Te voet onderweg naar afgelegen plekken op het eiland Tenerife, had ik de afgelopen maand een aantal keren ‘geen bereik’. Echt in paniek raakte ik niet, maar wel was ik steeds als een kind zo blij wanneer ik opnieuw ‘signaal’ ontwaarde op mijn display. Want wie weet zou iemand me dringend willen bellen (‘Waor bende gij nouw?). Of nog erger: hoe moest ik gered worden als ik met twee gebroken benen in een kloof lag? Allemaal vreselijke dingen.
Op 22 november loop ik tijdens een van mijn wandelingen langs een klein gebouw dat ik van een afstand lange tijd aanzie voor een toilet. Dat komt me wel goed uit, maar het ding is gesloten. Het blijkt om een monument te gaan met historische waarde dat volgens het verbleekte bordje gefungeerd heeft als ‘caseta del cable’. Hier, aan de voet van de Montaña Roja (zie blog ‘Kantwerk’), dook in de negentiende eeuw een telegraafkabel de Atlantische Oceaan in, om over de zeebodem helemaal te lopen tot Saint Louis in Senegal, 1.600 km verderop.
Senegal is bij mijn weten nooit Spaans geweest, maar Frans! Dus waarom dan die verbinding? Achteraf is dit een stomme redenering, want waarom zou het om een Spaanse kabel moeten gaan? Sinds ik me bezig houd met de in mijn ogen beperkende werking van het fenomeen ‘invulling’ op het menselijk brein, merk ik hoe gemakkelijk ik met beide poten een open deur binnenloop. Vaak de voor de hand liggende, maar daarmee dikwijls ook de verkeerde. En dat blijkt, als ik rustig een en ander opzoek, ook hier het geval te zijn.
In 1883 besluit de Spaanse regering namelijk om de verre Canarische Eilanden op te nemen in het nationale telegraafkabelnetwerk. Een rot in het vak zal die klus gaan klaren, de Brit Sir Charles Tilston Bright (1832 -1888). Met een aantal kapitaalkrachtige en op onderhavig terrein ervaren partijen richt hij een maatschappij op, die na tien jaar de kabels overdraagt aan Spanje. Uiteraard is dit geen liefdewerk oudpapier.
In 1883 trekken ze meteen ook maar een kabel door naar Senegal om dat oord te linken aan het Franse telegraafnetwerk. En 127 jaar later maak ik me uitgerekend op dié plek te sappel over het feit dat ik even geen bereik heb. Junk!
Als verslaafde vind ik troost bij de gedachte dat het ‘invullen’ van een paar alinea’s hiervoor, in elk geval normaal zou zijn. Bovendien is het niet zo erg, vindt mijn orakel in deze kwestie. ‘Als je maar weet dát je invult’, voegt ze er fijntjes aan toe. Dat ‘fijntjes’ is uiteraard mijn invulling.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten