tanden. Vorige week nog liep het me koud over de rug toen een burgemeester op de tv vertelde hoe zijn dorp aan een ramp ontsnapt was. Keurig geknipt en net in het pak, maar met een gebit om van te walgen. Zo’n vent geloof je niet. Overigens bracht ik de dames in mijn gezelschap bijna over de emmer met de argeloze opmerking dat je die kerel toch maar eens haaks op de bek zou moeten kussen.
Het komt nauw, met die tanden. Linda de Mol had ooit zo’n wegvallend stukje ivoor, las ik jaren terug in Die Bunte Illustrierte. Dat tandje stond wat naar achteren en dit was voor haar voldoende reden om het onopvallend weer ordentelijk op de rooilijn te laten plaatsen. Meer in het oog lopend is de gebitsmetamorfose die Marco Borsato in zijn carrière heeft ondergaan. Google er maar eens oude foto’s op na. Hebt u die verandering toentertijd opgemerkt?
Minder subtiel is de aanpak van leeftijdsgenoten die zomaar ineens met een puntgave bek op de proppen komen. Jarenlang de weg naar de tandarts gemeden, en dan ineens zit je tegenover zo’n dwingendwitte dubbele rij. Die glanzende stukken marmer dragen niet echt bij aan de geloofwaardigheid van de eigenaar. En dat vind ik wel hun taak: tanden hoeven niet echt te zijn, zo mogen gebruikssporen dragen of zelfs verkleurd zijn, als ze maar vertrouwen geven. Bovendien - maar dit terzijde - breng zo’n kloeke verzameling ongeschonden ivoren wachters het verval in de rest van het smoelwerk wel erg prominent in beeld.
Als ik kennis maak met iemand, kijk ik bij een eerste inschattende blik meteen naar de tanden. Die zeggen veel. Ik moet altijd onbedaarlijk lachen als ik bij een dertigplusser een beugel ontwaar. Of een minuscuul diamantje. Een nog grotere afknapper dan deze dingen of zelfs dat geïmplanteerde prodentbekkie vind ik een lachende mond met aan de zijkant, net iets achter de hoektand(en) een gat. Ik weet uit eigen ervaring wat het dichten daarvan kost, maar stel dan de aanschaf van de nieuwe auto even uit. Sinds enige tijd ‘deel’ ik mijn waarneming met de geobserveerde gatendrager en er blijkt altijd wel een verhaal achter te zitten. Zelden heeft dat te maken met financiële overwegingen. Wel blijkt er sprake te zijn van gemakzucht, angst, een negatief toekomstbeeld en moedwillige verwaarlozing. Ook zelfhaat is meer verbreid dan u denkt.
Misschien kan een Nationale Gebitsbon als verjaardagscadeau een betekenisvolle bijdrage leveren aan het levensgeluk van onze naasten.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten