De kaart leidt me door
het stadje, waar ook het huis gevestigd is van de gemeente waartoe El Médano
behoort. Ik ga op zoek naar de afslag die me op de wandelweg brengt. Na drie
kwartier begin ik bij Los Blanquitos te twijfelen aan de aanwijzingen van het
VVV. Of vergis ik me in de afstand? Hoe dan ook, dit wordt niks, dan maar terug
richting Granadilla. Bij de eerste bebouwing sla ik linksaf; kijken wat die
Calle de las Palomas oplevert.
Barranco’s doorsnijden
de flank die in feite behoort tot het complex van El Teide, Spanjes hoogste
berg. De aanwezigheid van die kloven maakt de zigzaggende weg langer. Bovendien
blijken ze een extra factor voor de aanleg van terrassen waarop druiven
verbouwd worden, groente, aardappelen. Het water voor de land- en tuinbouw moet
van ver komen. Overal zijn buizen of open kunstmatige kanaaltjes die naar de
veldjes leiden of naar grote gemetselde reservoirs. Deze infrastructuur tref je
aan op het gehele eiland. Vaak buiten werking en als restant van de oude tijd.
Hier zijn nog veel - goed onderhouden - terrassen in gebruik en het water ruist
links of rechts van de smalle weg die ik volg richting kust. Ik moet plassen en
vind verlichting in een grot. Op sommige gedeeltes blijkt de omgeving een
gatenkaas. De bewoners maken er gebruik van voor de opslag van
tuinbouwmateriaal. Of voor zooi. Geen idee waar ik uitkom of hoe lang ik nog
zal lopen. Mijn oriëntatiepunt is duidelijk aanwezig: de Montaña Roja, ‘bij mij
om de hoek’, zeg maar. Inmiddels is de zon doorgebroken, wat de wandeling extra
aangenaam maakt.
Het is hier hoog genoeg
om bloeiende amandelboompjes te zien. Daar is het nu de tijd voor. Vorige week
zag ik al de gele mimosa. Regelmatig klinkt er een doffe knal: alsof er spreeuwen
bij een kersenboomgaard weggeschoten worden. Daarvoor is het nog niet het
seizoen. Vóór me zie ik steeds eerst een rookwolkje in de lucht, waarna iets
later de ‘pang’ volgt.
Een worp huizen. Enkele
daarvan hebben Engelse of Duitse bewoners: hun namen kun je niet missen naast
de brievenbus. Spanjaarden wonen eerder anoniem, denk ik. Met een van deze
autochtonen maak ik een praatje. Het gehucht waar ik nu ben, heet ‘Salto’ en
dat woord betekent zowel ‘sprong’ als ‘gat’. Vanwege al die kloven hier, houd
ik het op de tweede betekenis. En of ik foto’s kom maken van de optocht.
Daarvan weet ik niks en het blijkt dat die eerdere knallen bij
processiebegeleidend vuurwerk horen. Even later komt de stoet voorbij, met op
kop mannen die pijlen afschieten. Een beeld van Maria wordt onder gezang de
heuvel op gedragen.
Het is al bij al een
mooie tocht en weer thuis bekijk ik de kaart nog eens grondig. Die blijkt inderdaad
wat grofmazig. Op een meer gedetailleerde uitvoering staat de afslag die ik in
Granadilla had moeten pakken. Daar kan ik het de komende weken nog wel eens op
aanleggen. Of zo laten. Alles in
het leven is achteraf bekeken gemakkelijker. Soit.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten