Natuurlijk zijn er oorden waar het spannender wandelen is dan in Oostelbeers! Maar zondag 12 december valt zelfs in dit verlaten oord het nodige te beleven. En dat begint al direct als we de auto parkeren op het kerkplein. Bij het uitstappen springt meteen een monumentje in het oog met de tekst ‘ O Goddelijk hart Bescherm ons dorp In vreugde en smart’. Dit staat onder een ‘beeld’ in de tuin van het huidige godshuis. Aan de overkant bevindt zich een solitaire kerktoren, zo te zien nog niet zo oud, want hij heeft alle trekken van de neogotiek, dus lawezegge 19e eeuw. De rest van het aan de religie gewijde gebouw is afgebroken.
Om het nog sterker te maken: buiten Oostelbeers staat nóg een kerktoren. Hoe dat komt is niet helemaal duidelijk, maar er zijn theorieën. Een daarvan vertelt dat Oostelbeers eerst een eindje verderop lag en dat de bewoners, toen de bouwgrond uitgeput raakte, verkasten. Het nieuwe dorp verrees op loopafstand en terwijl het oude langzamerhand in de tijd verdween, wist de kerktoren zich te handhaven. Zo’n verhaal staat niet op zich, want (archeologisch) onderzoek heeft aangetoond dat in De Kempen meer dorpen ‘aan de wandel’ gingen, bijvoorbeeld om dichter in de buurt van water te komen.
We lopen het Hulle Mulle Pad, 15 kilometer door velden, naaldbossen, heidevelden en vooral zandverstuivingen. Een afwisselend landschap met een mooi verhaal over de zwarte en de witte bergen. De zwarte berg blijkt aangelegd met zand uit nabijgelegen vennetjes. Op die bult kwam een prieeltje, maar dat verdween. De haagbeuk verwilderde en de resten daarvan houden samen met wat bankjes de herinnering vast.
Buiten het stille dorp worden we een groot deel van de tocht begeleid door het geluid van crossmotoren. Geregeld krijgen we die geluidsproducenten ook echt in het vizier. Ik denk aan de tekst voor de kerk in Oostelbeers, maar kennelijk lopen we hier buiten de actieradius van beschermende werking. De groene ge- en verbodsbordjes van de bosbeheerder staan er ook voor janboterletter bij.
Na de grote maar niet meer zo stille heide heerst in de bebouwde kom van Oostelbeers weer de volledige zondagsrust. Het is er niet echt vangodverlaten, met al die kerktorens dan, maar wel compleet ingedut. Eindelijk zie ik een autochtoon die ik dan ook meteen de weg vraag naar het dorpscafé. De dame in kwestie blijkt echter een Poolse en zelfs zij heeft geen notie van het bestaan van een kroeg in de nabijheid van de kerk. En ik maar denken dat Polen echt alles weten van de katholieke tradities.
We vinden het etablissement op eigen kracht, inderdaad pal naast het godshuis. Hoewel er licht brandt en het volgens de deurinformatie open moet zijn, lijkt ook hier alles in diepe rust. De brassers zitten mogelijk nog op hun stalen heideros. Op onze tenen lopen we naar de auto, stappen zachtjes in, waarna we geruisloos wegrijden.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten